ECLI:NL:TGZREIN:2020:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 19124

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2020:60
Datum uitspraak: 02-11-2020
Datum publicatie: 12-11-2020
Zaaknummer(s): 19124
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verzekeringsarts wordt verweten dat zij 1) klager verkeerde en misleidende informatie heeft gegeven over het opnemen van een gesprek, 2) klagers nieuwe klachten in de niet-medische rapportage Ziektewet heeft beoordeeld “op de stukken”, terwijl klager geen stukken had ingebracht en bestaande stukken niet relevant waren, 3) in de niet-medische rapportage opdracht heeft gegeven om de betaling aan klager te stoppen vóór de datum van aanzegging, 4) de niet-medische rapportage ten onrechte niet heeft geclassificeerd als geheim en 5) het medisch verslag pas heeft opgesteld nadat klager een klacht had ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens. College: v erweerster heeft na het onderzoek, in strijd met de door haar aan klager gedane toezegging, geen contact met klager opgenomen over de vraag hoe na het spreekuurcontact verder zou worden gehandeld en of hij nog nadere gegevens wenste in te brengen. Verweerster heeft geconcludeerd dat geen nieuwe medische gegevens zijn aangeleverd die tot arbeidsongeschiktheid hebben geleid. Nu er geen nieuwe stukken waren, kon zij in redelijkheid niet op basis van een dossieranalyse tot die conclusie komen en heeft zij klager met de rapportage overrompeld. Klachtonderdeel 2) is gegrond, overige klachtonderdelen ongegrond, waarschuwing.    

Uitspraak: 2 november 2020

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 7 juni 2019 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

verzekeringsarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. A.B. Schippers-Juergens te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het dossier bestaat uit:

-          het klaagschrift met bijlagen (inclusief een cd-rom);

-          het verweerschrift;

-          de brief van de secretaris van 19 augustus 2019 aan de gemachtigde van verweerster;

-          de aanvulling op het verweerschrift, binnengekomen op 12 september 2019;

-          de brief van 18 september 2019 met bijlage van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 30 september 2020 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager, geboren in 1969, is van 1 maart 2015 tot 29 februari 2016 werkzaam geweest als servicetechnicus voor 40 uur per week.

Op 28 augustus 2018 heeft klager zich vanuit een situatie van werkloosheid ziek gemeld.

Vanwege een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in verband met een beoordeling in het kader van de Wet verbetering poortwachter is klager op 27 november 2018 gezien door verweerster als primaire verzekeringsarts van het UWV.

Verweerster had klager in 2016 ook reeds beoordeeld in het kader van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De stukken daarvan, en van alle procedurele ontwikkelingen daarna, bevinden zich in het dossier van klager bij het UWV.

Klager heeft een geluidsopname gemaakt van het spreekuur op 27 november 2018 met verweerster. Van deze opname heeft hij een transcriptie gemaakt. Deze transcriptie geeft een getrouwe weergave van hetgeen tijdens het spreekuur tussen klager en verweerster is besproken en luidt, voor zover thans van belang, als volgt (citaat inclusief taal- en typefouten, waarbij K staat voor klager en V voor verweerster):

“(00:15)

K: Ik maak een audio registratie van dit gesprek.

V: O.. Dat moet u aanvragen volgens mij.

K: Hoef ik niet aan te vragen, ik hoef u dat alleen maar mede te delen.

V: en dan word onze apparatuur gebruikt.

K: Het staat u vrij om apparatuur te halen.

V: Sorry?

K: Het staat u vrij om apparatuur te halen voor u zelf.

V: Oké… maar ik heb mij zelf niet voorbereid…maar dat is alleen voor persoonlijk gebruik?

K: Dat is voor persoonlijk gebruik conform de regels van het UWV op hun website.

V: Maar ik heb mij zelf niet voorbereid, en ik heb die apparatuur nog nooit gebruikt.

K: Het staat u vrij om zelf apparatuur te halen.

(…)

V: Ik ga even met mijn adviseur door spreken ik kom zo.

K: ja hoor.

