ECLI:NL:TGZRAMS:2020:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/435

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:49
Datum uitspraak: 02-04-2020
Datum publicatie: 02-04-2020
Zaaknummer(s): 2019/435
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij 1) een neusspray heeft voorgeschreven en klager niet verwezen heeft naar het ziekenhuis voor een neusoperatie, 2) een onjuiste verklaring naar het ziekenhuis heeft gestuurd, 3) geen hulp wilde bieden bij het opstellen van een brief in het kader van een hoger beroepszaak en 4) dat hij een gesprek abrupt heeft gestopt, agressief was en heeft gezegd dat klager een andere huisarts moest zoeken. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 1 oktober 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager ,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te B,

verweerder ,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift d.d. 30 september 2020;

-                      het aanvullende klaagschrift d.d. 9 november 2020;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de op 11 en 19 februari 2020 binnengekomen brief van klager.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is sinds 1992 de huisarts van klager.

2.2.      In het huisartsenjournaal staat onder meer het volgende vermeld:

“25.04.2018         C

S          probleem met ademhalen: neusvleugels trekken naar binnen bij inademen. als hij op neuspunt drukt, gaat probleem weg

O          neus: Re.neusgat kleiner dan Li. enige zwelling slijmvlies

E          meneer wil operatie neus, dus inkorten onderzijde. dat lijkt mij geen goede optie.

maar meneer wil toch graag van de chirurg (in dit geval KNO) horen

            R08.00  (Andere symptomen/klachten neus)

P          Budesonide voorgeschreven en meneer toch verwezen, vanwege persistente wens maar ook de budesonide wil hij niet

28.08.2018        C

S          Advies KNO arts ivm neuspassageklachten:

De mogelijkheid van een septumcorrectie voor versmallen van de columella of een eventuele uitgebreide rhinoplastiek wordt besproken. Patient wil graag een rhinoplastiek ondergaan voor verbetering van de passage en de vorm van de neus. Voor deze ingreep bestaat in het D helaas een lange wachttijd. Tevens moet er een vecozo machtiging worden aangevraagd. Patient wil niet zo lang wachten en wil daarom graag naar een ander ziekenhuis. Ik heb aangeraden om naar de E kliniek in F te gaan omdat daar ook rhinoplastieken worden verricht, maar patient vindt dit ver weg. Hij zal met de huisarts contact opnemen voor een doorverwijzing.

O

E          Conclusie: functioneel esthetische neuspassageklachten bij samenvallen neuskleppen bij brede columella en drooping tip.

            R08.00              (Andere symptomen/klachten neus)

P          Hij kan ook naar G, maar dat is plastische chirurgie en wordt volgens mij niet vergoed. Ik zou naar F gaan zoals aangeraden door KNO D. Hij wil zelf gaan bellen naar de klinieken en vragen.

Uitdraai brief KNO meegegeven. Als hij weet waar hij heen verwezen wil worden dan maak ik een verwijzing die hij kan komen halen. Nee, ik weet ook niet hoe hij in F moet komen.

(…)

28.08.2019        T

S          brief van 20 aug. over onderzoek 2012. nu hoger beroep: wat heeft bij nodig? (geen heldere vraag)

O

E          en dan wil hij ook de verwijzing van KNO bespreken

            R08.00              (Andere symptomen/klachten neus)

P          afspraak morgen

29.08.2019        C

S          moeizaam gesprek: hij wil in hoger beroep aantonen, dat de verzekeringsarts in 2012 geen gegevens heeft opgevraagd bij mij (C) en dus niet had mogen beslissen over arbeidsongeschiktheid

O

E          brief opgesteld (zie corr.) waarin ik dit bevestig.

met al het heen- en weer gepraat en het goed formuleren van de brief, vind ik het na een half uur genoeg geweest

            R08.00              (Andere symptomen/klachten neus)

P          maar meneer wil punt 2 en 3 bespreken van zijn klachten, nl. dat ik in 2018 fouten heb gemaakt in mijn verwijzing van KNO (hij wilde de neusspray wel nemen, i.t.t. wat isk schtijf; en de KNO arts vond de vraag niet helder, over operatie.

meneer houdt niet op> ik word boos en sommeer hem te vertrekken: dat begrijpt hij niet”

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.    op 25 april 2018 een neusspray heeft voorgeschreven;

2.    niet heeft verwezen naar D voor een neusoperatie;

3.    een onjuiste verklaring naar het D heeft gestuurd op 25/4/2018;

4.    geen hulp wilde bieden bij het opstellen van een brief in het kader van een hoger beroep;

5.    het gesprek op 29 augustus 2019 abrupt heeft gestopt, agressief was en hem had gezegd een andere huisarts te zoeken.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.       Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2.      Ten aanzien van klachtonderdelen 1 en 2 overweegt het college als volgt.

Op 25 april 2018 is klager bij verweerder op consult geweest in verband met ademhalingsstoornissen door zijn neus. Verweerder heeft klager onderzocht en een neusspray voorgeschreven. Klager was het hiermee niet eens en wilde een verwijzing naar een KNO arts. Verweerder heeft dit verzoek ingewilligd. Op verzoek van klager heeft er dus een verwijzing naar het D plaatsgevonden. Klachtonderdelen 1 en 2 zijn derhalve ongegrond.

5.3       Klachtonderdeel 3, dat verweerder een onjuiste verklaring heeft gestuurd naar het D, is ongegrond. In de verwijsbrief van 24 april 2018 staan de bevindingen, overwegingen en beleid van verweerder. De klachten van klager en het lichamelijk onderzoek en een behandelingsvoorstel zijn correct beschreven.    

5.4       Klachtonderdeel 4 is eveneens ongegrond. Niet gebleken is dat verweerder geen hulp wilde bieden bij het opstellen van een brief voor een hoger beroep procedure. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat verweerder om deze reden een aparte afspraak heeft gemaakt op het spreekuur en direct een brief voor klager heeft opgesteld. Dit staat vermeld bij 29 augustus 2019. Verweerder heeft meegewerkt aan het hoger beroep door een brief op te stellen over de verzekeringsarts.

5.5       Tot slot klachtonderdeel 5: tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder is niet aannemelijk geworden dat verweerder het gesprek op 29 augustus 2019 abrupt heeft gestopt, agressief was en hem had gezegd een andere huisarts te zoeken.

Klager heeft kunnen lezen dat verweerder ofwel ontkent dat hij het (zo) heeft gezegd zoals klager stelt, ofwel een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen hij aan klager heeft gezegd dan klager daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Klachtonderdeel 5 is derhalve ongegrond.

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 2 april 2020 door:

E.A. Messer, voorzitter,

I. Boekhout en R.A. Christiano, leden-arts,

bijgestaan door S.S. van Gijn, secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                       voorzitter