ECLI:NL:TGZREIN:2020:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1917

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2020:23
Datum uitspraak: 11-03-2020
Datum publicatie: 11-03-2020
Zaaknummer(s): 1917
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
  • Gegrond, geen maatregel
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts in kader herkeuring Wajong deels gegrond. Geen maatregel. Van relevant onderzoek naar de enkelklachten van klager is niet gebleken en hierover is onvoldoende concreet informatie opgevraagd bij de huisarts.

Uitspraak: 11 maart 2020

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 januari 2019 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

verzekeringsarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. G.P. van Delft te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de brief d.d. 16 april 2019, ontvangen van klager;

- de brief d.d. 15 januari 2020, ontvangen van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 31 januari 2020 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft vanaf de datum in 2006 waarop hij 18 werd een Wajong uitkering ontvangen. In verband met een wetswijziging per 1 januari 2018 heeft UWV de opdracht gekregen om te onderzoeken of personen met een Wajong uitkering al dan niet arbeidsvermogen hebben, in die zin dat zij tenminste vier uur per dag belastbaar zijn en tenminste één uur aaneengesloten kunnen werken. Verweerder heeft de herkeuring van klager verricht op 7 april 2016. Daarop vooruitlopend heeft klager op 9 maart 2016 een voorbereidend telefoongesprek gehad met een sociaal medisch verpleegkundige, die van dat gesprek een verslag heeft gemaakt.

Verweerder heeft bij de huisarts van klager informatie opgevraagd bij brief van 18 april 2016, en wel als volgt:

Ik zag cliënt op het spreekuur in het kader van een beoordeling van het arbeidsvermogen. Tijdens het onderzoek kon ik vaststellen dat er een erg claimende houding was en dat de klachten die cliënt uitte, niet consistent waren met de onderzoeksbevindingen. Cliënt verwees me naar u om bijkomende informatie op te vragen. Daarom mijn verzoek om op de volgende vragen te willen antwoorden:

- Met welke klachten heeft cliënt u de laatste twee jaar nog bij u geconsulteerd?

- Welke afwijkingen of stoornissen konden door u de laatste twee jaar nog geobjectiveerd worden?

- Welke behandeling kreeg cliënt de afgelopen twee jaar?

- Met welke diagnose en behandeling is cliënt actueel bij u bekend?

- Beschikt u over een neuropsychologisch of psychodiagnostisch onderzoeksverslag wat niet ouder is dan twee jaar? Zo ja, zou ik hiervan dan een kopie mogen ontvangen?

[…]

Bij brief van 28 april 2016 heeft de huisarts opgave gedaan van de klachten van klager vanaf april 2014 met de volgende opsomming:

Atheroomcyste, waarvoor extirpatie bij dermatoloog

Hematoon pretibiaal (bekend met M. von Willebrand)

Vermoeidheid, waarvoor laboratorium onderzoek (geen afwijkingen)

Flauwte na bloedafname

Hoesten

Thoracale pijnklachten tezamen met vermoeidheid

PTSS, met name onrust en slaapproblemen (herhaaldelijk contact hierover). Hij gebruikt hiervoor mirtazapine, lormetazepam en soms oxazepam. Er is tevens sprake van EMDR via psycholoog. Ik beschik niet over correspondentie over de laatste 2 jaar. is bekend bij GGZE.

Keelpijn

Enkelklachten, waarvoor fysiotherapie

Rectaal bloedverlies

MTSS (shin splint), waarvoor fysiotherapie

Oorpijn

Irritatie oog (chalazion), waarvoor oogzalf

Van het onderzoek door verweerder is op 19 mei 2016 verslag gedaan. Verweerder heeft de opsomming van de huisarts in zijn rapport opgenomen. Verweerder heeft in het rapport vermeld dat uit de dossiergegevens bekend is dat er sprake is van een ontwikkelingsstoornis en de stoornis van Asperger.

Bij “Onderzoeksbevindingen” heeft verweerder genoteerd:

Psychisch onderzoek

Het IQ imponeert als een goed gemiddeld IQ. Er blijken tijdens het spreekuur in geen enkel opzicht concentratie of geheugenstoornissen. Zo kan cliënt zich goed de data en periodes herinneren wanneer hij welke opleiding heeft gevolgd, wanneer hij betrokken was in een ongeval etc…

Er is geen stotteren op basis van dysarthrie, veeleer is er sprake van psychogene of al dan niet moedwillige hesitaties in het spreken. Bij momenten, wanneer cliënt een en ander met wat meer nadruk wil uitleggen of beklemtonen, is er trouwens een volledig normaal spraakpatroon.