(01:31)

Verweerster verlaat de ruimte.

(07:58)

Verweerster keert terug.

V: Ik heb hier nog nooit mee gewerkt dus u bent de eerste, dus u kunt ook opnemen?

K: JA!

(…)

V: Ik zou deze gesprek willen stoppen omdat ik voel mij niet prettig in dit gesprek en ik zou willen vragen..euh…een andere afspraak maken ik zal met mijn collega’s overleggen wij praten niet over uw medische probleem.

K: Jawel

Interruptie door de verweerster

K: U laat mij niet eens uitpraten.

V: Ik wilde u zeggen dat ik nu niet kan volgen. Dus ik stel voor dat wij

Interruptie door klager

K: Hoe kunt u mij volgen als u mij niet eens laat uitpraten u laat mij mijn verhaal helemaal niet afmaken hoe kunt u mij dan volgen?

V: Meneer [ naam klager] ik zou willen deze gesprek afronden. Ik voel toch een beetje spanning bij u.

K: En dat klopt, als u mij laat praten kan ik u vertellen waar die spanning vandaan komt.

verweerster probeert meerdere malen te interruptheren.  

V: en dan interruptie door klager K: u laat mij helemaal niet uitpraten waar die spanning vandaan komt.

(…)

V: Ik stel vragen over uw medische situatie maar dan krijg ik een andere antwoord. Dus ik zou echt niet verder, ..denk dat beter is even stoppen en een volgende keer kijken hoe en wat verder.

K: Misschien moet het UWV eens zijn zaakjes regelen en met een uitspraak komen.

V: Ik ga daar niet over meneer [volgt naam klager; college]. Ik stop nu opnames.

K: Dat moet u zelf weten.

V: Ik neem afscheid van u, ik wens u sterkte ik zal even met mijn collega’s bespreken hoe en wat en dan hoort u nog van mij.

K: Ik moet op u wachten in de wachtkamer of…

V: Nee, nee u krijgt het telefonisch.

(…)”

Verweerster heeft klager niet meer gebeld of laten bellen.

Op 15 januari 2019 heeft verweerster over klager gerapporteerd.

De “medische rapportage Ziektewet/verkort” van die datum luidt als volgt (citaat inclusief taal- en typefouten) :

“(…)

1. Vraagstelling

Zijn er nieuwe medische gegevens ingebracht die tot huidige arbeidsongeschiktheid hebben geleid?

Is klant thans ongeschikt te achten voor het eigen werk c.q. de maatgevende relevante arbeid?

Probleemanalyse: Welke arbeidsmogelijkheden zijn er en welke activiteiten mogen er verwacht worden om tot re-integratie te komen? “

1.1. Onderzoeksactiviteiten

Klant werd opgeroepen voor het spreekuur.

(…)

Er werd een dossieranalyse uitgevoerd.

Net voor start van spreekuur heeft betrokkene aangevraagd het gesprek op te nemen.

(…)

2.1 Anamnese, sociaal-medisch

(…)

Huidige situatie:

(…)

Omdat betrokkene niet adequaat op de gestelde vragen reageerde, maar wel met boosheid en enige agressie (“laat me uitpraten”), werd het gesprek, na een paar keer hem proberen te laten uitpraten (maar hij bleef met beschuldigingen doorgaan), beëindigd. Ik legde uit dat ik door zijn gedrag geen mogelijkheden heb gekregen om zijn claim t.a.v. Ziektewet te beoordelen.

(…)

4. Probleemanalyse

(…)

Het spreekuur werd voortijdig beëindigd. Hierdoor was op 27-11-2018 geen beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid mogelijk.

De beoordeling werd echter op stukken gedaan.

5. Conclusie

Zijn er nieuwe medische gegevens ingebracht die tot huidige arbeidsongeschiktheid hebben geleid?

Er zijn geen nieuwe medische gegevens aangeleverd die zou tot arbeidsongeschiktheid, conform de Ziektewet, hebben geleid.

