ECLI:NL:TGZREIN:2020:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2008
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2020:80 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2020 |
Datum publicatie: | 22-12-2020 |
Zaaknummer(s): | 2008 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Neuroloog wordt verweten dat hij klager geen toestemming heeft gevraagd voor een eerste afspraak met de coassistente; klagers hoofdpijnklachten niet heeft behandeld en geen goede bejegening heeft nagestreefd. Ongegrond. Klager was van tevoren geïnformeerd over de afspraak bij de coassistente, neuroloog heeft een behandeling ingezet en niet gebleken dat er sprake is van onheuse bejegening. |
Uitspraak: 22 december 2020
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 februari 2020 ingekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
neuroloog
werkzaam te [D]
BIG-registratienummer [E]
verweerder
gemachtigde mr. O.L. Nunes te Utrecht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvullingen daarop
- het verweerschrift en de aanvulling daarop
- de brief d.d. 1 april 2020 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerder
- de brief d.d. 19 februari 2020 ontvangen van klager
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek d.d. 30 juni 2020
- de brief d.d. 30 oktober 2020 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder
- de pleitnotitie van de gemachtigde van verweerder, overhandigd ter zitting
- de spreekaantekeningen van verweerder, overhandigd ter zitting.
De klacht is ter openbare zitting van 25 november 2020 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager werd op 15 november 2019 door zijn huisarts verwezen naar de afdeling neurologie van het (opleidings)ziekenhuis waar verweerder werkzaam is als neuroloog. In het verleden heeft klager ook een behandelrelatie gehad met verweerder.
In de verwijsbrief heeft de huisarts het volgende opgenomen (alle citaten inclusief eventuele taal- en of typefouten):
“ Reden van verwijzing, hoofdpijn dd spanningshoofdpijn , dd psychogeen
vraagstelling
[…] wil geruststelling, angst voor een tumor […].”
Klager ontving een afspraakbrief van het ziekenhuis met als dagtekening 21 november 2019 waarin stond dat klager op 7 januari 2020 een afspraak had op de polikliniek Neurologie met verweerder. Onder afspraakinformatie stond het volgende:
“ Afspraakinformatie:
U heeft eerst een afspraak bij de coassistent, houdt u er rekening mee dat de afspraak totaal circa anderhalf uur duurt.”
Op 7 januari 2020 verscheen klager op de polikliniek en werd ontvangen door een coassistent. Deze nam de anamnese af en voerde neurologisch onderzoek uit bij klager. Later in het consult nam verweerder deel aan het consult en onderzocht klager zelf nogmaals. In de brief van 10 januari 2020 aan klagers huisarts, opgesteld door de coassistent, mede namens verweerder, stond als conclusie het volgende vermeld:
“ Conclusie
Het betreft een 48 jarige man met onder andere chronische klachten van het bewegingsapparaat, obesitas en BPPD in de VG. Patiënt komt nu op de poli Neurologie met:
1. een subjectieve sensibiliteitsstoornis rechterbeen lateraal, DD HNP, pseudoradiculair L5 re > li
2. Hoofdpijn, DD spierspanningshoofdpijn DD medicatie afhankelijke hoofdpijn, tendomyogeen en cafeine afhankelijk, DD IIH. Bij het neurologisch onderzoek en fundoscopie werden geen tekenen gevonden van een verhoogde intracraniele
druk. ”
Als verder beleid werd genoteerd:
“ Er werd besloten tot een pragmatische aanpak; start houdingstherapie, stop pijnstillers, stop cafeine, en start notrilen 25mg an. Er volgt een poliklinische controle over enkele maanden.”
Naar aanleiding van het neurologisch onderzoek werd het volgende genoteerd:
“ Bewustzijn/ Helder en adequaat. EMV max.
Corticale functies/ Taal en spraak ongestoord. Georiënteerd in plaats, tijd en persoon.
