ECLI:NL:TGZRAMS:2020:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/428

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:96
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 21-08-2020
Zaaknummer(s): 2019/428
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt veweerder, chirurg, onder meer onvoldoende onderzoek te hebben gedaan naar cysten of tumoren alvorens een carotis endarterectomie uit te voeren. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 21 november 2019 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C ,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de aanvullende klaagschriften, ontvangen op 8 januari 2020 en 23 januari 2020;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de op 7 mei 2020 binnengekomen brief van klager (repliek);

-                      de conclusie van dupliek ;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is werkzaam als (vaat)chirurg in het E.

2.2.      Op 11 juni 2013 is klager op de spoedeisende hulp van het E (destijds: F) gezien door een neuroloog in verband met een ischemisch cerebrovasculair accident (CVA) van de linker hemisfeer. Deze diagnose werd na onderzoek bevestigd. Klager is hiervoor van 11 tot en met 13 juni 2013 opgenomen geweest.

2.3.      Uit aanvullend onderzoek bleek een hooggradige stenose van de arterie carotis interna aan de linkerzijde. Na overleg tussen de neuroloog en een collega-vaatchirurg is klager tijdens zijn opname in het bijzijn van zijn familie het voorstel en advies gedaan om een operatie – carotis endarterectomie – te doen. Klager wilde hierover nadenken.

2.4.      Op 17 juni 2013 zag verweerder klager voor het eerst op zijn spreekuur om het behandeladvies nogmaals te bespreken. De operatie werd gepland op 24 juni 2013. Op advies van verweerder is daarvoor nog een MR-angiografie van de halsvaten gemaakt.

2.5.      Op 21 juni 2013 heeft klager een collega-vaatchirurg gesproken en is klager definitief akkoord gegaan met de operatie.

2.6.      Op 24 juni 2013 is de carotis endarterectomie (hierna ook: de operatie) door collega vaatchirurgen van verweerder uitgevoerd en zonder complicaties verlopen.

2.7.      Op 25 juni 2013 is klager gezien door de arts-assistent interne geneeskunde op de ICU after care. Deze arts-assistent heeft onder meer in het dossier genoteerd “ongecompliceerd beloop”. Op 26 juni 2013 heeft de arts-assistent klager gezien. Op 27 juni 2013 heeft de arts-assistent samen met een collega-vaatchirurg klager gezien, waarbij is besloten tot ontslag van klager en een controle afspraak twee weken later.

2.8.      Op 10 juli 2013 is klager ter controle op het spreekuur van de arts-assistent chirurgie gezien. In de status wordt vermeld dat klager hees is. Er is een belafspraak gemaakt ter controle van de klachten van heesheid.

2.9.      Op 21 augustus 2013 heeft verweerder telefonisch contact gehad met de dochter van klager. Verweerder heeft klager verwezen naar KNO-heelkunde in verband met de aanhoudende heesheid. Hierna is verweerder niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klager.

2.10.    Klager heeft op 7 september 2016 een brief aan verweerder gestuurd over wondverzorging. Verweerder heeft daarop bij brief van 8 november 2016 gereageerd. Op 27 november 2018 heeft klager een brief aan collega G, chirurg, gestuurd. Verweerder heeft hierop uit hoofde van zijn functie van medisch manager chirurgie geantwoord omdat G niet meer werkzaam was in het E.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt, voor zover deze is gericht tegen verweerder, samengevat in dat verweerder geen gericht onderzoek heeft gedaan naar cysten of tumoren voordat de carotisendarterectomie plaatsvond. Verder verwijt hij verweerder dat hij dingen uit het dossier van H heeft overgenomen. Hij vraagt zich ook af waarom, na de constatering van verweerder dat klager de knoopjes van zijn blouse niet dicht kon krijgen, geen onderzoek is gedaan en geen revalidatie is aangeboden. Verweerder noemt in het dossier dat klager het idee heeft dat parasieten in zijn lichaam allerlei problemen veroorzaken. Klager vraagt zich echter af hoe verweerder op dit idee is gekomen.