Er is geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Vanaf datum ziekmelding is de klant als niet toegenomen arbeidsongeschikt en doorlopend geschikt voor de maatgevende arbeid te beschouwen.

Indien echter betaling reeds heeft plaatsgevonden dient de uitkering per laatste betaaldatum beëindigd te worden uiterlijk per datum beoordeling en aanzegging.

(…)”

Bij beslissing van 15 januari 2019 heeft het UWV klager meegedeeld dat hij vanaf die datum geen recht (meer) had op een uitkering op grond van de Ziektewet.

Klager tekende bezwaar aan tegen die beslissing. In het kader van de bezwaarprocedure vond op 28 februari 2019 een hoorzitting plaats in aanwezigheid van een verzekeringsarts Bezwaar en Beroep. Op 28 maart 2019 heeft deze verzekeringsarts Bezwaar en Beroep over klager gerapporteerd.

Op 28 februari 2019 heeft klager de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een klacht gestuurd over het UWV.

3. Het standpunt van klager

Klager verwijt verweerster dat zij:

1.        klager verkeerde en misleidende informatie heeft gegeven over het maken van een audioregistratie van het gesprek en opzettelijk heeft geprobeerd het gebruik van audioregistratieapparatuur te verhinderen;

2.        klagers nieuwe klachten in de niet-medische rapportage ziektewet van 15 januari 2019 heeft beoordeeld “op de stukken”, terwijl klager geen stukken had ingebracht en bestaande stukken niet relevant waren voor klagers nieuwe klachten;

3.        in de niet-medische rapportage ziektewet van 15 januari 2019 in strijd met de regels opdracht heeft gegeven om de betaling aan klager te stoppen vóór de datum van aanzegging;

4.        de niet-medische rapportage ziektewet van 15 januari 2019 ten onrechte niet heeft geclassificeerd als geheim, aangezien er een diagnose over klagers arbeidsgeschiktheid in wordt vermeld en de rapportage daarmee een medisch rapport is. Klagers privacy wordt hierdoor geschonden, nu de rapportage toegankelijk is voor niet-medisch personeel;

5.        het medisch verslag pas heeft opgesteld nadat klager een klacht had ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens en na de hoorzitting met de arts Bezwaar en Beroep.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft, kort en zakelijk weergegeven, ten aanzien van de verschillende klachtonderdelen het volgende als verweer naar voren gebracht:

Ad 1:

Het is regel dat, als een klant geluidsopnames maakt, er ook vanuit het UWV geluidsopnames worden gemaakt van het spreekuur, zodat nadien geen misverstanden kunnen ontstaan over wat er wel en niet gezegd zou zijn en geen van beide partijen zou kunnen worden beticht van het ‘knippen en plakken’ in de geluidsopnames. Verweerster heeft ook de geluidsapparatuur opgehaald en gepoogd om een geluidsopname te maken. Dit is niet goed gelukt. Een verzoek tot het maken van geluidsopnames komt binnen het UWV zelden voor en verweerster was daarom nog niet gewend aan het maken van geluidsopnames. Verweerster heeft klager toegestaan om zijn geluidsopname te maken.

Ad 2:

Tijdens het spreekuurcontact op 27 november 2018 heeft klager de gelegenheid gehad om zijn medische situatie toe te lichten en aan te geven of er wijzigingen zijn geweest in gezondheid, klachten en behandeling die tot de huidige (gestelde) arbeidsongeschiktheid hebben geleid. Daarop heeft klager echter niets aangegeven. Door het gedrag van klager werd het spreekuur vroegtijdig afgebroken. Daarna heeft verweerster voor de beoordeling dossierstudie gedaan. Vastgesteld is dat er geen nieuwe medische gegevens zijn aangeleverd die zouden leiden tot de conclusie dat klager arbeidsongeschikt is. Indien een klant bepaalde informatie niet verstrekt en ook anderszins geen informatie geeft op basis waarvan verweerster zou kunnen vermoeden dat er bepaalde aanvullende medische problematiek is, kan het verweerster niet worden verweten dat zij dit niet meeweegt bij haar beoordeling.

