ECLI:NL:TGZRZWO:2020:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 019/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:109
Datum uitspraak: 09-10-2020
Datum publicatie: 09-10-2020
Zaaknummer(s): 019/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht naar aanleiding van het door beklaagde onvoldoende serieus nemen van de klachten van klaagster en het missen van de juiste diagnose. Klacht ongegrond nu beklaagde voldoende de regie heeft gevoerd en de klachten van klaagster voldoende serieus heeft genomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 9 oktober 2020 naar aanleiding van de op 12 februari 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.J. de Groot, verbonden aan VvAA- Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 30 juni 2020 gehouden gehoor in het kader van het  

   vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1965, meldde zich op 2 oktober 2019 met klachten van acute diarree bij de praktijk van beklaagde. Zij was pas teruggekomen van haar vakantie uit het buitenland.

Klaagster heeft telefonisch contact gehad met de assistente. In het huisartsenjournaal staat opgetekend:

S      D:gisteren terug gevlogen vanuit het buitenland.

          Misselijk en koorts niet gemeten, diarree waterdun, hele tijd door

          Immodium ingenomen maar helpt niet.

          Krampen gi.avond, vandaag nauwelijks.

          Voelt zich beroerd.

 E       Diarree

 P       voor nu afwachten, geen immodium. Kleine beetjes blijven drinken

          Eventueel ORS. Bij aanhoudende klachten of toename opnieuw

          contact.”

De huisarts heeft een recept voor Verapamil Tablet 240 mg gegeven.

Een assistente van de huisartsenpraktijk heeft vermeld in het journaal dat klaagster op donderdag 3 oktober 2019 contact heeft gezocht met de praktijk van beklaagde en verzocht om een visite. Klaagster gaf aan dat ze niet op haar benen kon staan, ze was helemaal slap. Volgens klaagster zat er geen bloed bij de ontlasting. Wel had ze een kramperige pijn onder in de buik.

De assistente heeft overleg gepleegd met beklaagde. Beklaagde heeft aangegeven dat een visite niets zou toevoegen. Het advies van de huisarts was om kleine beetjes te drinken, ORS in te nemen en hulp in te schakelen voor klaagsters verzorging. Met klaagster werd afgesproken dat zij bij aanhoudende klachten opnieuw contact met de praktijk moest opnemen.

Klaagster heeft in de middag opnieuw contact opgenomen met de praktijk van beklaagde. Zij meldde een toename van onhoudbare buikpijn en waterdunne diarree. Klaagster had nog niets tegen de pijn ingenomen. Op basis van deze klachten werd alsnog een visite voor het eind van de middag ingepland.

Beklaagde noteerde omtrent deze visite:

O      Bij aankomst, alerte vrouw,

          wel goed aanspreekbaar, geen koorts

         Geen buikpijn, wel zichtbaar malaise en braakneigning

          Geen acute buik

E        diarree dd enteritis

P        Ondersteund, en consult met uitleg. VEEL drinken en hulp

          inschakelen.”

In de periode van 4 tot en met 6 oktober 2019 heeft klaagster geen contact opgenomen met de praktijk van beklaagde of met de huisartsenpost.

Op 7 oktober 2019 is er opnieuw contact geweest en is, vanwege de persisterende klachten, verder onderzoek ingezet, te weten een feceskweek en bloedonderzoek.

In het huisartsenjournaal is door de assistent genoteerd:

S      E: bij mw. langs geweest, feceskweek, labformulieren en haar

          medicatie gebracht. (…)

 O      Mw. ziet er slecht uit, erg bleek. Warrig en reageert traag. Haar

          lippen zijn droog en gebarsten.

E        Enteritis

P        ORS + domperidon tablet toegediend. Mw. geeft aan voldoende te

          drinken, telkens na een wc bezoek en meer. Heeft vegetatieve

          verschijnselen, zoals licht in het hoofd zijn en zweet aanvallen en

          koude rillingen. Had geen thermometer in huis, voorhoofd voelde

          niet per definitie heet aan. Aangegeven dat mw. moet bellen

          wanneer ze komende uren achteruit gaat.”