In een aanvullende klacht vraagt klager zich af waarom ook nog een stent en of – zo begrijpt het college - de bovenste zenuwen onder druk of rek hebben gestaan in verband met pijn op de borst en keel. Klager vermoedt verder een embolie.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Verweerder heeft aangevoerd dat onderzoek naar cysten en tumoren in het hoofd-halsgebied voorafgaande aan een carotisoperatie niet gebruikelijk is bij de analyse van een CVA. Verweerder heeft verder toegelicht dat uit het dossier geen medische indicatie of andere aanleiding voor een dergelijk onderzoek is gebleken. Wel zijn voorafgaand aan de operatie een CT-hersenen en duplex halsvatenonderzoek gedaan en is met de uitslag hiervan een collega vaatchirurg geraadpleegd. Ook is pre-operatief een MR-angiografie van de halsvaten verricht om de diagnose hooggradige arterie carotis interna stenose te bevestigen. Daarmee is passend en voldoende onderzoek gedaan en is op goede gronden een indicatie voor de operatie gegeven, aldus verweerder.

Het college is van oordeel dat voorafgaand aan de operatie voldoende onderzoek is gedaan en op zorgvuldige wijze, na intercollegiaal overleg, de indicatie voor een carotis endarterectomie is gesteld. Nu klager niet heeft aangegeven waarom een onderzoek naar cysten of tumoren aangewezen was en verweerder heeft toegelicht dat voor een dergelijk onderzoek geen aanleiding bestond, zal het college dit klachtonderdeel, ongegrond verklaren.

5.2.      Verweerder heeft aan de vermeende opmerking over de blouseknoopjes geen enkele herinnering. Verweerder heeft uit het dossier opgemaakt dat de neuroloog na de CVA op 12 juni 2013 met klager over revalidatie heeft besproken. Verweerder is daarbij niet betrokken geweest. Het college stelt vast dat verweerder het achterwege blijven van een aanbod van revalidatie heeft weerlegd. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.3.      Ten aanzien van de klacht over de parasieten heeft verweerder aangevoerd dat klager mogelijk verwijst naar een brief van 7 september 2016 betreffende vingerletsel uit 2013. Verweerder is echter nooit betrokken geweest bij de behandeling van het vingerletsel. Dat heeft hij klager bij brief van 8 november 2016 ook meegedeeld. Het college gaat ervan uit dat de klacht berust op een misverstand en zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

5.4.      Verweerder heeft met betrekking tot de aanvullende klacht - samengevat - aangevoerd dat na onderzoek en in overeenstemming met de toepasselijke ‘richtlijn carotis endarterectomie’ een operatie is geadviseerd. Na meermaals hierover met klager te hebben overlegd is klager akkoord gegaan. Volgens de richtlijn is een stentplaatsing mogelijk maar niet de eerste keuze behandeling, aldus verweerder.

Uit het operatieverslag blijkt geen zenuwschade. Klager heeft postoperatief geklaagd over heesheid waarvoor hij is behandeld door de KNO-arts. Bij de nazorg is zenuwschade niet genoemd of gebleken.

Het college is van oordeel dat verweerder dit klachtonderdeel afdoende heeft weerlegd en zal het ongegrond verklaren.

5.5.      Verweerder heeft nog aangevoerd dat de klacht inhoudende de overname van informatie uit het HIS van de huisarts (H) waarschijnlijk betrekking heeft op het consult door de neuroloog op 11 juni 2013 op de spoedeisende hulp in verband met het CVA. Omdat klager dit onderdeel niet nader heeft onderbouwd en niet verweerder betreft zal het college ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

5.6.      Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

5.7.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 21 augustus 2020 door:

G.M. Boekhoudt, voorzitter,

J.W.D. de Waard, lid-chirurg en P. Houpt, lid-plastisch chirurg,

bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.

WG    secretaris                                                                                        WG   voorzitter