ECLI:NL:TGZREIN:2020:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1979

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2020:20
Datum uitspraak: 02-03-2020
Datum publicatie: 02-03-2020
Zaaknummer(s): 1979
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De bedrijfsarts wordt verweten dat zij op onzorgvuldige wijze een onjuiste verklaring heeft uitgegeven waardoor de schijn naar de werkgever is gewekt dat er niets aan de hand zou zijn. Dit in tegenstelling tot het medische rapportagesysteem waarin (chronisch) PTSS diagnose wordt vermeld. Inlichtingen- en medewerkingsplicht van de patiënt ( a rt. 7:452 BW). Verweerster wist niet en klager meldde niet dat diagnose PTSS was gesteld. De vraag of verweerster het had moeten weten beantwoordt het college, gelet op de inhoud van dossier en spreekuurcontacten, ontkennend. Ongegrond.

Uitspraak: 2 maart 2020

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 april 2019 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. R.J. Peet te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift

-          het verweerschrift

-          de brieven van 3 juli 2019 en 30 oktober 2019, ontvangen van klager

-          proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek

De klacht is ter openbare zitting van 22 januari 2020 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde. Op verzoek van klager is [E] gehoord als getuige.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager was werkzaam als applicatiebeheerder bij [F]. Klager wordt naar aanleiding van problemen op de werkvloer door de bedrijfsarts verwezen naar [G] voor verder onderzoek. [G] rapporteert op 14 april 2011:

“          1 Wat is de DSM-IV-TR diagnose?

Er is sprake van een Posttraumatische stress stoornis (As I)”

Deze diagnose is verwerkt in het medisch registratiesysteem Arbo GIDS op 23 mei 2011:

“          28 april 2011: Overleg [F]: Te zware materie: ernstig PTSS”

Klager heeft zich op 24 juni 2016 ziek gemeld.

Arbo GIDS 20 oktober 2016 (alle citaten zijn inclusief eventuele taal- en of typefouten):

“          Aantekeningen vanuit een specialistenbrief; Pva (toevoeging college: plan van aanpak)

(…)

Ik ben arbeidsongeschikt (Ziek) en niet bemiddelbaar door langdurige overbelasting en gevolgen van jarenlang voortdurend arbeidsconflict. Door de onmachtspositie om het te begrijpen danwel oplossen, is er in toenemende mate sprake van overspannenheid, depressieve buien, slaapproblemen, concentratieproblemen, wisselende stemmingen, slecht zicht en ontstekingen.”  

Verweerster is per 1 augustus 2017 bij de verzuimbegeleiding van klager betrokken.

Op 8 augustus 2017 vindt het eerste spreekuur plaats:

“          08/08/’17: Aantekening arts; Kennismakingsgesprek gehad. Gesproken over beloop. is bij [H] geweest: loonkorting was onterecht, hiermee toekenning dat het klachten betreft ten gevolge van conflict. Mediation sinds februari 2017 gaande. Geeft aan slecht tegen ervaren onmacht te kunnen. Reageert/ - de hierdoor “gefixeerd” met achterdocht en wantrouwen. Is verder erg perfectionistisch, stelt hoge eisen aan zichzelf (en anderen), met name ook op sociaal niveau. Kan moeilijk tegen onverwachte dingen, tegenslagen. Termen als PTSS en autisme zijn gevallen. Betrokkene herkent zich er wel enigszins in maar heeft het nooit laten onderzoeken. Geeft aan dat het nu conflict is waardoor hij niet werkzaam is. 29-7 FGA aangevraagd. Nu IZP opgesteld en meegegeven aan betrokkene.

Alcohol: 6x 0.33 cl bier/week, drugs/ rkn-; med-.

Uitleg gegeven over belastbaarheid bij conflict, beoordeling via Stecr richtlijn.

Overspanningsklachten bij arbeidsconflict. Geschikt voor werkzaamheden in een opbouwschema. Volledige werkhervatting 2-4 maanden na FGZA. Retour over 6 weken.”

