ECLI:NL:TGZRSGR:2020:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-160b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:39
Datum uitspraak: 03-03-2020
Datum publicatie: 03-03-2020
Zaaknummer(s): 2019-160b
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Beklaagde is sinds 1 mei 2019 niet meer betrokken bij de behandeling van klaagster. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat beklaagde zich nadien nog heeft bemoeid met klaagsters behandeling en/of opname. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

destijds wonende te B,

thans wonende te C,

klaagster,

gemachtigde: D, haar partner,

tegen:

E, verpleegkundige,

werkzaam te F,

beklaagde,

gemachtigde: mr. drs. P. de Zeeuw, werkzaam te Amsterdam.

1.            Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juli 2019;

-      aanvullend klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 26 juli 2019;

-      aanvullend klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 31 juli 2019

-      aanvullend klaagschrift, ontvangen op 13 augustus 2019;

-      aanvullend klaagschrift, ontvangen op 10 september 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      de repliek (reactie van klaagster op het verweerschrift);

-      de dupliek (reactie van beklaagde op de repliek).

1.2              Het College heeft de klacht op 21 januari 2020 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster en D zijn partners en woonden ten tijde van het indienen van de klacht samen.

2.2              Klaagster is sinds 1996 bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg en is sinds 2000 ambulant onder behandeling. Klaagster is gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type.

2.3                Beklaagde was tot 1 mei 2019 bij de behandeling van klaagster betrokken als sociaal-psychiatrisch verpleegkundige (spv’er) van het FACT-team (Flexible Assertive Community Treatment) bij G in B. Beklaagde is daarna gaan werken bij G, [….] in F.

2.4       In de periode daarna is klaagster enige tijd gedwongen en ook vrijwillig opgenomen geweest.

3.                  De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – dat klaagster bewust verward is gemaakt om klaagster op te laten nemen in de kliniek alwaar beklaagde vanaf 1 mei 2019 werkzaam is.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde zet vraagtekens bij de ontvankelijkheid van de klacht, omdat hij twijfelt of het  klaagschrift namens klaagster is ingediend. Beklaagde bestrijdt de klacht inhoudelijk. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Omtrent de ontvankelijkheid van het klaagschrift wordt als volgt overwogen. Het klaagschrift is ingediend door klaagsters partner namens klaagster. De partner en klaagster hebben het klaagschrift ondertekend. Daarom wordt in beginsel ervan uitgegaan dat het klaagschrift ook de wil van klaagster vertegenwoordigt. Toch zijn daar in dit geval aarzelingen over, gelet op de inhoud van het klaagschrift en van het dossier.

De definitieve beslissing over de ontvankelijkheid zal het College in het midden laten, waarbij het College veronderstellenderwijs aanneemt dat het klaagschrift ontvankelijk is.

Het klaagschrift wordt ongegrond geacht. Dit zal hierna worden toegelicht.

5.2              Beklaagde is sinds 1 mei 2019 niet meer betrokken bij de behandeling van klaagster. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat beklaagde zich nadien nog heeft bemoeid met klaagsters behandeling en/of opname.

5.3              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

-      verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 3 maart 2020 door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,

P.M. de Keuning, lid-jurist, I.M. Bonte, E.M. Rozemeijer en M. Houtlosser, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.