Erg claimende houding: er spelen duidelijk nog financiële belangen met de verzekeraar en de fiscus.

De stemming imponeert niet als depressief.

De stressbestendigheid is vrij laag en er blijkt niet dadelijk dat er een adequate coping is.

Rigide denkpatroon.

Lichamelijk onderzoek

Er is een te opvallend patroon van manken bij het lopen, cliënt houdt het been stokstijf alsof hij een houten been zou hebben.

Lichamelijk onderzoek van onderrug, bekken en been laat niet toe om ook maar enige afwijking vast te stellen. Er is een volstrekt normale mobiliteit. Lasègue is bilateraal negatief, de peesreflexen zijn volledig normaal.

Bij “Diagnose” heeft verweerder vermeld: “Stoornis van Asperger”.

Als samenvatting heeft verweerder vermeld (inclusief spelfouten):

Uit het onderzoek blijkt dat de claimkalchten van cliënt in overwegende mate inconsistent zijn met de onderzoeksbevindingen. Zo valt het lichamelijk onderzoek volstrekt binnen normale grenzen en is het niet aannemelijk dat er actueel ook maar enige fysieke beperking aanwezig zou zijn.

Op psychisch vlak dient wel rekening gehouden te worden met een rigide denkpatroon, een relatief lage stresstolerantie en een eerder inadequate coping maar er is in geen enkel opzicht sprake van een medisch plausibiliteit waardoor bijvoorbeeld een urenbeperking aan de orde zou kunnen zijn. Cliënt is beslist voor minstens vier uren per dag belastbaar.

Daarnaast is er geen sprake van een dermate verstoorde autonomie of een dermate grote begeleidingsbehoefte dat cliënt hierdoor niet in staat zou zijn om gedurende minstens een uur aaneensluitend een taak te kunnen doen.

Er is geen medische aandoening of stoornis waardoor te verwachten is dat cliënt niet zou beschikken over basale werknemersvaardigheden of niet in staat zou zijn om binnen een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren maar deze twee laatste items zijn ter beoordeling aan de arbeidsdeskundige.

Als reactie van klager staat genoteerd: “Cliënt acht zich heel ernstig beperkt.”

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerder wordt verweten dat hij bij klagers keuring in het kader van een herbeoordeling Wajong onredelijk, vooringenomen en onzorgvuldig heeft gehandeld, aangezien hij:

1. zijn bevoegdheid als arts heeft misbruikt door klagers keuring door te drukken terwijl klager onder hoogspanning stond. Verweerder heeft bewust geen rekening gehouden met de extreme druk waaronder klager stond en klagers bijzondere omstandigheden;

2. geen onderzoek, dan wel een schijnonderzoek heeft gedaan en niet heeft doorgevraagd naar klagers enkelklachten en bewust een verkeerde diagnose heeft gesteld;

3. het dossier slecht heeft bijgehouden en de door klager aangeboden stukken van de orthopeed geïrriteerd heeft weggewoven. Daarmee is verweerder ook (bewust) tekortgeschoten in zijn zorgplicht;

4. onjuist heeft gerapporteerd: de rapportage bevat geen deugdelijke weergave van de feiten en omstandigheden;

5. buiten de kaders van zijn specialisme is getreden, aangezien zijn diagnose met echt onderzoek door echte specialisten wordt weerlegd;

6. respectloos heeft gecommuniceerd naar klagers huisarts en zich in strijd met de gedragscode voor keuringsartsen laatdunkend over klager heeft uitgelaten.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat hij door de druk van een gerechtelijke procedure, waarin hij met de fiscus verwikkeld was, psychisch en cognitief zwaar overbelast was, zodat geen zuiver onderzoek kon plaatsvinden. Een verzoek, gedaan voordat de keuring plaatsvond, om de keuring uit te stellen tot na de zitting in die procedure werd afgewezen. Tijdens de keuring zat klager te trillen van angst over de zitting. Dat had aanleiding moeten zijn om de keuring uit te stellen. Er is geen enkel onderzoek naar klagers enkelklachten gedaan. Verweerder heeft gezien dat de enkel van klager niet goed was, maar in zijn onderzoek enkelklachten geheel uitgesloten. Uit beeldonderzoek uit het ziekenhuis blijkt een totaal andere diagnose. Verweerder had moeten kennis nemen van wat de orthopeed had gevonden. Verweerder heeft klagers vertrouwen in artsen als beroepsgroep zwaar aangetast.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. In dat kader heeft hij onder meer het navolgende aangevoerd.

