ECLI:NL:TGZRSGR:2020:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-166

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:86
Datum uitspraak: 14-07-2020
Datum publicatie: 14-07-2020
Zaaknummer(s): 2019-166
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een arts. Beklaagde had de anamnese tijdens het huisbezoek bij klagers niet in de aanwezigheid van de consulente had mogen uitvoeren, in ieder geval niet zonder uitdrukkelijke en geïnformeerde toestemming van klaagster. Bij een anamnese met het oog op de belastbaarheid van een cliënt die een Wwb-uitkering ontvangt, worden vragen gesteld over de medische toestand en eventuele medische klachten van die cliënt. Dit betreft medische informatie, die bestaat uit (medische) persoonsgegevens. Zonder geïnformeerde toestemming van de cliënt mag een degelijke anamnese in ieder geval niet in de aanwezigheid van een consulent worden afgenomen. Beklaagde heeft nagelaten zich er van te vergewissen of klaagster die toestemming heeft gegeven en mocht dat in ieder geval niet afleiden uit het feit dat klagers de consulente toestemming hebben gegeven hun woning te betreden. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige afgewezen. Waarschuwing.  

Datum uitspraak: 14 juli 2020

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

en

C ,

wonende te B,

klager,

Gemachtigde van beiden: mr. A. van Deuzen, werkzaam te Amsterdam,

tegen:

D , arts

werkzaam te B,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 27 juni 2019;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          de repliek van 18 november 2019;

-          de brief van 15 april 2020 van de gemachtigde van klager, ontvangen op 17 april 2020.

1.2              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 2 juni 2020. Partijen, klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2.                  De feiten

2.1              Klagers ontvangen een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Deze wet wordt uitgevoerd door E, een gezamenlijke sociale dienst van de gemeenten F, B en G. Bij de uitvoering van de regelgeving maakt E gebruik van H, een re-integratie- en SW-bedrijf. Ter uitvoering van de Participatiewet voert H in opdracht van E onderzoeken uit. Beklaagde verricht als arts in opdracht van H onderzoeken naar belastbaarheid van cliënten van E uit.

2.2              Voor de klacht van klagers is relevant het onderzoek dat H heeft uitgevoerd bij klaagster. Nadat eerdere pogingen tot contact op het kantoor van H en een huisbezoek niet tot contact hadden geleid, heeft H besloten tot een nieuw huisbezoek bij klaagster op 16 oktober 2018. Aan beklaagde is gevraagd om op die datum bij klaagster een belastbaarheidsonderzoek uit te voeren.

2.3              Op 16 oktober 2018 hebben heeft beklaagde klagers in hun woning bezocht en bij klaagster een belastbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is uitgevoerd in aanwezigheid van een consulente van H. Tijdens het huisbezoek heeft beklaagde met klaagster over haar medische situatie en haar klachten gesproken en daarmee een anamnese afgenomen. Beklaagde heeft klaagster met het oog op het inwinnen van informatie in de behandelende sector gevraagd een medische machtiging te ondertekenen. Klaagster heeft dat geweigerd. Naar aanleiding van het bezoek heeft beklaagde een rapportage opgesteld, waarin zij concludeert dat er tijdens het onderzoek geen objectiveerbare afwijkingen zijn die een traject naar werk in de weg staan en zij adviseert om klaagster te laten starten met een traject naar passend werk.

Over het huisbezoek op 16 oktober 2020 hebben klagers een aantal bezwaren die voorwerp van deze klacht zijn.

3.                  De klacht

Klagers verwijten beklaagde, zakelijk weergegeven, dat zij:

1)             een medisch onderzoek heeft verricht naar klaagster in aanwezigheid van de consulente van H op wie het medisch beroepsgeheim en het medisch tuchtrecht niet van toepassing is;

2)             als basisarts een belastbaarheidsonderzoek heeft verricht, terwijl dit is voorbehouden aan een verzekerings- of bedrijfsarts;

3)             klaagster een medische machtiging heeft willen laten ondertekenen die veel te ver gaat en al 10 jaar niet meer gangbaar is.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

Klachtonderdeel 1)

5.1              Niet in geschil is dat de consulente van H tijdens het gehele huisbezoek aanwezig is geweest. Beklaagde heeft aangegeven dat de consulente aanwezig was met het oog op de vaststelling van de identiteit van klaagster en het stellen van een aantal formele vragen. Klagers hebben ook toestemming gegeven voor de aanwezigheid van de consulente. Beklaagde heeft verder gewezen op het nut van de aanwezigheid van de consulente om klaagster te leren kennen en haar in de toekomst te kunnen begeleiden. Beklaagde heeft er verder op gewezen dat het medisch onderzoek zich heeft beperkt tot een anamnese en dat wanneer zij lichamelijk onderzoek zou hebben willen verrichten, zij de consulente zou hebben gevraagd om daarbij niet aanwezig te zijn. Tenslotte heeft beklaagde aangegeven dat de consulent een geheimhoudingsplicht heeft.

