ECLI:NL:TGZCTG:2020:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.273

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:68
Datum uitspraak: 03-03-2020
Datum publicatie: 05-03-2020
Zaaknummer(s): c2019.273
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van tandarts tegen een collega-tandarts. Klager verwijt de collega-tandarts dat hij een second opinion heeft uitgevoerd bij een patiënt en dat hij deze patiënt vervolgens niet heeft teruggewezen naar klager, maar zelf behandelingen heeft uitgevoerd. Dit is volgens klager in strijd met de NMT praktijkrichtlijn Second Opinion. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond, omdat geen sprake is van een second opinion-situatie. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.273 van:

A., wonende te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 1 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. – hierna de tandarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 augustus 2019, onder nummer 2019-027b, heeft dat college de klacht ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.  

Het Centraal Tuchtcollege heeft van beide partijen nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2019.272 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 januari 2020, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de tandarts, in persoon en bijgestaan door mr. O.L. Nunes, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

2.1       Klager, praktijk houdend te B., is in de periode 2007 tot in de zomer van 2016 de tandarts geweest van de heer D., geboren in 1951 (hierna: de patiënt). In die periode heeft klager bij de patiënt onder meer implantaten en kronen geplaatst. Het laatste consult vond plaats op 7 juli 2016. Op 13 september 2016 stond nog een consult ingepland, maar de patiënt heeft op 6 september 2016 per e-mailbericht aan de praktijk deze afspraak afgezegd. In dit bericht heeft de patiënt meegedeeld de gemaakte afspraak van 13 september 2016 te annuleren. De patiënt heeft daarin voorts kenbaar gemaakt dat op dat moment een second opinion over de situatie in zijn mond liep en heeft klager daarom verzocht om de actuele foto’s van zijn gebit te verstrekken.

2.2       Beklaagde is werkzaam als tandarts, parodontoloog en implantoloog in E. in een eigen praktijk.

2.3       Op 28 september 2016 heeft de patiënt beklaagde geconsulteerd voor een second opinion na verwijzing door de heer F. (tandarts F.).

2.4       Bij brief van 30 september 2016 heeft beklaagde tandarts F. op de hoogte gesteld van zijn bevindingen en advies gegeven. Vervolgens hebben de patiënt, tandarts F. en beklaagde in gezamenlijk overleg een behandelplan opgesteld. In dat kader heeft beklaagde bij brieven van 22 mei 2017 begrotingen aan de patiënt verstrekt voor de verdere voorgestelde behandeling.

2.5       De patiënt heeft zich voorts via zijn rechtsbijstandsverzekeraar gewend tot mevrouw G. (hierna: G.), die als personenschade-expert verbonden is aan H.., om te bezien of hij schade had geleden als gevolg van onzorgvuldig handelen door klager. G. heeft  tandheelkundig adviseur I. (dossiernummer 2019-027c,  tandarts I.) ingeschakeld voor een tandheelkundig advies.

2.6       Bij brief van 21 februari 2017 heeft tandarts I. beklaagde verzocht om informatie te verstrekken over de status van het gebit van de patiënt en het verdere behandeltraject. Bij e-mailbericht van 14 maart 2017 heeft beklaagde tandarts I. geïnformeerd door een afschrift te verstrekken van zijn adviesbrief van 30 september 2016 aan tandarts F.

2.7       De NMT praktijkrichtlijn Second Opinion (2004) houdt onder meer het volgende in:

“Inhoud

De NMT-praktijkrichtlijn Second Opinion biedt een leidraad voor tandartsen die worden geconfronteerd met een verzoek om second opinion. In deze praktijkrichtlijn wordt ingegaan op de definitie en de doelstelling van een second opinion en de hierbij te volgen werkwijze. Nadrukkelijk komen de posities van zowel de aanvrager (patiënt of collega-tandarts) als de second opiniongever aan de orde. Aangezien second opinion niet is bedoeld als middel om een klacht te uiten wordt in deze praktijkrichtlijn geen aandacht besteed aan het geven van een oordeel over een reeds uitgevoerde behandeling, noch aan eventuele bemiddeling tussen eerste meninggever en de patiënt door de second opiniongever

Definitie

Een second opinion is een onafhankelijke tweede mening over een gebitssituatie of een behandelplan waarover reeds een eerste mening bekend is.

Doelstelling en toelichting

Doelstelling van het verstrekken van een second opinion is de aanvrager behulpzaam te zijn bij zijn eigen menings- en/of besluitvorming ten aanzien van een gebitssituatie en/of een tandheelkundig behandelplan. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de second opiniongever het besluit neemt, maar dat de patiënt en de behandelend tandarts, mede op basis van een second opinion, gezamenlijk hun mening kunnen vormen en hun uiteindelijke besluit kunnen nemen.”