Arbo GIDS 20 september 2017:

“          (…) Medisch dossier per mail verzonden aan betrokkene op eigen verzoek.”

Arbo GIDS 22 september 2017:

“          Dhr. is onder behandeling bij een bedrijfsarts in [plaatsnaam]. Nu heeft hij voor een lopende zaak zijn arbo dossier nodig en wil deze opvragen. Ik heb dhr. uitleg gegeven dat wij zijn dossier niet aan hem kunnen geven en dat hij dit samen met een bedrijfsarts moet bespreken wat hij eventueel als kopieën voor deze zaak kan laten kopiëren.

Opvragen dossier.

Dhr. geadviseerd dit op te nemen met zijn bedrijfsarts in [plaatsnaam] en deze het papieren dossier laten opvragen. En bespreken wat te kopiëren.” 

In de Rapportages verzuimbegeleiding (status Concept) van 20 september 2017 en

8 november 2017 schrijft verweerster onder meer dat het belangrijk is dat het arbeidsconflict wordt opgelost of dat er onderlinge afspraken worden gemaakt.

In haar advies van 8 februari 2018 schrijft verweerster:

“          Vandaag zag ik op mijn spreekuur [klager]. Hij stelt klachten te ervaren, die samenhangen met de reeds bekende werkgerelateerde problematiek. Ik heb naar aanleiding van de ziekmelding op verzoek ook informatie gekregen van de werkgever. De klachten vallen, voor zover mogelijk te objectiveerbaar, niet aan te merken als medische beperkingen.

Conclusie:

Er is sprake van werkgerelateerde problematiek.

Er is geen sprake van ziekte waardoor de werknemer niet kan werken.  

(…)

Advies: Poortwachter is niet van toepassing. Ga met elkaar in gesprek en maak afspraken. Er is geen reden een interventieperiode te adviseren.”

Op 25 april 2018 concludeert een verzekeringsarts van het UWV in een verzekeringsgeneeskundige rapportage dat klager per 8 februari 2018 medisch wel geschikt te achten is voor het eigen werk.

[I] rapporteert op 6 november 2018 naar aanleiding van een door klager gedane melding met betrekking tot onterechte diagnosestelling en medische gegevensuitwisseling. Dit rapport bevat bovenstaande aantekening uit Arbo GIDS van 23 mei 2011 met daarin de door [G] gestelde diagnose PTSS. 

3. Het standpunt van klager

De bedrijfsarts wordt verweten dat zij op onzorgvuldige wijze op 8 februari 2018 een onjuiste verklaring dan wel een onjuist rapport heeft uitgegeven waardoor de schijn naar de werkgever wordt gewekt dat er niets aan de hand zou zijn. Dit terwijl het medische rapportagesysteem en onderliggende adviezen duidelijk een (chronisch) PTSS diagnose vermelden. Klagers re-integratie is hierdoor ten onrechte onderbroken. Klager heeft als gevolg hiervan ontslag gekregen en kan mogelijk nooit meer werken omdat de diagnose nog steeds bestaat.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is van mening dat zij niet toerekenbaar tekort is geschoten. Zij heeft de conclusie getrokken dat er geen sprake is van een ziekte waardoor klager niet kan werken. Bij aanvang van de verzuimbegeleiding heeft verweerster niet het hele digitale dossier van voor de eerste ziektedag (24 juni 2016) gelezen. De diagnose chronische PTSS die is gesteld in 2011 is terug te vinden in het arbeidsomstandigheden spreekuurcontact in 2011. Deze diagnose werd verweerster pas duidelijk na het ontvangen van het rapport van de [I] van 6 november 2018. In het eerste spreekuur heeft verweerster aan klager gevraagd of er eerdere onderzoeken zijn geweest en of er diagnoses zijn gesteld. Klager heeft aangegeven dat termen als PTSS en autisme zouden zijn gebruikt - en hij zich daar wel enigszins in herkent -, maar hij het nooit heeft laten onderzoeken. Klager heeft aan verweerster aangegeven dat hij nu niet kon werken als gevolg van het arbeidsconflict. Klager leek zich te kunnen vinden in de beoordeling dat de spanningsklachten die hij had, gerelateerd waren aan de moeilijke situatie van de afgelopen jaren. Er was voor verweerster geen medische aanleiding om de preventieve spreekuren door te nemen.

