ECLI:NL:TGZRAMS:2020:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/004
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2020:92 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-08-2020 |
Datum publicatie: | 06-08-2020 |
Zaaknummer(s): | 2020/004 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verwijt aan verzekeringsarts dat zij klager onheus heeft bejegend, onder meer door te zeggen dat zij hem 'uit een burn-out wilde pushen'. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 3 januari 2020 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r ,
tegen
C,
verzekeringsarts,
destijds werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verzoek om uitstel van verweerster;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullend verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van verweerster van 6 mei 2020;
- de e-mail van klager van 5 juni 2020 met de bijlagen;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- het proces-verbaal van het op 30 juni 2019 gehouden vooronderzoek.
De klacht is in raadkamer behandeld.
2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager, thans 40 jaar oud, was werkzaam als callcentermedewerker outbound bij E (hierna: E). Verweerder heeft zich vanaf 24 januari 2018 ziek gemeld.
2.2. E heeft arbodienst F (hierna: F) ingeschakeld voor de begeleiding van klager tijdens zijn ziekte. Verweerster was destijds werkzaam bij F. In de periode van 21 juni 2018 tot en met 28 december 2018 is klager een aantal keer bij verweerster op (telefonisch) spreekuur geweest. Verweerster is verzekeringsarts.
2.3. Uit het medisch dossier van klager blijkt – kort samengevat – dat de klachten van verweerder door de huisarts worden geduid als ‘tegen burn-out aanzitten’. Klager is door de huisarts verwezen naar de praktijkondersteuner. Vanuit F bestond de wens om klager te laten beoordelen door een psychiater om de juiste werkdiagnose(n) en de meest geëigende behandeling(sstrategie) te kunnen vaststellen. Klager had veel weerstand tegen eventuele medicatie en tegen psychiaters in het algemeen. Verweerster heeft klager uitgelegd dat hij zich volgens de huidige behandelstandaard zou moeten laten behandelen en dat het tot een eventuele sanctie op zijn uitkering zou kunnen leiden indien hij niet wilde meewerken aan diagnostiek en behandeling.
2.4. Op 28 december 2018 heeft verweerster klager tijdens een telefonisch spreekuur gesproken. In het medisch dossier staat over dit contact, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(...)
UWV arts maakte zich zorgen, hij bagatelliseert het eea. HA dacht dat er sprake was van persoonlijkheidsproblematiek. Hij kan hier niet in komen.
Weerstand volop, weer in discussie.
Voorstel; 4DKL, of ESR en de naam van de stafarts van F. Per mail eea sturen. Hij denkt nog na over al of niet verder bij mij.
(...)”
3. De klacht en het standpunt van klager
3.1. De klacht houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerster niet de goede zorg heeft geboden die van een arts mag worden verwacht.
3.2. Klager heeft – kort samengevat – gesteld dat verweerster hem tijdens het telefonische spreekuur van 28 december 2018 heeft gezegd dat zij hem uit zijn zware burn-out wilde pushen. Volgens klager heeft verweerster hem als gevolg hiervan zieker gemaakt.
4. Het standpunt van verweerster
4.1. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Vooropgesteld wordt dat het bij een tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houden met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2. Uit het medisch dossier van klager kan niet worden afgeleid dat verweerster geen goede zorg zou hebben verleend en haar in dat kader een tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden gemaakt. Uit dit dossier blijkt immers dat verweerster telkens naar klager heeft geluisterd en haar werkzaamheden heeft verricht zoals van haar als verzekeringsarts mag worden verwacht. Verweerster heeft uitdrukkelijk betwist dat zij in het telefoongesprek van 28 december 2018 heeft gezegd dat zij klager “uit zijn zware burn-out wilde pushen”. Gelet op die uitdrukkelijke betwisting kan niet worden vastgesteld dat zij ook daadwerkelijk deze bewoordingen heeft gebruikt. Verweerster heeft toegelicht dat zij klager tijdens dit telefoongesprek enkel wilde wakker schudden om hem in beweging te krijgen. Daarbij heeft zij hem erop gewezen dat hij zonder diagnose van een psychiater niet verder zou komen. Hoewel verweerster deze mededeling wellicht in stellige bewoordingen heeft geuit, ziet het college, gezien de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan, geen reden te twijfelen aan de bedoelingen van verweerster noch dat zij daarbij een verkeerde toonzetting heeft gebruikt. Bovendien is niet gebleken dat verweerster – anders dan klager heeft gesteld – heeft betwist dat sprake zou zijn van een burn-out. Zij heeft enkel te kennen gegeven dat klager zich door een psychiater diende te laten beoordelen.
5.3. Het voorgaande brengt met zich dat verweerster met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus beslist op 6 augustus 2020 door:
P.J. van Eekeren, voorzitter,
C.A.W.M. Hertog en E.G. van der Jagt, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door H.D. Coumou, secretaris.
WG secretaris WG voorzitter