Na het onderzoek van verweerder heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat klager met inachtneming van de criteria van de Participatiewet arbeidsvermogen heeft. Bezwaar en beroep tegen de beslissing van UWV die hierop is gevolgd zijn afgewezen, waarop klager beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Alle in deze procedure betrokken verzekeringsartsen zagen geen reden af te wijken van het oordeel van verweerder.

Verweerder is niet bekend met een verzoek van klager om het onderzoek uit te stellen en zo’n verzoek blijkt ook niet uit het verslag van de sociaal medisch verpleegkundige. In het algemeen wordt zo’n verzoek gehonoreerd. Tijdens het onderzoek was geen aanleiding om dit, vanwege de gesteldheid van klager, uit te stellen.

Verweerder heeft klager zowel psychisch als lichamelijk onderzocht en zijn bevindingen met klager gedeeld. Juist door gericht onderzoek naar de enkel van klager kwam verweerder tot zijn bevindingen, die voor hem aanleiding waren om nadere informatie op te vragen bij de huisarts. Bij mobiliteitsklachten spelen ook observaties voor en na het gericht onderzoek mee. Verweerder heeft geen diagnose gesteld inzake de enkelklachten van klager. Tijdens het spreekuur zijn door klager geen (nieuwe) documenten van de orthopeed overhandigd of aangeboden. Ten tijde van het onderzoek was de informatie van de orthopeed reeds beschikbaar. Inmiddels zitten er in het kader van de bezwaar- en beroepsprocedures nieuwe stukken, van een latere datum, in het dossier. Deze stukken zijn nadrukkelijk beoordeeld en meegewogen door de verzekeringsarts Bezwaar & Beroep.

Verweerder heeft de stress, die klager van de procedure met de belastingdienst ondervond, meegewogen bij zijn beoordeling en daarvan ook in de rapportage melding gemaakt

Verweerder heeft de beschikbare informatie van de curatieve sector meegewogen bij de beoordeling van de klachten van klager, maar het is juist zijn taak om – gelet op de aan hem gerichte vraagstelling – de arbeidsmogelijkheden van klager te beoordelen. Verweerder heeft dit zorgvuldig en naar eer en geweten gedaan.

Verweerder heeft bij de informatieaanvraag bij de huisarts voldaan aan de Richtlijn “Communicatie met behandelaars”. Verweerder had de indruk dat de klachtpresentatie van klager niet overeenkwam met de uitkomsten van zijn onderzoek. Dit is een professioneel oordeel van klager, dat hij kon en mocht delen met de huisarts van klager.

Verweerder meent dat hij bij zijn beoordeling geen enkele regel van de Gedragscode Verzekeringsartsen heeft overschreden. De medische verslaglegging voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Bij de beoordeling van de vraag of het rapport van verweerder voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door verweerder uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Met inachtneming van het voorgaande overweegt het college als volgt.

Klachtonderdeel 1.

Verweerder heeft betwist dat hem door klager een uitstelverzoek voor het onderzoek is gedaan en aangevoerd dat zo’n verzoek ook bij anderen in de organisatie niet bekend was. Nu daarvan ook uit het dossier verder niets blijkt, kan het college niet vaststellen dat klager heeft verzocht om uitstel van het onderzoek. Daarbij komt het standpunt van verweerder, dat zo’n verzoek in principe gehonoreerd zou zijn, het college niet onaannemelijk voor. Ook het standpunt van klager, dat hij als gevolg van extreme druk niet in staat was het onderzoek te ondergaan, zodat verweerder daarvan had moeten afzien, kan het college niet volgen, nu het dossier voor dit standpunt van klager geen aanknopingspunten biedt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 2.

Met betrekking tot de enkelklachten van klager blijkt uit het dossier dat deze dateren uit 2001. Later zijn deze klachten afgenomen met enig resteffect. Op enig moment zijn kennelijk de enkelklachten nadien weer toegenomen. De onderzoeken daarnaar en de operatie aan de enkel zijn evenwel van later datum dan het onderzoek bij verweerder, zodat verweerder bij zijn onderzoek met die gegevens geen rekening heeft kunnen houden.