Hersenzenuwen/ Isoscore pupillen, pupilreflex direct en indirect bdz intact, gezichtsvelden intact, FODS nl/nl, goede opvolgbewegingen, geen diplopie, geen nystagmus, geen ptosis, gevoel gelaat li > re verder weg, als soort deken gevoel, symmetrische motoriek gelaat, pharynxbogen heffen symmetrisch, de uvula staat centraal en er is geen tongdeviatie. Sternocleidomastoideus 5/5 en trapezius 5/5. Slissende spraak. Motoriek/ Barre -/-. Geen spieratrofie, geen fasciculaties/tremor, Barré negatief, Kracht aan armen en benen (R/L): biceps 5/5, triceps 5/5, polsextensoren 5/5, polsflexoren 5/5, vingerflexoren 5/5, vingerextensoren 5/5, knijpkracht 5/5, iliopsoas 5/5, hamstrings 5/5, quadriceps 5/5, tibialis anterior 5/5, gastrocnemius 5/5, extensor hallucis longis 5/5.
Sensibiliteit: subjectieve doofheid bovenbeen rechts lateraal. Onderbenen bdz lateraal verdoofd.
Reflexen (R/L: -2/+2): 0/0, VZR plantair bdz.
Coördinatie/ Romberg ongestoord, top-neusproef niet afwijkend, normaal gangspoor, normale paslengte, verliest balans af en toe bij koorddansersgang, Romberg wat wankel.
Minder beweeglijke LWK, fixatie lumbaal.”
Klager stuurde op 7 januari 2020 een klachtbrief naar verweerder en naar de directie van het ziekenhuis. Van het Hoofd Juridische Zaken ontving klager op 14 januari 2020 een schriftelijke reactie. Op 4 februari 2020 ontving klager een e-mailbericht van verweerder waarin verweerder aangaf dat hij klager had proberen te bellen maar niet kon bereiken. Ook gaf verweerder aan graag in gesprek te willen met klager. Klager heeft daar op 4 februari 2020 per e-mail op gereageerd, waarop verweerder die dag nogmaals een e-mail heeft gestuurd aan klager. Er heeft nadien geen gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder.
3. Het standpunt van klager
Klager verwijt verweerder dat hij:
1. klager geen toestemming heeft gevraagd voor de eerste afspraak met de
coassistente;
2. klagers hoofdpijnklachten niet heeft behandeld maar alleen adviezen heeft gegeven over het vermijden van koffie en thee en heeft medegedeeld over drie maanden terug te komen;
3. geen goede bejegening heeft nagestreefd, terwijl je dat mag verwachten van een ‘Top-klinisch’ ziekenhuis.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder betreurt het dat klager niet tevreden is over de gang van zaken rond het poliklinisch bezoek op 7 januari 2020, maar stelt zich op het standpunt dat hem vanuit tuchtrechtelijk oogpunt geen enkel verwijt treft. Uit de verwijsbrief van de huisarts bleek niet dat klager alleen door verweerder en niet door een coassistent gezien zou willen worden. Derhalve heeft verweerder met deze wens van klager geen rekening kunnen houden. Klager heeft de uitnodiging voor het consult op 7 januari 2020, waarin staat vermeld dat klager eerst gezien zal worden door een coassistent, ruim van tevoren ontvangen maar hiertegen geen bezwaar geuit. Klager geeft zelf aan de uitnodiging slecht gelezen te hebben en over het hoofd te hebben gezien dat hij eerst bij een coassistent zou komen. Tevens staat op de website van het ziekenhuis duidelijk aangegeven dat het ziekenhuis een opleidingsziekenhuis is wat maakt dat patiënten ook te maken kunnen hebben met coassistenten. Door te verschijnen op het spreekuur kon verweerder ervan uitgaan dat klager daarmee instemde.
Klager heeft noch tijdens het onderzoek door de coassistent, noch tijdens het onderzoek door verweerder aangegeven dat hij het niet eens was met de gang van zaken en uitsluitend door verweerder geholpen wilde worden, waardoor verweerder daar niet op kon inspelen.
Het ingezette beleid is besproken met klager. Verweerder heeft niet zomaar gezegd dat klager over drie maanden terug moest komen. Verweerder is van mening dat het beleid past binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
5. De overwegingen van het college
Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.