5. De overwegingen van het college

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Vast staat dat klager in 2011 door onderzoekers van [G] is gediagnostiseerd met een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Vast staat ook dat deze diagnose op 23 mei 2011 in het medisch registratiesysteem Arbo GIDS is verwerkt.  

Verweerster zag klager in het kader van verzuimbegeleiding naar aanleiding van een langlopend arbeidsconflict. In het eerste spreekuur werden het beloop van de ziekmelding en de klachten besproken. Klager vertelde verweerster dat er in het verleden termen als autisme en PTSS gebruikt zouden zijn. Klager herkende zich hier enigszins in, maar dit zou nooit verder onderzocht zijn. Informatie hierover was voor verweerster niet te vinden in het beloop van het verzuim vanaf 24 juni 2016 (datum ziekmelding) en evenmin in het digitale systeem voor ontvangen medische informatie van derden (genaamd [J]). Ter zitting heeft verweerster desgevraagd aangegeven dat klager al voordat het eerste spreekuur had plaatsgevonden aan verweerster heeft gevraagd over welk dossier zij van hem beschikte. Verweerster heeft aan klager in het eerste spreekuur laten zien over welke stukken zij beschikte. Bij het tweede spreekuur heeft verweerster nogmaals alle stukken van het dossier van klager waarover zij beschikte laten zien. Klager heeft zelf kunnen vaststellen dat dit dossier geen afschrift van het rapport van [G] bevatte en geen afschrift van (de pagina van) Arbo GIDS waar deze diagnose staat beschreven. Uit deze gang van zaken komt naar het oordeel van het college naar voren dat ondanks dat klager in 2011 door [G] is gediagnosticeerd met de diagnose PTSS, dit ziektebeeld weliswaar in het eerste spreekuur ter sprake is gekomen, maar dat klager niet heeft aangegeven dat hij hiermee gediagnosticeerd is. Vanaf het eerste spreekuur kwam het accent te liggen op het arbeidsconflict als oorzaak voor het langlopend verzuim. In de opvolgende spreekuren stuurde klager dit op geen enkel moment bij en wees hij verweerster niet op het (ontbreken van het) rapport van [G]. In een behandelingsovereenkomst is het van belang dat de patiënt de hulpverlener naar beste weten inlichtingen geeft en de medewerking verleent die deze redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overkomst behoeft (artikel 7:452 Burgerlijk Wetboek). Gelet op het verwijt dat klager verweerster maakt, valt niet te begrijpen dat klager vanaf de kennismaking met verweerster, terwijl hij bekend was met de inhoud van het medisch dossier wat haar ter beschikking stond, nimmer heeft gemeld dat bij hem de diagnose PTSS is gesteld. Voor het college staat vast dat verweerster niet eerder wist van deze diagnose dan nadat ze haar advies op 8 februari 2018 had uitgebracht. Verweerster wist het niet en klager meldde het niet. De vraag of verweerster het had moeten weten beantwoordt het college, gelet op de inhoud van het dossier waarover zij beschikte en de (inhoud van de) meerdere spreekuurcontacten met klager in het licht van de verzuimbegeleiding, ontkennend. Alles in onderlinge samenhang bezien is het college van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Dat betekent dat het college de klacht ongegrond zal verklaren.

6. De beslissing

Het college:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door J. Iding, voorzitter, J.W. van Rijkom, lid-jurist, C.M.F. van Roessel,

R.P.J. Ansem en R.P. Dammer, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

C.W.M. Hillenaar, secretaris en uitgesproken door C.D.M. Lamers op 2 maart 2020 in aanwezigheid van de secretaris.