ECLI:NL:TGZREIN:2020:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2021

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2020:70
Datum uitspraak: 27-11-2020
Datum publicatie: 27-11-2020
Zaaknummer(s): 2021
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Tandarts. Klacht: 1) plaatsen prothese zonder mondonderzoek en zonder foto’s, 2) prothese past niet goed, 3) tandarts had klager moeten doorsturen naar kaakchirurg. College: ongegrond. In patiëntendossier staat periodiek preventief onderzoek en kostenbegroting voor trekken tanden en kiezen. Geen twijfel over juistheid dossier. Voor prothese geen röntgenfoto’s vereist, behalve bij bijzonderheden. Geen indicatie. Geen reden voor verwijzing naar kaakchirurg. Klager is niet teruggegaan voor opvullen prothese.

Uitspraak: 27 november 2020

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 februari 2020 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B] 

klager

tegen:

[C]

tandarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. R.J. Peet te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift

-          het verweerschrift en de aanvulling daarop

-          de brief van de secretaris aan de gemachtigde van verweerder van 4 mei 2020.

De klacht is ter openbare zitting van 16 oktober 2020 behandeld. Klager was met bericht afwezig. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft afstand gedaan van het horen van de aangekondigde deskundige, die niet aanwezig kon zijn.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is tandarts en exploiteert een tandartspraktijk.

Begin 2018 was klager, geboren in 1941, van plan een prothese te nemen voor zijn ondergebit, zoals hij vijf jaar eerder voor zijn bovengebit had gedaan. Omdat hij pas eind

mei 2018 terecht kon bij (de opvolgster van) zijn eigen tandarts, heeft hij zich tot verweerder gewend, die in een advertentie kenbaar had gemaakt dat hij nog ruimte had voor nieuwe patiënten.

Op 1 februari 2018 is klager bij verweerder op consult geweest. Verweerder heeft in het dossier vermeld (alle citaten voor zover hier van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):

“historie         (…)      Bovenprothese

01-02-2018     (…)      Voorlichting en/of instructie: (10)

ppo      Periodiek preventief onderzoek”.

Op 8 februari 2018 werden de afdrukken voor de immediaatprothese gemaakt. Dit is een prothese die direct na het verwijderen van de laatste tanden en kiezen wordt geplaatst.

Op 19 februari 2018 heeft verweerder de nog aanwezige kiezen en tanden uit de onderkaak van klager getrokken en de immediaatprothese geplaatst. Op 20 februari 2018 is klager opnieuw op consult geweest. Er resteerden nog exostosen (botuitstulpingen) in de onderkaak, waarvoor verweerder klager naar de kaakchirurg verwees. Deze heeft op 3 april 2018 de exostosen verwijderd.

Op 7 april 2018 heeft klager verweerder een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

“(…) 3 april ben ik voor behandeling bij de kaakchirurg geweest. Het is nog niet genoeg genezen om a.s Dinsdag 10 April  de prothese aan te passen. Ik maak later een nieuwe afspraak.”

Klager is daarna niet meer bij verweerder op consult geweest en heeft zich verder elders laten behandelen.

3. Het standpunt van klager

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat:

a)      hij hem op onjuiste wijze heeft behandeld, door zonder mondonderzoek en zonder het nemen van foto’s over te gaan tot het plaatsen van een prothese;

b)      deze prothese niet goed past, ten gevolge waarvan klager hem nu niet kan dragen;

c)      verweerder hem na het eerste consult meteen had moeten doorsturen naar een kaakchirurg en niet zelf de behandeling voor het plaatsen van een onderprothese had moeten verrichten.

Klager wil graag de kosten die hij heeft gemaakt voor de onderprothese (€ 486,47) door  verweerder vergoed zien.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij zijn werkzaamheden heeft verricht volgens de geldende professionele standaarden. Klager kwam bij hem met een duidelijke wens. Daarop heeft verweerder bij klager in de mond preventief periodiek onderzoek verricht en hem voorlichting gegeven over de behandeling tot het plaatsen van een immediaatprothese. Daarbij heeft hij uitgelegd dat de kaak na het verwijderen van tanden en kiezen gaat slinken, waardoor de prothese instabiel wordt en dus waarschijnlijk een aantal keren opgevuld zal moeten worden. Later kan dan eventueel een volledige prothese op implantaten worden geplaatst.