Ad 3:

Het geven van opdrachten tot betaling dan wel het staken hiervan, is geen taak van verweerster als verzekeringsarts. Zij heeft geen formele bemoeienis gehad met de financiële afhandeling van de uitkeringskwestie van klager. Door in de rapportage te vermelden dat de uitkering pas gestaakt zou moeten worden per laatste betaaldatum is zij klager juist tegemoetgekomen.

Ad 4:

In de niet-medische rapportage betreffende klager zijn geen diagnoses benoemd. Er wordt daarin aangegeven dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die tot arbeidsongeschiktheid leiden. Dit is echter geen informatie die onder het medische beroepsgeheim valt. Er wordt enkel indirect enige informatie over iemands gezondheidstoestand verstrekt en wel voor zover dit relevant is vanwege beperkingen die leiden tot arbeidsongeschiktheid.

Subsidiair, namelijk voor het geval ervan wordt uitgegaan dat in de niet-medische rapportage  medische informatie is opgenomen, geldt dat deze informatie conform artikel 74 Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen in de niet-medische informatie kan worden gegeven om de beoordeling van het recht op een uitkering door opvolgende medewerkers mogelijk te maken.

Ad 5:

De beoordeling door de primaire verzekeringsarts leidt tot een voor bezwaar vatbaar besluit en eerst vanaf dat moment kan een klant bezwaar indienen. Zo lang de primaire beoordeling nog niet is vervolledigd, kan er geen besluit worden genomen en is het indienen van bezwaar en het vervolgens doen plaatsvinden van een hoorzitting niet mogelijk. De verslaglegging van de beoordeling heeft ook niet plaatsgevonden na de hoorzitting in het kader van bezwaar en beroep.

Verweerster kan niet aangeven of de verslaglegging van de beoordeling heeft plaatsgevonden nadat klager een klacht had ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Verweerster heeft geen kennis over deze klacht.

5. De overwegingen van het college

Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het er niet om of dat beter had gekund, maar om de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in haar beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Ad klachtonderdeel 1 :

Uit de schriftelijke weergave van de geluidsopname van 27 november 2018 blijkt voldoende dat verweerster zich overvallen voelde door de mededeling van klager dat hij een opname zou maken van hetgeen tijdens het onderzoek tussen verweerster en hem zou worden besproken.

Uit het verloop van het gesprek blijkt niet dat verweerster aan klager verkeerde en misleidende informatie heeft gegeven over het maken van een audioregistratie van het gesprek. Evenmin blijkt dat verweerster opzettelijk heeft geprobeerd het gebruik van audioregistratieapparatuur door klager te verhinderen. Dat zij door gebrek aan ervaring met geluidsopnames bij het UWV nog niet precies op de hoogte was van de daarbij te hanteren werkwijze, maakt niet dat zij is tekortgeschoten in de zorg voor klager of enige andere voor haar geldende tuchtrechtelijke norm. Van enig tuchtrechtelijk verwijt ter zake is dan ook geen sprake.

Klachtonderdeel 1 is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2 :

Niet in geschil is dat klager tijdens het verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft gezegd dat hij nieuwe klachten ervoer, waarvan de aard in het gesprek niet naar voren is gekomen. Uit de schriftelijke weergave van de geluidsopname van 27 november 2018 blijkt dat verweerster tijdens het onderzoek twee keer heeft gesproken over ‘een andere afspraak maken’ en ‘een volgende keer kijken’. Aan het eind heeft zij toegezegd dat zij met haar collega’s zou bespreken hoe verder zou worden gehandeld en dat klager nog telefonisch van haar zou horen. Klager verkeerde, naar hij tijdens de openbare zitting mededeelde, op grond daarvan in de veronderstelling dat hij een nieuwe afspraak zou krijgen of in ieder geval nog in de gelegenheid zou worden gesteld om gegevens in te brengen die relevant zouden kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag of hij al dan niet arbeidsongeschikt was conform de Ziektewet.