In de rapportage van verweerder is niets terug te vinden over de klachten van klager aan zijn enkel, noch blijkt van enig (bewegings)onderzoek daarnaar. Verweerder heeft uitsluitend een “te opvallend patroon van manken bij het lopen” geconstateerd. Desgevraagd kon verweerder zich ter zitting niet meer herinneren of hij naar de enkel van klager heeft gevraagd en welk onderzoek verweerder heeft verricht. Er was sprake van het niet kunnen buigen, althans het stijfhouden van de knie, wat verweerder niet met enkelklachten in verband kon brengen. Het college is van oordeel dat verweerder op dit punt is tekort geschoten, in die zin dat hij had moeten doorvragen naar het looppatroon van klager, naar de exacte klachten die klager ervoer aan been, knie en/of enkel, en dat hij daarnaar lichamelijk onderzoek had moeten doen. Nu hiervan niet uit de rapportage blijkt en verweerder ook ter zitting geen concrete informatie op dit punt heeft kunnen verschaffen, moet het college het ervoor houden, dat dit achterwege is gebleven.

Het looppatroon was voor verweerder aanleiding om bij de huisarts informatie op te vragen. Daarbij is door verweerder volstaan met de algemene vraag aan de huisarts wat deze over de afgelopen twee jaar aan klachten, afwijkingen en behandelingen te melden had, waarop door de huisarts weer is volstaan met een lijst met klachten. De concrete aanleiding voor het opvragen van informatie – de geconstateerde inconsistentie in verband met het looppatroon – is door verweerder niet genoemd en daar is dus ook geen antwoord van de huisarts op gekomen. Ook in die zin is het college van oordeel dat verweerder is tekort geschoten, nu hij in de brief aan de huisarts concreet zijn bevindingen uit zijn onderzoek had moeten noteren en de vragen had moeten stellen die hij op grond van dat onderzoek had.

In zoverre acht het college klachtonderdeel 2 gegrond. Dat door verweerder bewust een verkeerde diagnose is gesteld stelt het college niet vast. In zoverre is het klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 3.

Dat verweerder zou hebben geweigerd door klager en/of diens begeleider aangeboden stukken van de orthopeed in ontvangst te nemen, kan het college niet vaststellen. Desgevraagd heeft klager hierover ter zitting verklaard dat hij en zijn begeleider de betreffende stukken bij het onderzoek in ieder geval niet bij zich hadden Klager (en/of zijn begeleider) had verweerder ook uit eigen beweging aanvullende informatie kunnen toesturen, indien zij daartoe aanleiding zagen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 4.

Dit klachtonderdeel ziet blijkens de toelichting op de informatie die klager aan verweerder en de sociaal medisch verpleegkundige heeft verstrekt over de lopende procedure met de belastingdienst. Deze informatie is mogelijk niet helemaal feitelijk correct in de rapportage terecht gekomen, maar dat houdt geen enkel verband met de medische beoordeling en is daarom niet relevant. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 5.

De enige diagnose die verweerder heeft gesteld is die van Asperger en deze diagnose is correct. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 6.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder in de brief aan de huisarts geen tuchtrechtelijke grenzen overschreden en is ook dit klachtonderdeel ongegrond. De vermelding dat klager “een erg claimende houding” had en dat zijn klachten niet consistent waren met de onderzoeksbevindingen van verweerder zijn een interpretatie van het beeld dat verweerder na het onderzoek van klager had. Het stond verweerder vrij deze interpretatie op deze wijze te vermelden.

De maatregel

Nu klachtonderdeel 2 gedeeltelijk gegrond bevonden wordt, dient het college te beoordelen of een maatregel moet worden opgelegd. Het college is van oordeel dat een maatregel hier achterwege kan blijven, omdat sprake is van een relatief geringe tekortkoming, mede bezien in het licht van de aard van het onderzoek en verslaglegging door verweerder.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klachtonderdeel 2 gedeeltelijk gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus beslist door P.P.M. van Reijsen, voorzitter, M.J.H.A. Venner-Lijten, lid-jurist, H.A.M. Veneman, N.K.M. van der Plas en M.A.L. Tolsma-Piegza, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo secretaris en uitgesproken door C.D.M. Lamers op

11 maart 2020 in aanwezigheid van de secretaris.