ECLI:NL:TGZRSGR:2020:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-222a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2020:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-07-2020 |
Datum publicatie: | 21-07-2020 |
Zaaknummer(s): | 2019-222a |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Naar aanleiding van een 112-melding door omstanders werd beklaagde betrokken bij het vervoer en onderzoek van klager. Naar aanleiding van de bevindingen, mede gelet op de hoofdwond, heeft beklaagde op goede gronden geoordeeld dat op basis van het Landelijk Protocol Ambulancezorg vervoer van klager naar de SEH geïndiceerd was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, verpleegkundige,
werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo werkzaam te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 7 oktober 2019;
- telefoonnotitie van 24 oktober 2019 van gesprek met klager;
- een aanvullend klaagschrift met bijlagen d.d. 3 november 2019;
- brief van 4 december 2019, met bijlage, ingekomen op 6 december 2019 van D, lid van de Raad van Bestuur van E;
- het verweerschrift met bijlage;
1.2
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 Het College heeft de klacht op 10 juni 2020 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klager is op 14 juni 2019 op F in B van zijn fiets gevallen en buiten bewustzijn geraakt. Door omstanders is via 112-melding gedaan van het ongeval.
2.2 Beklaagde is sinds oktober 2017 als ambulanceverpleegkundige werkzaam bij E.
Na de 112 melding is beklaagde met de ambulance naar de plaats van het ongeval gegaan. Op straat werd klager met een hoofdwond aangetroffen. Toen was al politie aanwezig.
2.3 Aan klager werd medegedeeld dat het noodzakelijk was dat klager naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis (SEH) vervoerd zou worden voor nader onderzoek. Voordat klager naar het ziekenhuis vervoerd zou worden, wilde beklaagde klager eerst lichamelijk onderzoeken. Klager wilde dit niet en verzette zich hier fysiek en verbaal tegen.
2.4 Klager is vervolgens onder begeleiding van de politie zeer summier lichamelijk onderzocht, waarna werd besloten dat klager voor nader onderzoek naar het ziekenhuis vervoerd moest worden.
3.
De klacht
Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven dat hij klager onder dwang heeft behandeld, zonder dat er sprake was van een inbewaringstelling in het kader van de wet Bopz.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Naar aanleiding van een 112-melding door omstanders werd beklaagde betrokken bij het vervoer en onderzoek van klager. Toen beklaagde ter plekke aankwam, was klager volgens beklaagde bij kennis, maar oogde hij verward en was hij slecht georiënteerd in tijd en plaats. Tevens leek er sprake te zijn van een alcoholintoxicatie. Het College heeft geen aanleiding om aan deze waarnemingen te twijfelen. Ondanks fysiek en verbaal verzet heeft beklaagde klager, met hulp van een aanwezige politieagent, summier lichamelijk kunnen onderzoeken. Dit onderzoek was terecht, zeker gelet op de hoofdwond van klager.
5.2 Naar aanleiding van de bevindingen, mede gelet op de hoofdwond, heeft beklaagde op goede gronden geoordeeld dat op basis van het Landelijk Protocol Ambulancezorg vervoer van klager naar de SEH geïndiceerd was.
5.3
Het College is daarom van oordeel dat beklaagde aldus geheel heeft gehandeld volgens
de geldende richtlijnen. Er kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Beklaagde
heeft juist, ondanks het feit dat klager hem verbaal en fysiek agressief benaderde,
steeds in het belang van klager gehandeld.
5.4
Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden
verklaard.
5.5 Voor de volledigheid merkt het College nog op dat beklaagde niet bij de verdere behandeling van klager is betrokken. Voor zover de klacht betrekking heeft op het verdere beloop, gaat dit beklaagde niet aan.
6.
De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 juli 2020 door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, I.K. Spros, lid-jurist, K.C. Timm-van Ruitenburg, M. Houtlosser en E.M. Rozemeijer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Braspenning-Groeneveld, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.