Verder gaven de te extraheren tanden en kiezen volgens verweerder geen aanleiding om röntgenfoto’s te maken, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een gecompliceerde ligging. Volgens het zogenoemde alara-beginsel (‘as low as reasonably achievable’ ofwel: zo laag als redelijkerwijs mogelijk) is het dan beter om geen foto’s te maken, om de patiënt niet onnodig aan röntgenstraling bloot te stellen. Voor een verwijzing naar de kaakchirurg bestond evenmin reden.

Verweerder heeft de behandeling niet kunnen afmaken, omdat klager zijn behandeling na de verwijdering van de exostosen door de kaakchirurg elders heeft voortgezet.

5. De overwegingen van het college

Het college heeft niet de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen. Daarom is klager, voor zover hij heeft bedoeld in deze procedure schadevergoeding te vragen, niet-ontvankelijk in dat verzoek.

Klachtonderdeel a) geen mondonderzoek en geen foto’s gemaakt

Verweerder heeft gemotiveerd tegengesproken dat hij geen mondonderzoek zou hebben gedaan. In het dossier heeft hij aangetekend dat hij bij het eerste consult op 1 februari 2019 periodiek preventief onderzoek heeft verricht. Het college heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze aantekening te twijfelen. Periodiek preventief onderzoek is niet mogelijk zonder onderzoek van de mond en het college acht het ook moeilijk voorstelbaar dat een tandarts bij een eerste consult, gericht op het plaatsen van een prothese, geen mondonderzoek verricht. Bovendien bevindt zich in het dossier een kostenoverzicht, gedateerd 1 februari 2018, waarin kosten worden begroot voor het trekken van tanden en/of kiezen. Niet valt in te zien hoe verweerder kon weten dat er tanden of kiezen moesten worden getrokken als hij geen mondonderzoek had gedaan. Het college gaat er daarom vanuit dat verweerder wel mondonderzoek heeft verricht.

Verder is voor het aanmeten van een prothese niet vereist dat röntgenfoto’s worden gemaakt, behalve bij bijzonderheden. Verweerder heeft betwist dat daarvan sprake was en het college kan uit het klaagschrift of uit het dossier ook geen indicatie voor het maken van foto’s afleiden. Mede gelet op het hiervoor vermelde alara-beginsel, dat door (tand)artsen in acht moet worden genomen, is het dan ook zorgvuldig dat verweerder niet onnodig röntgenfoto’s heeft gemaakt en klager niet onnodig heeft blootgesteld aan straling.

Klachtonderdeel a) is dus ongegrond.

Klachtonderdeel b) prothese past niet goed

De uitleg van verweerder omtrent de immediaatprothese en het slinken van de kaak na het trekken van alle elementen is juist. Dat betekent dat de direct na de extractie aan te brengen prothese meestal een aantal keren zal moeten worden opgevuld (het zogenaamde rebasen). Nu klager niet naar verweerder is teruggegaan om de prothese te laten opvullen, kan verweerder niet worden verweten dat de immediaatprothese niet meer past en niet gebruikt kan worden.

Ook klachtonderdeel b) kan niet gegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel c) verweerder had klager direct moeten doorverwijzen naar kaakchirurg

Klager heeft niet duidelijk gemaakt waarom verweerder hem al bij het eerste consult had moeten verwijzen naar de kaakchirurg, behalve dat de kaakchirurg dit tegen klager zou hebben gezegd. Ook als dat al juist zou zijn, is het college niet duidelijk wat maakt dat de kaakchirurg deze mening was toegedaan. Het behoort tot de reguliere werkzaamheden van een tandarts om tanden en kiezen te trekken en een prothese aan te meten en te plaatsen. Van bijzondere omstandigheden waarom dat in het geval van klager anders zou zijn, is het college niet gebleken.

Klachtonderdeel c) is dus ook ongegrond.

De conclusie is dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt ter zake de behandeling van klager.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover hij een verzoek tot schadevergoeding heeft willen indienen;

-          verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door N.B. Verkleij, voorzitter, J. Iding, lid-jurist, W.J.D.M. van Beers, J.G.J.M. Niessen en P.E. Hornman-van de Wiel, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. van der Hart, secretaris, en uitgesproken op 27 november 2020 in aanwezigheid van de secretaris.