5.2              Het College is, anders dan beklaagde, van oordeel dat zij de anamnese tijdens het huisbezoek niet in de aanwezigheid van de consulente had mogen uitvoeren, in ieder geval niet zonder uitdrukkelijke en geïnformeerde toestemming van klaagster. Bij een anamnese met het oog op de belastbaarheid van een cliënt die een Wwb-uitkering ontvangt, worden vragen gesteld over de medische toestand en eventuele medische klachten van die cliënt. Dit betreft medische informatie, die bestaat uit (medische) persoonsgegevens. Zonder geïnformeerde toestemming van de cliënt mag een degelijke anamnese in ieder geval niet in de aanwezigheid van een consulent worden afgenomen. Beklaagde heeft nagelaten zich er van te vergewissen of klaagster die toestemming heeft gegeven en mocht dat in ieder geval niet afleiden uit het feit dat klagers de consulente toestemming hebben gegeven hun woning te betreden. Daarmee heeft beklaagde niet gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Klachtonderdeel 2)

5.3              Beklaagde heeft toegelicht dat zij geruime tijd als huisarts werkzaam is geweest en nadien vele honderden belastbaarheidsonderzoeken heeft gedaan. Gelet op de in de medische rapportage opgenomen algemene vraagstelling, die gericht is op het krijgen van een antwoord op de vraag of een onderzochte belastbaar is voor (een traject naar) arbeid, het aantal uren en bijzonderheden daaromtrent, is voor een dergelijk onderzoek niet een specialistische opleiding, zoals een opleiding tot verzekerings- of bedrijfsarts vereist. Beklaagde had daarom voldoende deskundigheid om het onderzoek te doen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 3)

5.4              Beklaagde heeft aangegeven dat zij bij het onderzoek inderdaad een ouder machtigingsformulier met ruime formulering heeft gebruikt. Zij heeft aangegeven dat het formulier de mogelijkheid biedt om de te verlenen machtiging te concretiseren of te beperken. Verder heeft zij er op gewezen dat op het ter ondertekening aangeboden formulier de naam van de medische hulpverlener zou worden vermeld. Tenslotte heeft zij gesteld dat wanneer zij de machtiging zou hebben gekregen zij in haar vraagstelling aan de medische hulpverlener(s) een concrete, op de afgenomen anamnese gebaseerd vraagstelling zou hebben opgenomen.

5.5              Het College stelt vast dat het niet inhoudelijk ingevulde machtigingsformulier inderdaad ruim is geformuleerd. Een dergelijk machtiging dient zo concreet mogelijk te zijn geformuleerd, zodat daaruit blijkt aan welke medische hulpverlener, voor welke concrete informatie en met welk doel machtiging wordt verleend. Het College heeft, gelet op het verhandelde ter zitting, geen reden om te twijfelen aan de stelling van beklaagde dat het door klaagster te ondertekenen formulier door middel van aanpassingen meer concreet kon worden gemaakt door aan te geven dat deze alleen op de huisarts van klaagster betrekking had en evenmin aan de stelling van beklaagde dat zij de machtiging alleen zou hebben gebruikt voor een concrete aan de huisarts van klaagster gerichte vraagstelling gebaseerd op de door haar afgenomen anamnese. Gelet hierop heeft beklaagde door gebruikmaking van het betreffende formulier niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom ook ongegrond. Overigens heeft beklaagde aangegeven dat zij inmiddels met een aangepast machtigingsformulier werkt.

5.6              De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk, te weten waar het klachtonderdeel 1)  betreft, gegrond is. Beklaagde had niet mogen toestaan dat de consulente bij het afnemen van de anamnese aanwezig was en had er in de gegeven omstandigheden niet op mogen vertrouwen dat klaagster daarvoor toestemming had verleend. Het College acht daarom in dit geval de oplegging van een waarschuwing, zijnde een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken, passend.

6.         De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht gegrond voor zover het klachtonderdeel 1) betreft;

-           legt op de maatregel van waarschuwing

-           wijst de klacht voor het overige af.

Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, E.G. van der Jagt, J.G.M. van Eekelen en R.P. van Straaten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2020.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.