Een andere assistente heeft die dag telefoon gehad van de prikpost dat het niet gelukt was om bloed af te nemen bij klaagster. De volgende dag zou het nog een keer geprobeerd worden. De feceskweek was wel gelukt. Vanwege de aanhoudende klachten van klaagster en de melding daarvan door de assistente, is er een visite afgesproken voor het einde van de dag.

In de middag heeft beklaagde klaagster gebeld om te vragen hoe het ging. Klaagster heeft beklaagde verteld dat een buurvrouw voor haar zorgde. Klaagster gaf aan dat ze amper een beschuit binnen kreeg en in het weekend bezoek van een collega heeft gehad. De diarree bleef fors aanhouden. Beklaagde heeft opgetekend dat klaagster wel krachtig klonk. Klaagster gaf aan dat zij probeerde te drinken en alle adviezen opvolgde. Klaagster meldde dat thee er wel in bleef en dat ze af en toe immodium had ingenomen.

Klaagster vertelde dat er vijf kilo gewichtsverlies was, de diarree stond op de voorgrond, niet de misselijkheid.

Tijdens de visite die namiddag constateerde beklaagde dat er geen sprake was van ernstige dehydratie of een acute buik. Zij noteerde daarover:

S      Visite aan huis, niet heel ziek

          Wel verzwakte dame, iets droge tong, ABC stabiel

          Abdomen FORSE peristaltiek

          diffuus iets drukpijnlijk: geen acute buik

E        gastro enteritis

P        Morgenochtend cito LAB

          feceskweek is opgestuurd

          Morgen bij verslechtering, PM insturing

          Nu veel ORS en domperidon, proberen intake te verbeteren,

         vriendin is aanwezig om dit te ondersteunen

U        Alg lichamelijk onderzoek SGR RRDI 60.0mmHg

          RRSY 120.0 mmHg TEMP 37.0°C POLS:67.0 aantal/min”

De volgende ochtend, te weten 8 oktober 2019, heeft klaagster naar de praktijk gebeld met de vraag wanneer iemand zou komen voor het bloedprikken die dag. Klaagster was moeilijk verstaanbaar en alleen thuis.

Diezelfde ochtend heeft beklaagde opnieuw een visite afgelegd. Beklaagde concludeerde dat de dehydratie was toegenomen en heeft klaagster, in overleg met internist F, op basis van gastro enteritis ingestuurd naar de spoedeisende hulp (SEH) van het G. Daar werd een salmonellabesmetting geconstateerd. Klaagster is als gevolg van voornoemde besmetting van 8 oktober 2019 tot en met 14 oktober 2019 opgenomen geweest in het ziekenhuis.  

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat beklaagde de klachten van klaagster onvoldoende serieus heeft genomen, dat zij klaagster niet verder heeft laten onderzoeken ondanks de zorgwekkende signalen en het verzoek van klaagster om een bloedonderzoek te doen, dat beklaagde de juiste diagnose heeft gemist met als gevolg dat klaagster zieker is geworden en in kritieke toestand in het ziekenhuis is beland, en dat klaagster zelf alles moest initiëren.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert met betrekking tot de verschillende klachtonderdelen -zakelijk weergegeven- het volgende aan. Beklaagde heeft serieus geluisterd naar de klachten van klaagster. Zij heeft klaagster zorgvuldig onderzocht en uitgebreide uitleg gegeven tijdens de afgelegde thuisvisites bij klaagster. Beklaagde heeft de NHG-standaard acute diarree gevolgd en daarop haar beleid gebaseerd. Zij heeft naast de diagnose diarree in de differentiaal diagnose ook een gastro-enteritis meegenomen. Er waren tot dinsdag

