ECLI:NL:TGZRGRO:2020:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/29

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2020:4
Datum uitspraak: 12-03-2020
Datum publicatie: 12-03-2020
Zaaknummer(s): G2019/29
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen internist-hematoloog. Klager spreekt verweerder zowel aan in zijn hoedanigheid van arts en als van supervisor. Klager verwijt verweerder vooral dat hij in 2009 wegens een antibiotica-allergie niet tegen Mexicaanse griep gevaccineerd (H1N1-vaccin) had mogen worden. Kort nadien is klager in het ziekenhuis opgenomen waar hij volgens hem ten onrechte met TTP/HUS is gediagnosticeerd in plaats van ernstige bijwerkingen van het H1N1-vaccin in combinatie met een antibiotica-allergie. Voorts luidt het verwijt – kort samengevat – dat verweerder ondeskundig en onzorgvuldig heeft gehandeld. Het college deelt deze verwijten niet en verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Rep.nr. G2019/29

12 maart 2020

Def. 026

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

wijlen a,

klager,

voorheen wonende te B,

gemachtigde: C,

tegen

D,

werkzaam als internist-hematoloog te B,

verweerder,

BIG-reg.nr: -,

advocaat: mr. drs. M. Kremer.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 26 april 2019, ingekomen op 30 april 2019;

- het verweerschrift (met bijlagen) van 11 juni 2019, ingekomen op 11 juni 2019 per fax en op 12 juni 2019 per post;

- het medisch dossier, voor zover relevant, ingediend door verweerder en ingekomen op 13 juni 2019;

- de brief (met bijlagen) namens klager van 28 juli 2019, ingekomen op 29 juli 2019;

- de ongedateerde brief namens klager, ingekomen op 5 augustus 2019;

- het proces-verbaal, inclusief de twee daaraan gehechte bijlagen, van het op 26 augustus 2019 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van J. Wiersma-Veenhoven, plaatsvervangend secretaris van het college;

- de brief (met bijlagen) namens klager van 2 september 2019, ingekomen op 2 september 2019.

De klacht is behandeld in raadkamer.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Klager heeft op 7 november 2009 de H1N1-vaccinatie (vaccinatie tegen Mexicaanse griep) toegediend gekregen door zijn huisarts.

2.2

Op 20 november 2009 werd klager opgenomen in het E (hierna: het ziekenhuis) met de diagnose TTP/HUS (een zeldzame aandoening van de bloedstolling). De opname van klager – eerst op de intensive care en daarna op de verpleegafdeling F – heeft geduurd tot 22 december 2009. Verweerder is werkzaam als internist-hematoloog en was gedurende de opname als supervisor van de afdeling F betrokken bij de behandeling van klager.

2.3

Tijdens zijn opname in het E kreeg klager een tweede H1N1-vaccinatie. Dit gebeurde standaard bij patiënten – en het personeel – op de afdeling F.

2.4

Op 23 december 2009 werd klager gezien op de spoedeisende hulp van het G te H, waar de diagnose iCVA (ischemisch Cerebro Vasculair Accident, een herseninfarct) wordt gesteld.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven en kort samengevat – als volgt.

Klager verwijt verweerder dat:

1. hij een onjuiste diagnose heeft gesteld, namelijk ten onrechte TTP/HUS in plaats van ernstige bijwerkingen van het H1N1-vaccin in combinatie met een antibiotica-allergie;

2. hij onjuiste vervolgbehandelingen heeft ingezet op basis van de onjuiste diagnose;

3. hij ten onrechte een tweede H1N1-vaccinatie heeft laten toedienen;

4. hij gehandeld heeft op basis van onvoldoende kennis van de relevante verplichte vakliteratuur;

5. hij de antibiotica-allergie bij klager niet geduid heeft;

6. hij geen invulling heeft gegeven aan noodzakelijke en verplichte collegiale consultering tijdens de opnameperiode in het ziekenhuis;

7. hij geen verslaglegging heeft gerealiseerd zoals van overheidswege verplicht werd gesteld met betrekking tot de H1N1-vaccinatie;

8. de Batch-registratiecodering ontbreekt ten aanzien van de ontvangen H1N1-vaccins;

9. hij in samenspraak met de Raad van Bestuur van het ziekenhuis een communicatieblokkade heeft ingesteld jegens de gemachtigde van klager, om te verhinderen dat klagers medische situatie goed kon worden besproken;

10. hij onjuiste data en vermeldingen heeft opgenomen in het medisch dossier, correspondentie en de overige verslaglegging;

11. hij geen herinnering zegt te hebben aan de casus van klager;

12. er bij hem onduidelijkheid is over de ontvangen verwijsinformatie in 2009 en onvoldoende aan verslaglegging heeft gedaan;

13. er geen calamiteitenmelding is gedaan door het ziekenhuis in de periode 2009-2010;

14. hij onvoldoende etiologisch onderzoek heeft verricht, waardoor er een keten-kettingreactie heeft kunnen ontstaan bij klager met alle gevolgen van dien.