Verweerster heeft na het onderzoek op 27 november 2018 echter, in strijd met de door haar aan klager gedane toezegging, geen contact met klager opgenomen dan wel laten opnemen over de vraag hoe na het spreekuurcontact verder zou worden gehandeld. Zij heeft klager ook niet gevraagd of hij nog nadere gegevens wenste in te brengen, en die heeft klager ook niet meer ingebracht. Verweerster heeft blijkens haar rapportage van 15 januari 2019 echter toch een dossieranalyse uitgevoerd, de beoordeling op de stukken gedaan en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn aangeleverd die tot arbeidsongeschiktheid conform de Ziektewet hebben geleid. Nu er geen nieuwe stukken waren, kon zij in redelijkheid niet op basis van een dossieranalyse tot die conclusie komen en heeft zij klager met de rapportage van 15 januari 2019 overrompeld. Dat is onzorgvuldig. Verweerster heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Klachtonderdeel 2 is gegrond.

Ad klachtonderdeel 3 :

In zowel de medische als de niet-medische rapportage van 15 januari 2019 heeft verweerster opgemerkt dat, indien de betaling van de Ziektewetuitkering reeds had plaatsgevonden, deze uitkering per laatste betaaldatum diende te worden beëindigd, uiterlijk per datum beoordeling en aanzegging.

Klachtonderdeel 3 is tegen deze passage gericht. Volgens klager heeft verweerster daarmee in strijd met de regels opdracht gegeven om de betaling aan hem vóór de datum van aanzegging te stoppen.

Zoals verweerster zelf naar voren heeft gebracht behoort het geven van opdrachten tot het al dan niet betaalbaar stellen van een uitkering niet tot de taak van de verzekeringsarts. Het zou dan ook beter zijn geweest als verweerster zich van het opnemen van de betreffende passage in de rapportage zou hebben onthouden. Het UWV is ook niet gebonden aan opmerkingen van een verzekeringsarts over de uitbetaling in de rapportage. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat zij de hierboven genoemde zinsnede had opgenomen om klager niet in financiële problemen te brengen. Klager heeft verklaard dat de Ziektewetuitkering hem uiteindelijk ook is uitbetaald tot de datum aanzegging (de datum van de rapportage, 15 januari 2019, in dit geval is aan te merken als de datum aanzegging). Onder deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van het college geen sprake van een zo ernstige tekortkoming dat verweerster hiervan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt.

Klachtonderdeel 3 is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 4 :

Het college stelt voorop dat met een niet-medische rapportage wordt beoogd de overdracht van gegevens aan niet-medici die belast zijn met de uitvoering van – in dit geval – de Ziektewet. Het college is van oordeel dat verweerster in de “niet-medische rapportage Ziektewet/verkort” van 15 januari 2019 geen medische diagnose heeft gesteld. De conclusie van verweerster in die rapportage dat er geen nieuwe medische gegevens zijn aangeleverd die tot arbeidsongeschiktheid conform de Ziektewet hebben geleid en dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, is niet als een medische diagnose aan te merken en ook verder heeft verweerster in de rapportage geen aandoening, ziekte of klacht bij klager vastgesteld of benoemd.

Klachtonderdeel 4 is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 5 :

Klager heeft aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegd dat de “medische rapportage Ziektewet/verkort” van 15 januari 2019 feitelijk pas is opgesteld ná de hoorzitting in bezwaar en nádat de klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens was ingediend. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de medische rapportage pas is opgesteld ná voormelde hoorzitting en de indiening van de klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

Daarom is klachtonderdeel 5 ongegrond.

De maatregel

Klachtonderdeel 2 is gegrond, inhoudende dat verweerster haar beoordeling niet op grond van de juiste informatie heeft gebaseerd. Verweerster heeft klager ter zitting excuses aangeboden voor het feit dat zij geen contact meer met hem heeft opgenomen. Het college acht een waarschuwing een passende maatregel.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht gegrond wat betreft klachtonderdeel 2;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          verklaart de klacht ongegrond wat betreft de klachtonderdelen 1 en 3 tot en met 5.