ECLI:NL:TGZRAMS:2020:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/012

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:137
Datum uitspraak: 12-10-2020
Datum publicatie: 12-10-2020
Zaaknummer(s): 2020/012
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij gedreigd heeft met een gedwongen opname en de wens van klaagster met rust gelaten te worden niet heeft gerespecteerd. Verweerder heeft primair de niet-ontvankelijkheid van klaagster bepleit, subsidiair heeft verweerder de klacht bestreden. Het college heeft klaagster ontvankelijk verklaard en de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 10 januari 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te (onder meer) D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift;

- de e-mail van klaagster van 5 februari 2020;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek, bestaande uit de e-mails van klaagster van 26 mei 2020 en 22 juli 2020;

- de dupliek met de bijlagen.

De klacht is in raadkamer van 11 september 2020 behandeld.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. De huisarts van klaagster heeft de GGZ-instelling waar verweerder werkzaam is als psychiater bij een FACT-team verzocht om een spoedintake vanwege zorgen over langdurig bestaand overmatig medicatiegebruik, zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang van klaagster. Verweerder heeft klaagster voor de eerste keer gezien tijdens een huisbezoek op 28 juni 2017. In de maanden daarna heeft verweerder geprobeerd met zijn team een behandelrelatie met klaagster op te bouwen en haar te stabiliseren. In dat kader zijn nog enkele huisbezoeken aan klaagster afgelegd.

2.2. Vanwege verdere teloorgang is in september 2017 een onafhankelijke beoordeling aangevraagd. Op 13 oktober 2017 is klaagster opgenomen met een voorlopige machtiging voor een periode van zes maanden. Op 12 februari 2018 is klaagster voorwaardelijk ontslagen en werd zij opnieuw begeleid door verweerder en het FACT-team.

2.3. In mei 2018 en in september 2018 heeft een crisisopname voor ontgifting plaatsgevonden. Vervolgens is klaagster in november 2018 opnieuw gedwongen opgenomen geweest tot en met (uiteindelijk) 20 augustus 2019.

2.4. Tijdens de periodes dat klaagster opgenomen is geweest, werd zij behandeld door andere zorgverleners dan verweerder (die ambulant werkzaam is).

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klaagster heeft gedreigd met een gedwongen opname en haar wens met rust gelaten te worden niet heeft gerespecteerd.

Ter onderbouwing van haar klacht stelt klaagster dat (onder andere) verweerder op haar deur stond te bonken, zonder zich voor te stellen binnenkwam en rare vragen stelde, waarop klaagster heeft gevraagd of hij van haar erf af wilde gaan. Zij heeft verweerder aangegeven met rust te willen worden gelaten. Volgens klaagster is verweerder door de politie gevraagd zijn bezoeken aan haar te staken. Ook vrienden van klaagster hebben verweerder gevraagd zijn bezoeken aan haar te staken.

Door de bezoeken van verweerder is klaagster tien kilo afgevallen, kampte zij met depressieve klachten, hartkloppingen en hartfalen van de stress et cetera. Klaagster heeft verweerder hiervan op de hoogte gebracht; in reactie daarop dreigde verweerder volgens klaagster wekelijks dat zij op een gesloten afdeling zou worden opgenomen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft als eerste de niet-ontvankelijkheid van klaagster bepleit. Voorts heeft hij de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1.1. Het is naar het oordeel van het college uit de inhoud van de klacht zonder meer duidelijk dat klaagster over verweerder klaagt in zijn rol van psychiater. Dat klaagster hem in het klaagschrift als psychotherapeut aanduidt maakt dit niet anders.

5.1.2. Verweerder moet worden toegegeven dat de klacht van klaagster niet eenvoudig te doorgronden is. Dit neemt echter niet weg dat wel voldoende duidelijk is wat klaagster verweerder verwijt.

5.1.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van verweerder op de niet-ontvankelijkheid van klaagster geen doel treft.

5.2. De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven. Kort gezegd; of hij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld. Daar komt bij dat in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt is en dat de toetsing van het handelen van verweerder moet plaatsvinden in het licht van wat hem op het moment van zijn handelen bekend was en bekend kon zijn.

5.3. Naar het oordeel van het college kan uit hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht, niet worden afgeleid dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het door verweerder overgelegde medisch dossier van klaagster heeft het college kunnen afleiden dat klaagster het FACT-team, waaronder verweerder, iedere keer zelf heeft binnengelaten. Het is het college uit hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht niet gebleken dat verweerder daarbij grenzen heeft overschreden door op onheuse wijze te dreigen met een gedwongen opname. Voor zover klaagster verweerder verwijt dat hij heeft bepaald dat zij met een rechterlijke machtiging zou worden opgenomen, is het college van oordeel dat dat verwijt niet terecht is. In het kader van een onafhankelijke beoordeling is klaagster niet door verweerder gezien, maar door een onafhankelijke arts en heeft uiteindelijk de rechter de machtiging tot opname afgegeven.

5.4. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 12 oktober 2020 door:

J. Brand, voorzitter,

A.C.M. Kleinsman en H.N. Koetsier, leden-psychiater,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter