ECLI:NL:TGZRAMS:2020:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/031

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:78
Datum uitspraak: 07-07-2020
Datum publicatie: 07-07-2020
Zaaknummer(s): 2020/031
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager dient een klacht in tegen een KNO-arts. De arts heeft een oorsanatie/trommelvlies operatie uitgevoerd aan een oor, waar klager doof aan is geworden. Klager verwijt de arts (o.a.) dat er geen indicatie bestond van de ingreep en dat zij haar 'informed consent' verplichting heeft geschonden. De KNO-arts betwist dat er geen indicatie voor de ingreep bestond en dat zij klager niet heeft geïnformeerd over de ingreep. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 31 januari 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r ,

gemachtigde: mr. J. Sneller, advocaat in Amsterdam,             

tegen

C

arts,

werkzaam in B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. A.C. de Die, advocaat in Amsterdam.             

1.          De procedure

Nadat klager zijn klaagschrift met bijlagen heeft ingediend, heeft verweerster een verweerschrift met bijlagen ingediend. Partijen zijn daarna uitgenodigd om in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. In verband met de maatregelen om het Corona-virus te bestrijden, hebben partijen ingestemd met het schriftelijk voorzetten van de procedure. Daarna heeft klager een repliek ingediend, en verweerster een dupliek.  

De klacht is vervolgens in raadkamer behandeld.

2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.       Klager is al jaren bij het D onder behandeling in verband met een chronische middenoorontsteking rechts. Hij is daarvoor behandeld met buisjes, maar zonder blijvend succes.

2.2.       Op 16 februari 2017 is klager voor het eerst op het spreekuur van verweerster geweest. Hij had toen zes maanden last van een loopoor. Op 4 juli 2017 is een audiogram gemaakt. Daaruit bleek dat klager een aanzienlijk gehoorverlies rechts had.

2.3.       Op 28 juli 2017 vond een consult bij een collega van verweerster (E) plaats. Deze collega heeft een sanerende ooroperatie voorgesteld en deze operatie aan klager uitgelegd, zo blijkt uit het medisch dossier.

2.4.       Op 31 augustus 2017 is deze ooroperatie wederom besproken met klager door dezelfde collega van verweerster. Deze collega heeft klager verteld dat verweerster de operatie zal uitvoeren.

2.5.       Op 31 oktober 2017 is klager op het spreekuur van verweerster gekomen. Zij heeft de ingreep besproken met klager. In het medisch dossier staat:

“uitleg ingreep AAT AD

Complicaties (nabloeden, infectie, gehoor minder/doof (..) besproken en akkoord

Uitleg: eerste doel is veilig oor, 2e doel is gehoorsverbetering”

2.6.       Tijdens de operatie, die plaatsvond op 17 april 2018, bleek dat een niet functionerende gehoorbeenketen voor gehoorsverlies zorgde. Daarom is besloten over te gaan tot een reconstructie van de gehoorbeenketen, waarbij een prothese is geplaatst.

2.7.       Op 18 april 2018 is klager gezien door een collega van verweerster. Er is een gehoortest uitgevoerd die geen bijzonderheden liet zien. Klager is toen met ontslag gegaan.

2.8.       Bij ontslag is de dochter van klager niet gebeld, terwijl dat wel was afgesproken, zo blijkt uit de verpleegkundige rapportage van die dag.

2.9.       Op 24 april 2018 en op 24 mei 2018 heeft klager postoperatieve controles gehad. Er waren op dat moment geen aanwijzingen voor uitval of beschadiging van het gehoor.

2.10.     Op 5 juli 2018 vond een vervolgcontrole plaats. Bij onderzoek concludeerde verweerster dat er sprake was van een doof oor.

2.11.     Verweerster heeft de casus besproken met haar collega’s. Besloten is om een CT-scan te maken om te bezien of er een verklaring voor de doofheid gevonden kon worden. Uit de CT-scan bleek dat de prothese in een goede positie zit.

2.12.     Klager heeft een medisch advies ingewonnen van medisch adviseur tevens KNO-arts F. In zijn advies d.d. 29 augustus 2019 schrijft hij:

“(..) De uitbreiding van de ooroperatie met een keten reconstructie na uitnemen van het aambeeld is vooraf helemaal niet aan de orde geweest. Vrijwel zeker heeft deze uitbreiding van de operatie met uitnemen van een ketendeel (incus) en vervolgens plaatsen van een PORP prothese op de stapesknop geleid tot de “complicatie” doof oor. Een doof oor na een lege artis uitgevoerde atticoantrotemie is uitermate zeldzaam. (..)”

2.13.     Klager is in het kader van een second opinion verwezen naar G heeft in zijn rapport van 16 november 2019 geschreven:

“Bij een chronisch sereuze otitis media met een maximaal geleidingsverlies is het niet ongewoon om de drie mogelijkheden van behandeling te bespreken: niets doen, hoortoestel of operatie met gehoorverbetering. Gezien de lengte van de anamnese is uiteindelijk door twee KNO-artsen E en van H geoordeeld dat er een mogelijkheid zou zijn om een poging te doen om de beluchting van het oor te verbeteren middels een attico-antrtomie en ook een ketenreconstructie te doen. Dit is logisch gezien het vastzitten van de hamer en incus complex. De indicatie voor operatie is weloverwogen genomen. (..)

