ECLI:NL:TGZRSGR:2020:98 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-213b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2020:98 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-08-2020 |
Datum publicatie: | 18-08-2020 |
Zaaknummer(s): | 2019-213b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft beklaagde driemaal geconsulteerd. Uit het medisch dossier van klager blijkt dat beklaagde bij ieder consult de anamnese heeft afgenomen, onderzoek heeft gedaan en steeds adequaat actie heeft ondernomen naar aanleiding van de klachten waarmee klager zich op het consult presenteerde. Het College kan klager niet volgen in zijn stelling dat beklaagde hem onvoldoende heeft gehoord of onvoldoende zorg heeft verleend. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
verblijvende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
beklaagde.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 25 september 2019;
- het aanvullend klaagschrift;
- de brief van klager, ingekomen op 2 januari 2020;
- de brieven van klager (de eerste met bijlagen), ingekomen op respectievelijk 3 en 6 januari en 5 februari 2020;
- de brief van detentiezorg, ingekomen op 13 maart 2020;
- de medische machtiging van klager;
- het verweerschrift met bijlagen.
1.2
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 Het College heeft de klacht op 7 juli 2020 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klager heeft een historie van niet-aangeboren hersenletsel na CVA-klachten. In 2012 heeft hij een hersenbloeding doorgemaakt en op 3 maart 2019 is hij na een onwelwording thuis naar de Spoedeisende Hulp van het D te E gebracht. Op de CT-scan waren vlekken op de hersenen te zien, die mogelijk overblijfselen waren van de eerdere hersenbloeding. Klager is niet in het ziekenhuis opgenomen. Op weg naar huis heeft klager een diefstal begaan, waarna hij gedetineerd is geraakt in Penitentiaire Inrichting B (hierna: PI). Hierdoor heeft een vervolgconsult bij neurologie naar aanleiding van de CT-scan geen doorgang gevonden.
2.2 In verband met chronische hoofdpijn heeft klager meermalen de dienstdoende huisartsen van de PI geconsulteerd. Klager is in verband met hypertonie nek, differentiaal diagnose spanningshoofdpijn, doorverwezen naar de neuroloog. Voorts was hij onder behandeling van een psychiater, een psycholoog en een fysiotherapeut.
2.3 Klager heeft beklaagde op 11 maart 2019 geconsulteerd in verband met dagelijkse hoofdpijn, druk op de linkerzijde van het hoofd en oor. Beklaagde heeft de anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht. Voorts heeft zij klager in kennis gesteld van de uitslag van de CT-scan die een collega van beklaagde op 5 maart 2019 had opgevraagd. De conclusie daarvan was: geen aanwijzing voor een nieuw CVA of een tumor. Naar aanleiding van haar bevindingen heeft beklaagde geconcludeerd dat klager last had van spanningshoofdpijn en heeft zij hem verwezen naar de fysiotherapeut en hem een zoutoplossing neusspray voor de oorklacht voorgeschreven.
2.4 Op 20 mei 2019 heeft de verpleegkundige beklaagde geraadpleegd omdat klager had gemeld dat hij zijn dagmedicatie was kwijtgeraakt. Beklaagde heeft na dossieronderzoek geoordeeld dat klager de volgende dag weer zijn medicatie zou krijgen en dat er geen medicatie was die niet gemist kon worden.
2.5
Beklaagde zag klager op 8 juli 2019 voor de tweede maal op een consult, dit was in
verband met pijn in de nek, uitstralend naar de schouders. Klager uitte tevens ongerustheid
in verband met een medisch belaste familiegeschiedenis. Beklaagde heeft klager nogmaals
verwezen naar de fysiotherapeut, in verband met hypertonie van de schoudergordel,
en hem gezegd dat zij met de neuroloog van het D zou overleggen. Na het consult heeft
beklaagde met zowel de huisarts van klager als de neuroloog overleg gehad. De neuroloog
gaf aan dat hij de uitslag van de CT-scan niet had ontvangen en hij sprak met beklaagde
af dat de medische dienst van de PI deze zal opvragen en doorsturen naar het D, waarna
telefonisch overleg tussen beklaagde en de neuroloog van D zou volgen.
2.6 Klager is op 15 juli 2019 voor de derde maal bij beklaagde op consult gekomen. Hij uitte ongerustheid over een eventuele hersenaandoening. Klager gaf aan dat hij ook de neuroloog in het F had geconsulteerd, waarna de PI aldaar informatie heeft ingewonnen.
2.7 Op respectievelijk 16 en 18 juli 2019 heeft beklaagde de desbetreffende informatie van het F en neurochirurgie G ontvangen. Op 22 juli 2019 heeft beklaagde wederom overleg gehad met de poli neurologie van het D en afgesproken dat de informatie van het G aan de neuroloog zou worden doorgestuurd. Op 29 juli heeft beklaagde de uitslagen telefonisch met de neuroloog van het D besproken en vast een verwijsbrief gemaakt voor de polikliniek neurologie van het D voor na de detentie van klager, die volgens het systeem was voorzien op 25 augustus 2019. Omdat de detentie van klager in juni 2019 echter met twee jaar detentie was verlengd als gevolg van een maatregel Inrichting Stelselmatige Daders en klager daartegen in beroep was gekomen, heeft beklaagde gezegd de uitspraak in beroep eerst af te wachten. Als er meer duidelijkheid was over de datum einde detentie, dan kon de verdere verwijzing naar de neuroloog worden gepland.
3.
De klacht
Klager verwijt de beklaagde, zakelijk weergegeven, dat zij niet goed met hem als patiënt is omgegaan en hem schade heeft toegebracht door hem te negeren.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Klager heeft beklaagde driemaal geconsulteerd. Uit het medisch dossier van klager blijkt dat beklaagde bij ieder consult de anamnese heeft afgenomen, onderzoek heeft gedaan en steeds adequaat actie heeft ondernomen naar aanleiding van de klachten waarmee klager zich op het consult presenteerde. Zij heeft medische informatie opgevraagd en meermalen met de betrokken neuroloog in het D overleg gepleegd. Uit de verrichte scans bleek niet van een nieuw CVA of tumor. Beklaagde heeft voor klager een verwijzing naar de neuroloog gemaakt, bedoeld om die uitslagen te bespreken en verder beleid uit te zetten. Weliswaar is die verwijzing ‘on hold’ gezet in verband met onduidelijkheid over het moment waarop de detentie zou eindigen, maar nu de verwijzing niet spoedeisend was, heeft beklaagde daarmee niet gehandeld in strijd met de zorg die van haar jegens klager verwacht mocht worden. Het College kan klager niet volgen in zijn stelling dat beklaagde hem onvoldoende heeft gehoord of onvoldoende zorg heeft verleend.
5.2 Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 augustus 2020 door A.E.B. ter Heide, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, V.M. Schijf, G.J. Dogterom en A.G.M. Beckers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het College u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.