ECLI:NL:TGZRGRO:2020:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/53

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2020:2
Datum uitspraak: 27-02-2020
Datum publicatie: 27-02-2020
Zaaknummer(s): G2019/53
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts in verband met het niet-voorschrijven van een (gewenst) medicijnmerk en de stelling dat de huisarts geweigerd zou hebben de juiste hoeveelheid inhalatiemedicatie (acht in plaats van dertien stuks) voor te schrijven. Huisarts heeft voor wat betreft het eerste klachtonderdeel aan het verzoek van klager voldaan, terwijl zij, alvorens de gewenste hoeveelheid inhalatiemedicatie voor te schrijven klager eerst wilde onderzoeken. Dit laatste is naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, maar juist zorgvuldig nu klager een nieuwe patiënt van haar was. Klacht kennelijk ongegrond.

Rep.or. G2019/53

27 februari 2020

Def. 022

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

A,

klager,

wonende te B,

tegen

C,

werkzaam als huisarts te B, verweerster,

gemachtigde: mr. drs. C. van der Kolk-Heinsbroek


1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 19 augustus 2019, ingekomen op 20 augustus 2019;

- het verweerschrift met bijlagen van 29 oktober 2019, ingekomen op 30 oktober 2019;

- het proces-verbaal van het op 14 november 2019 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van H.D. de Groot, plaatsvervangend secretaris van het college.

De klacht is behandeld in raadkamer.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Klager is op 18 maart 2019, na een verhuizing van D naar B en na een kennismakingsgesprek met een collega van verweerster, ingeschreven in de praktijk van verweerster. Op 18 april 2019 is het patiëntendossier van klager, inclusief het medicatieoverzicht van de vorige huisarts van klager, geïmporteerd in het RIS-systeem van verweerster.

2.2

De praktijk van verweerster ontving op 19 april 2019 van de apotheek de melding dat klager van zijn vorige huisarts 13 stuks inhalatiecorticosteroïden Alvesco (160 mg/60 dosis) per drie maanden voorgeschreven kreeg.

2.3

Op 23 april 2019 is vanuit de praktijk van verweerster een eerste herhaalrecept uitgeschreven voor 13 stuks inhalatiecorticosteroïden Alvesco. Gelijktijdig is klager gevraagd om een afspraak te maken om het gebruik van de COPD-medicatie te bespreken.


2.4

Verweerster heeft klager op 14 juni 2019 op haar spreekuur gezien. Daarbij heeft klager onder meer aangegeven dat hij bepaalde merken medicatie voorgeschreven wenste te krijgen.

Verweerster heeft bij die gelegenheid het belang van een longfunctietest (spirometrie) met klager besproken vanwege het chronische gebruik van inhalatiecorticosteroïden (Alvesco en Spiriva) door hem.

2.5

Klager heeft op 15 juli 2019 aan de apotheek gevraagd gebruik te kunnen maken van de herhaalservice via de apotheek. Daarbij is door de apotheek aangegeven dat de door klager gewenste hoeveelheid inhalatiecorticosteroïden ongewoon hoog is en dat alleen aan het verzoek van klager kan worden voldaan wanneer er een speciale aantekening van de huisarts op het recept staat.

2.6

In opdracht van verweerster heeft de praktijkverpleegkundige op 16 juli 2019 klager gebeld en hem uitgenodigd voor een astma/COPD controle. Deze afspraak is ingepland waarbij een formulier voor bloedonderzoek is klaargemaakt. Klager diende bij deze afspraak zijn inhalatiemedicatie mee te nemen. Voorts is er die dag een herhaalrecept uitgeschreven voor acht stuks inhalatiecorticosteroïden Alvesco.

2.7

Over dit laatste heeft klager op 22 juli 2019 zijn onvrede geuit bij de balie van de praktijk van verweerster, aangezien hij dertien stuks inhalatiecorticosteroïden Alvesco voorgeschreven wenste te krijgen. Door de assistente van verweerster is daarbij aan klager uitgelegd dat er een astma/COPD controle gepland stond, onder meer inhoudende een longfunctietest, aan de hand waarvan vervolgens het beleid zou worden bepaald. Klager heeft daarop te kennen gegeven niet tevreden te zijn en naar een andere huisartsenpraktijk over te willen stappen.