Zoals blijkt uit het EPD is op 28 juli 2007 door dr. F aangegeven, dat een oor sanering van het rechteroor mogelijk zou kunnen zijn om beluchting van het oor te verbeteren en dan zijn er geen buisjes meer nodig. Misschien blijkt peroperatief dat de gehoorbeenketen gefixeerd is en kan een gehoorverbeterende operatie volgen. In dat kader is op 31 oktober door dr. H nogmaals uitleg gegeven over de ingreep. Gesproken werd over de operatie indicatie, de complicaties, waarbij letterlijk zijn genoemd gehoorvermindering en doofheid. (..) De ketenreconstructie was deel van de ingreep en in dit kader is ook gesproken over een operatie in twee tempi (..). Het uitnemen van de incus en vervolgens plaatsen van gehoorbeen ketenprothese is een logisch stap.

Gehooruitval na operatie is een zeer ernstige complicatie. Dat dit gebeurd is zeer ongewoon, maar, hoewel zeer zeldzaam, altijd een mogelijkheid en is als zodanog preoperatief besproken. Het is mijn inziens niet juist om te stellen dat deze negatieve uitkomst volledig te schuiven is op het operatief handelen. De gehoorbeen keten reconstructie was vooraf besproken. (..) Ik kan mij niet vinden in de beoordeling en conclusies van F, KNO-arts. (..)”

3.          De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat 1) er een niet-noodzakelijke operatie is uitgevoerd, die 2) niet vantevoren was overeengekomen en die 3) niet goed is uitgevoerd waardoor doofheid is ontstaan. Bovendien 4) is de dochter van klager na de operatie niet gebeld terwijl dat wel was afgesproken.

4.          Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.          De beoordeling

5.1.       De vraag die beantwoord moet worden is of verweerster ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven. Met andere woorden; of zij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld.    

5.2.       Het college is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.

5.3.       In een situatie die zich bij klager voordeed (iemand met een lange voorgeschiedenis van oorontstekingen en een beperkte gehoorsfunctie) zijn er drie mogelijkheden; 1) niets doen, 2) een hoortoestel of 3) een sanerende ooroperatie.

5.4.       De eerste twee opties lagen niet voor de hand; klager had namelijk al jarenlang last van een loopoor; die klacht stond dan ook (meer dan het gehoorverlies) op de voorgrond. Een sanerende ooroperatie (afgekort als AAT AD) lag daarom voor de hand. Deze operatie was daarom wel degelijk geïndiceerd. De eerste klacht is daarom ongegrond.

5.5.       Usance binnen de beroepsgroep van KNO-artsen is, dat wanneer tijdens een sanerende ooroperatie ook gehoorsverbetering kan worden bereikt door middel van een ketenreconstructie (het plaatsen van een prothese), dit ook direct tijdens dezelfde operatie wordt gedaan.

5.6.       Het college stelt op basis van de inhoud van het medisch dossier vast dat dit ook is besproken met klager. In het dossier staat immers dat besproken is dat er twee operatiedoelen waren. Het eerste doel betrof een veilig oor en het tweede doel betrof gehoorsverbetering. Dit tweede doel kon alleen worden bereikt door middel van een ketenreconstructie.

5.7.       Bovendien blijkt uit het medisch dossier dat de mogelijke complicaties die als gevolg van de operatie konden optreden zijn besproken. De genoemde complicaties passen bij het doen van een ketenreconstructie.

5.8.       Mogelijk is klager op het verkeerde been gezet door de inhoud van de code AAD AT in het medisch dossier. Deze code betreft de sanerende ooroperatie. Onder deze code valt echter ook het doen van een ketenreconstructie. Daarvoor is geen aparte code.

5.9.       De mogelijkheid om direct tijdens de sanerende ooroperatie een prothese te plaatsen is, volgens de inhoud van het medisch dossier, dan ook besproken met klager en daarom is ook de tweede klacht ongegrond.

5.10.     Er is geen enkele aanwijzing in het dossier dat de operatie niet goed is uitgevoerd. Helaas kan doofheid, hoewel dit zeer zeldzaam is, ook bij een goed uitgevoerde operatie als complicatie optreden. Ook de derde klacht is daarom ongegrond. Dit neemt niet weg dat het uitermate triest is dat deze complicatie zich in het geval van klager heeft voorgedaan.

5.11.     Verweerster heeft erkend dat de dochter van klager niet is gebeld na de operatie, terwijl dat wel was afgesproken. Zij heeft er echter op gewezen dat die afspraak niet met haar is gemaakt, maar met het verpleegkundig personeel. Dat wordt bevestigd door de inhoud van de verpleegkundige rapportage. Dat die afspraak niet is nagekomen is weliswaar vervelend voor klager, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar aan verweerster.

5.12.     De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.13.     Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht (kennelijk) ongegrond.

Aldus beslist op 7 juli 2020 door:

J. Brand, voorzitter,

C.M.F. Kruijtzer en J.Q.P.J. Claessen, leden-arts,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.

WG   secretaris                                                                                       WG   voorzitter