ECLI:NL:TGZRSGR:2020:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-271d
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2020:137 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-11-2020 |
Datum publicatie: | 17-11-2020 |
Zaaknummer(s): | 2019-271d |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Beklaagde heeft adequaat en zorgvuldig gehandeld. Dat klaagster onder de douche collabeerde is vervelend, maar valt beklaagde niet aan te rekenen. Beklaagde heeft hier adequaat op gereageerd door klaagster terug te helpen in bed en van het collaberen melding te maken bij de bij klaagster betrokken arts-assistent gynaecologie. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C , verpleegkundige,
werkzaam in het D te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 10 december 2020;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 30 maart 2020.
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
1.3 Het College heeft de klacht op 29 oktober 2020 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klaagster is op 25 september 2017 om 04:02 uur in het (destijds) D bevallen van haar zoon. Beklaagde heeft de dienstdoende arts-assistent gynaecologie, E (tegen wie ook een tuchtklacht is ingediend, onder referentie 2019-271b) tijdens de bevalling van klaagster als O&G verpleegkundige geassisteerd.
2.2 Na de bevalling bleek het perineum intact, met daarachter echter een diepe ruptuur. Deze ruptuur is vervolgens op de verloskamer gehecht door de superviserend gynaecoloog F (tegen wie ook een tuchtklacht is ingediend, onder referentie 2019-271c). Deze ingreep heeft ongeveer 1,5 uur geduurd en was om 6.30 uur klaar.
2.3 Op de kraamafdeling heeft klaagster wat te eten aangeboden gekregen en zijn er controles verricht. Klaagster had op dat moment een Hb van 6.6., een bloeddruk van 93/55 en een pols van 93/pm.
2.4 Vervolgens is klaagster door beklaagde uit bed geholpen en naar de douche begeleid. Bij de douche collabeerde klaagster, waarna beklaagde haar weer naar bed heeft geholpen. Beklaagde heeft het collaberen aan E gemeld, die daarover in het medisch dossier om 07.14 uur de volgende notitie heeft gemaakt:
“NB patiente ging douchen met verpleegkundige. Patiente collabeerde. Hb is labwaarts.”
2.5 Beklaagde heeft nadien geen betrokkenheid meer met klaagster gehad. Een collega van beklaagde heeft om 09:05 klaagster met behulp van een po-stoel opnieuw laten douchen.
3.
De klacht
Klaagster verwijt beklaagde slechte nazorg te hebben geleverd.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1
Het College is van oordeel dat beklaagde adequaat en zorgvuldig heeft gehandeld en
haar dus geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Uit het verweerschrift en het
medisch dossier volgt dat beklaagde klaagster heeft begeleid bij het naar de douche
gaan en het douchen. Er was naar aanleiding van de uitgevoerde controles geen indicatie
om klaagster op dat moment niet te laten douchen. Dat klaagster onder de douche collabeerde
is vervelend, maar valt beklaagde niet aan te rekenen. Beklaagde heeft hier adequaat
op gereageerd door klaagster terug te helpen in bed en van het collaberen melding
te maken bij de bij klaagster betrokken arts-assistent gynaecologie.
5.2 Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 17 november 2020 door E.J. Daalder, voorzitter,
E.M. Rozemeijer en K.C. Timm- van Ruitenburg, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
R. van der Vaart, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.