ECLI:NL:TGZRSGR:2020:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-213a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2020:97 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-08-2020 |
Datum publicatie: | 18-08-2020 |
Zaaknummer(s): | 2019-213a |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De rol van beklaagde ten aanzien van klager is beperkt tot drie acties, waarvan eenmaal een administratieve actie, eenmaal heeft hij akkoord op een recept gegeven en eenmaal heeft hij met klager de uitslag van een MRI-scan besproken. Beklaagde heeft klager gerustgesteld en een opvolgadvies gegeven. Het College kan niet volgen in zijn stelling dat beklaagde hem onvoldoende heeft gehoord dan wel onvoldoende zorg heeft verleend. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
verblijvende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
beklaagde.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 25 september 2019;
- het aanvullend klaagschrift;
- de brief van klager, ingekomen op 2 januari 2020;
- de brieven van klager (de eerste met bijlagen), ingekomen op respectievelijk 3 en 6 januari en 5 februari 2020;
- de brief van detentiezorg, ingekomen op 13 maart 2020;
- het verweerschrift met bijlagen.
1.2
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 Het College heeft de klacht op 7 juli 2020 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klager heeft een historie van niet-aangeboren hersenletsel na CVA-klachten. In 2012 heeft hij een hersenbloeding doorgemaakt en op 3 maart 2019 is hij na een onwelwording thuis naar de Spoedeisende Hulp van het D te E gebracht. Op de CT-scan waren vlekken op de hersenen te zien, die mogelijk overblijfselen waren van de eerdere hersenbloeding. Klager is niet in het ziekenhuis opgenomen. Op weg naar huis heeft klager een diefstal begaan, waarna hij gedetineerd is geraakt in de Penitentiaire Inrichting B (hierna: PI). Hierdoor heeft een vervolgconsult bij neurologie naar aanleiding van de CT-scan geen doorgang gevonden.
2.2 In verband met chronische hoofdpijn heeft klager meermalen de dienstdoende huisartsen van de PI geconsulteerd. Klager is in verband met hypertonie nek, differentiaal diagnose spanningshoofdpijn, doorverwezen naar de neuroloog. Voorts was hij onder behandeling van een psychiater, een psycholoog en een fysiotherapeut.
2.3 Beklaagde is als waarnemend huisarts aan de medische dienst van de PI verbonden. Uit het medisch dossier van klager blijkt dat beklaagde op 16 juli 2019 de post heeft verwerkt en dat hij op 19 september 2019 akkoord heeft gegeven op het verzoek van een verpleegkundige van de PI, conform een verzoek van neurologie, om een recept voor amitriptyline 10 mg voor klager aan te maken.
2.4 Beklaagde heeft klager op 23 oktober 2019 eenmalig op het spreekuur gezien waarin hij met hem de uitslag van de gemaakte MRI-scan heeft besproken. Daaruit waren geen afwijkingen gebleken. Beklaagde heeft met klager een expectatief beleid afgesproken. Bij aanhouden klachten na vier tot zes weken retour.
3.
De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – dat beklaagde zich niet gehoord heeft gevoeld door de artsen van de medische dienst met betrekking tot zijn hoofdpijnklachten.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1
De rol van beklaagde ten aanzien van klager is beperkt tot drie acties, waarvan eenmaal
een administratieve actie, eenmaal heeft hij akkoord op een recept gegeven en eenmaal
heeft hij met klager de uitslag van een MRI-scan besproken. Beklaagde heeft een ondergeschikte
rol in het dossier van klager gehad. Alleen op 23 oktober 2019 heeft beklaagde klager
op een consult gezien. Uit de aantekeningen van dat consult blijkt dat beklaagde met
klager een uitslag van een MRI-scan heeft besproken, waaruit geen afwijkingen waren
gebleken. Beklaagde heeft klager gerustgesteld en een opvolgadvies gegeven. Het College
kan klager dan ook niet volgen in zijn stelling dat beklaagde hem onvoldoende heeft
gehoord dan wel onvoldoende zorg heeft verleend.
5.2 Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 augustus 2020 door A.E.B. ter Heide, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, V.M. Schijf, G.J. Dogterom en A.G.M. Beckers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het College u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.