8 oktober 2019 geen alarmsymptomen die insturen naar het ziekenhuis noodzakelijk maakten. Beklaagde voert aan dat zij met haar handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven en de klacht ongegrond is.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college overweegt, met betrekking tot het verwijt van klaagster dat beklaagde de klachten onvoldoende serieus heeft genomen en klaagster niet verder heeft laten onderzoeken, als volgt. Op 2 oktober 2019 is er contact geweest met de assistente en is aangegeven dat bij aanhoudende of toenemende klachten weer contact mocht worden opgenomen. Gelet op het medisch dossier hebben er vervolgens op 3, 7 en 8 oktober 2019 telefonische consulten plaatsgevonden. Tevens is er op de ochtend van 7 oktober 2019 vanuit beklaagde telefonisch contact gezocht met klaagster om te vragen naar de situatie van klaagster. Daarnaast zijn er op 3, 7 en 8 oktober 2019 visites afgelegd waarbij lichamelijk onderzoek is verricht. Ook is tijdens de visites uitleg gegeven over mogelijke ziekteverwekkers en is het expectatieve beleid met betrekking tot het toedienen van antibiotica uitgelegd. Op maandag 7 oktober 2019 is bloedonderzoek en feceskweek ingezet. Daarnaast is op 7 oktober 2019 de afspraak gemaakt om bij verslechtering klaagster de volgende dag in te sturen naar het ziekenhuis. Dat is ook gebeurd.  

Beklaagde heeft in lijn gehandeld met de NHG-standaard acute diarree. Acute diarree komt zeer veel voor en gaat meestal vanzelf over. Een feceskweek hoeft zelden te worden ingezet blijkt uit de NHG-standaard acute diarree en daar moet terughoudend mee worden omgegaan. Een salmonellabacterie is in slechts 1% van de gevallen de oorzaak van acute diarree. Beklaagde heeft dus de NHG-standaard acute diarree gevolgd, de daarin voorgeschreven adviezen gegeven en beklaagde heeft zowel lichamelijk als aanvullend onderzoek (laten) verricht(en). Bovendien heeft beklaagde vanaf de melding van de klachten de mogelijkheid van een salmonellabacterie in de differentiaal diagnose meegewogen en met klaagster besproken.

Op donderdag 3 oktober 2019 waren er nog geen symptomen van uitdroging (dehydratie) die wijziging van het door beklaagde ingezette beleid noodzakelijk maakten. Op maandag 7 oktober 2019 heeft beklaagde na informatie van de doktersassistente een visite afgelegd bij klaagster en haar zorgvuldig onderzocht. Beklaagde heeft daarbij geconcludeerd dat op dat moment geen sprake was van alarmsymptomen die direct insturen noodzakelijk maakten. Afgesproken is toen om, als er geen verbetering zou komen in de nacht, klaagster de volgende dag in te sturen. De volgende ochtend heeft beklaagde dat ook gedaan. Die dinsdagmorgen 8 oktober 2019 concludeerde beklaagde toename van uitdrogingsverschijnselen. Dit heeft beklaagde, in overleg met de internist, doen besluiten klaagster in te sturen naar de SEH.

Het college is gelet op het voorgaande van oordeel dat uit de stukken blijkt dat beklaagde de klachten van klaagster serieus heeft genomen. Beklaagde heeft conform de geldende richtlijnen gehandeld, voldoende lichamelijk onderzoek gedaan en naast diarree in de differentiaal diagnose ook gastro-enteritis opgenomen. In 1% van de gevallen is een salmonellabacterie de veroorzaker van acute diarree. Er is dus geen sprake van een gemiste diagnose in tuchtrechtelijk verwijtbare zin. Beklaagde heeft op de momenten dat contact is gezocht met de huisartspraktijk voldoende gereageerd en vervolgonderzoek ingezet. Dat deze vervolgonderzoeken op initiatief van klaagster zouden zijn geweest is het college niet gebleken. Er waren tot dinsdag 8 oktober 2019 geen alarmsymptomen bij klaagster die hadden moeten leiden tot eerder insturen naar het ziekenhuis. Het verloop van de salmonellabesmetting bij klaagster is beduidend ernstiger geweest dan gemiddeld. 

Derhalve kan, gelet op het bovenstaande en gezien het medisch dossier, het verwijt dat beklaagde de klachten onvoldoende serieus heeft genomen en de klachten niet verder heeft laten onderzoeken, niet slagen.

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M.D. Klein Leugemors en M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

voorzitter

           secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.