2.8

De praktijkverpleegkundige van de praktijk van verweerster heeft op 12 augustus 2019 telefonisch contact met klager opgenomen om hem te herinneren aan de met hem gemaakte afspraak voor eerdergenoemde controle met daarbij een longfunctietest. Klager heeft in reactie daarop aangegeven niet op de gemaakte afspraak te zullen verschijnen in verband met zijn wens zich over te laten schrijven naar een andere huisarts.

2.9

Vanaf 20 augustus 2019 is klager ingeschreven bij een andere huisartsenpraktijk.

3. De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Verweerster heeft volgens klager hem een ander merk medicijn willen voorschrijven (in plaats van het merk dat hij gebruikte) en heeft geweigerd hem de juiste hoeveelheid medicijnen (acht in plaats van dertien stuks) van de inhalatiecorticosteroïde Alvesco voor te schrijven.

4. Het verweer

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Verweerster geeft aan dat zij, voor wat betreft het door klager gewenste merk medicijn, voor zover dat binnen haar bereik ligt, aan de verzoeken van klager heeft voldaan. Volgens verweerster kan het haar niet verweten worden dat de apotheek dan wel de zorgverzekeraar de voorkeur geeft aan een generiek medicijn en dat de apotheek medicijnen verstrekt van verschillende fabrikanten.

Daar waar klager stelt dat verweerster weigerde hem de juiste hoeveelheid medicijnen voor te schrijven (acht in plaats van dertien stuks Alvesco), stelt verweerster zorgvuldig te hebben gehandeld door klager uit te nodigen voor een longfunctieonderzoek en controle van de inhalatietechniek wegens de grote hoeveelheid Alvesco die klager voorgeschreven wenste te krijgen. Daarbij geeft verweerster aan dat klager gedurende de tijd dat hij bij haar praktijk stond ingeschreven steeds genoeg inhalatiemedicatie heeft gehad. Verweerster voert ten slotte aan dat zij heeft gehandeld in lijn met hetgeen is bepaald in de NHG-standaard 'Astma bij volwassenen'.


5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Naar het oordeel van het college kan zowel ten aanzien van het eerste klachtonderdeel, het voorschrijven van een ander merk medicijnen dan het door klager gewenste merk, als ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, de gestelde weigering om klager de juiste hoeveelheid medicijnen voor te schrijven, in het geheel niet gesteld worden dat sprake is geweest van handelen of nalaten waarvan verweerster in tuchtrechtelijk opzicht een verwijt kan worden gemaakt.

5.3

Zo heeft verweerster voor wat betreft het door klager gewenste merk medicijnen, voor zover voor haar mogelijk, aan zijn verzoek voldaan terwijl het feit dat zij klager eerst wenste te (laten) onderzoeken alvorens hem de door hem gewenste hoeveelheid inhalatiemedicatie voor te schrijven juist als een zorgvuldige handelwijze kan worden aangemerkt. Immers, klager was op dat moment een voor verweerster nieuwe patiënt, in het licht waarvan het alleszins voorstelbaar en zorgvuldig is om klager eerst zelf te (laten) onderzoeken teneinde het te volgen beleid te bepalen in lijn met hetgeen is bepaald in de NHG-standaard 'Astma bij volwassenen'.

6. Slotsom

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond.


7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen: verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door:

W.P. Claus, voorzitter; Th.A. Wiersma, lid-jurist;

B.R. Schudel, lid-beroepsgenoot;

E.M. ter Braak, lid-beroepsgenoot;

F. Krijnen, lid-beroepsgenoot;

bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris,

en op 27 februari 2020 ondertekend door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, en de secretaris.

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen s chrift e lijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet - ontvanke lijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

b. Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

c. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

d. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen . Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.