Het eerste klachtonderdeel heeft betrekking op de afspraak die klager met verweerder had op 7 januari 2020. Klager verwijt verweerder dat hij hem geen toestemming heeft gevraagd voor de eerste afspraak met de coassistente op 7 januari 2020. Vaststaat dat klager een schriftelijke uitnodiging (bijlage twee van het verweerschrift), gedateerd op 21 november 2019, heeft ontvangen ten behoeve van de afspraak. In de brief staat duidelijk vermeld dat klager een afspraak heeft met verweerder en daaraan voorafgaand gezien zal worden door een coassistent, zijnde een student geneeskunde in de laatste fase van zijn of haar opleiding tot arts.
Op de website van het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is, die toegankelijk is voor een ieder, staat aangegeven dat het een opleidingsziekenhuis betreft en wat dit in de praktijk kan betekenen voor een patiënt;
“In het [ naam ziekenhuis] leiden we verpleegkundigen, coassistenten, artsen en andere zorgverleners op. Dit betekent dat bij uw afspraak soms meerdere zorgverleners aanwezig zijn. En het kan zijn dat u onderzocht of behandeld wordt door een zorgverlener in opleiding. Deze zorgverlener werkt altijd onder supervisie van een gekwalificeerde zorgverlener.”
Nu deze gang van zaken gebruikelijk is in een opleidingsziekenhuis en vaststaat dat klager hierover ook ruim van tevoren is geïnformeerd valt het verweerder niet aan te rekenen dat klager eerst gezien en onderzocht is door een coassistent. Overigens heeft het college ook niet kunnen vaststellen dat klager zijn onvrede hierover tijdens of voorafgaand aan het consult heeft geuit bij verweerder. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.
Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Aansluitend aan het onderzoek door de coassistent heeft verweerder klager zelf neurologisch onderzocht en de anamnese afgenomen. Verweerder heeft Nortrilen 25mg voorgeschreven voor zowel de pijnklachten aan klagers been als voor de hoofdpijnklachten, het advies gegeven om tijdelijk de inname van cafeïne en paracetamol te vermijden, en houdingstherapie voorgeschreven ter behandeling van de klachten aan klagers hoofd, rug, nek en been. De bedoeling van verweerder was om klager eerst te laten starten met de leefadviezen, de medicatie en de houdingstherapie en na enkele maanden de situatie te evalueren. Vanuit dat punt kon een verdere behandeling starten indien de klachten niet waren verdwenen. Het aanvankelijke beleid dat werd ingezet was dus onderdeel van de behandeling. Het verwijt dat verweerder klagers hoofdpijnklachten niet zou hebben behandeld maar alleen een advies heeft gegeven over het stoppen met het gebruik van koffie en thee en gezegd zou hebben dat klager over drie maanden terug moest komen, kan dus niet slagen. Daarbij is niet vast komen te staan dat klager tijdens het consult op 7 januari 2020 kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met het door verweerder ingezette beleid.
Het derde klachtonderdeel houdt in dat verweerder geen goede bejegening zou hebben nagestreefd, terwijl je dat wel mag verwachten van een ‘Top-klinisch’ ziekenhuis. Dat sprake is geweest van enig tekortschieten van verweerder in de bejegening van klager of dat er sprake zou zijn van bejegening onder de norm is op geen enkele manier gebleken, integendeel. Uit de e-mailberichten van 4 februari 2020 van verweerder aan klager en uit hetgeen hij hierover ter zitting heeft verklaard, blijkt juist dat verweerder klager op een goede manier heeft willen bejegenen en zich hiervoor ook erg heeft ingespannen. Het derde klachtonderdeel slaagt dus evenmin.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door E.A. Messer, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist, P.C.L.A. Lambregts, A.M.A. Wagemans en J. Poelen, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. Uzun-Karatepe, secretaris en uitgesproken door N.B. Verkleij op 22 december 2020 in aanwezigheid van de secretaris.