Voor zover de verwijten geen persoonlijk handelen van verweerder betreffen, wordt hij

aangeklaagd vanwege zijn verantwoordelijkheid als supervisor.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven en kort samengevat – als volgt.

Verweerder heeft de klacht in al zijn onderdelen bestreden, voor zover het hem duidelijk is wat hem concreet wordt verweten. De klachtonderdelen lijken allemaal gerelateerd te zijn aan de stelling van klager dat er een causaal verband bestaat tussen de toegediende H1N1-vaccinaties en wat klager nadien is overkomen. Verweerder is van mening dat dit niet het geval is. Er is destijds een juiste diagnose gesteld bij klager en hij heeft de juiste behandeling gekregen. De afwijkende waarden bij hem zijn daardoor toen ook genormaliseerd.

Op de afdeling hematologie, waar klager was opgenomen, liggen kwetsbare patiënten met een verzwakte weerstand. Vaccinaties zijn belangrijk om hen te beschermen tegen complicaties. Niet alleen de patiënten worden gevaccineerd, maar ook het personeel. Verweerder is van mening dat dit een juiste handelwijze is.

5. Beoordeling van de klacht

De klachtonderdelen zullen hier als geheel worden behandeld, waarbij opgemerkt wordt dat verweerder alleen tuchtcrechtelijk kan worden aangesproken op zijn persoonlijk handelen dan wel handelingen waarvoor hij als supervisor verantwoordelijk is. Het zeer uitgebreide klaagschrift – dat wat helderheid betreft wel wat te wensen overlaat – lijkt alles te omvatten wat er gedurende de opnameperiode in het ziekenhuis rondom klager heeft plaatsgevonden.

Verweerder wordt voor alles verantwoordelijk gehouden vanwege zijn rol als supervisor. Het college merkt op dat een supervisor net als andere zorgverleners in beginsel alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen of het handelen waartoe hij opdracht heeft gegeven dan wel dat onder zijn toezicht heeft plaatsgevonden.

De kern van de klacht is de volgens klager gestelde onjuiste diagnose. De overige klachten zijn hier allemaal een afgeleide van. Wat deze kern betreft, geldt dat het college van oordeel is dat niet is gebleken dat verweerder in 2009 met de diagnose TTP/HUS een onjuiste diagnose heeft gesteld. Het door klager veronderstelde verband tussen de H1N1-vaccinaties en de opgetreden ziektebeelden maakt dit niet anders. Deze veronderstelling van klager deelt het college overigens ook niet, aangezien de juistheid hiervan ook niet is gebleken. Nu het college er niet van overtuigd is geraakt dat er een onjuiste diagnose is gesteld, geldt dat de stelling dat er een onjuiste behandeling is ingezet op basis hiervan evenmin wordt gedeeld. Dat klager geen tweede H1N1-vaccinatie had mogen krijgen, is evenmin komen vast staan. Hetzelfde geldt voor de stelling dat er een antibiotica-allergie geduid had moeten worden door verweerder, nog daargelaten of hier sprake van was bij klager. Ook het verwijt dat verweerder niet volgens vakliteratuur heeft gehandeld treft geen doel. Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden wat betreft de medische behandeling van klager. De overige verwijten zien op ontbrekende verslaglegging, onjuiste data in het medisch dossier/de verslaglegging, de communicatie vanuit het ziekenhuis met klager en zijn gemachtigde. Voor zover het hier verwijten betreft die daadwerkelijk betrekking hebben op het handelen van verweerder zelf of handelen dat onder zijn directe verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, geldt dat het college in de onderbouwing daarvan geen aanknopingspunt aanwezig acht om klager hierin te volgen.

6. Slotsom

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond is.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door: W.P. Claus, voorzitter, W.J.W. Bos en C.M.F. Kruijtzer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2020 door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

b. Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

c. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

d. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.