3.         De klacht

Klager verwijt beklaagde, zoals het College mede begrijpt uit de toelichting door klager ter zitting en diens pleitnota, dat beklaagde 

1.   zich niet heeft gehouden aan de richtlijnen en gedragsregels betrekking hebbend op het doen van een second opinion door het opstellen van een behandelplan en begroting en het overnemen van de patiënt en de behandelingen; kortom door in dit verband hand- en spandiensten te verlenen aan tandarts F., die ten onrechte een second opinion verzoek heeft aangegrepen om patiënt in zijn eigen praktijk op te nemen;

2.   samen met tandarts I. als adviseur van de verzekeraar van klager en het letselschadebedrijf van de patiënt is opgetreden waardoor er sprake is van belangenverstrengeling;

3.   in kongsi en kartel medewerking heeft verleent aan een financiële claim, hetgeen getuigt van corruptie en nepotisme en zich door tandarts F. heeft laten meeslepen in een belangenverstrengeling met toebrengen van imagoschade aan klager en winstbejag.

4.         Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager en subsidiair de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1             Klager heeft in één klaagschrift klachten ingediend tegen de vier beklaagden. De beklaagden hebben zich tot één gemachtigde gewend die in deze procedure namens hen optreedt. De klachten zijn gezamenlijk en gevoegd behandeld, hetgeen met zich meebrengt, zoals ter zitting is besproken, dat hetgeen aan de orde is gekomen ter zitting zo nodig in alle vier de zaken zal worden betrokken.

5.2             In de kern verwijt klager de beklaagde dat hij heeft meegewerkt aan een ongeoorloofde second opinion, dit in strijd met de NMT praktijkrichtlijn voor een second opinion (2004). Daarnaast verwijt hij de beklaagde dat deze (samen met tandarts I.) als adviseur voor de (beroepsaansprakelijkheids)verzekeraar van klager en het letselschadebedrijf van de patiënt is opgetreden.

5.3       Alvorens aan de inhoudelijke beoordeling van de klachten toe te kunnen komen dient het College zich te beraden over de vraag of klaagster in deze klachten kan worden ontvangen. In dit verband wordt als volgt overwogen.

5.4       Vooropgesteld wordt dat het College dient te toetsen of de klachten schending van normen van artikel 47 eerste lid onder a. dan wel onder b. van de Wet BIG opleveren, dit in samenhang met het bepaalde in artikel 65 eerste lid onder a. Wet BIG. Blijkens laatstgenoemde bepaling is slechts een ‘rechtstreeks belanghebbende’ tot klagen gerechtigd. De tuchtnormen van artikel 47 sluiten hierop aan, nu daarin de individuele gezondheidszorg centraal staat.

Het eerste lid onder a. van artikel 47 (de eerste tuchtnorm) betreft het handelen of nalaten door de BIG-geregistreerde in een concrete behandelrelatie met patiënt, waarbij getoetst wordt of de uitvoering daarvan jegens patiënt dan wel zijn naaste betrekkingen al dan niet onder de maat is geweest.

Het eerste lid onder b. van artikel 47 (de tweede tuchtnorm) gaat om de vraag of er sprake is geweest van enig ander handelen of nalaten door de BIG-geregistreerde (dan de uitvoering van de concrete behandelrelatie) in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt en dat zijn weerslag heeft op van de individuele gezondheidszorg.

5.5       In deze zaak is niet in geschil dat de eerste tuchtnorm niet aan de orde is. De patiënt zelf is immers helemaal niet bij klachten betrokken.

5.6       Nagegaan moet daarom worden of het aan beklaagde gemaakte verwijt past (i) binnen de tweede tuchtnorm én (ii) of klager in dit verband tevens kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Daarvoor is nodig dat de klager een concreet (eigen) belang aanvoert dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg en dat hij aanvoert dat hij ook daadwerkelijk in dat belang is getroffen. Het College komt tot de conclusie dat dit het geval is. Dit wordt als volgt toegelicht.

5.7       Klager stelt blijkens het voorgaande dat beklaagde niet heeft voldaan aan de eisen, die worden gesteld aan de uitvoering van een second opinion bij een patiënt waarmee klager een individuele behandelovereenkomst heeft; voorts dat hij hierdoor rechtstreeks in zijn eigen belang is getroffen. Dit valt onder voormelde in r.o. 5.6 weergegeven omschrijving. Het College komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling.

Beoordeling van klachtonderdeel 1

5.8       Deze klacht berust op de premisse dat de patiënt zich tot tandarts F. (F.) heeft gewend voor een second opinion en dat beklaagde daaraan ten onrechte heeft meegewerkt. Zoals het College heeft geoordeeld in de zaak tegen tandarts F., is voormelde premisse onjuist. Er is geen sprake geweest van een situatie zoals bedoeld in de hiervoor (in r.o. 2.7 geciteerde) richtlijn. Tandarts F. is niet benaderd voor het geven van advies over een door klager voorgestelde behandeling bij patiënt. Bij patiënt was er kennelijk enig onbehagen over klager, waarna hij is overgestapt naar tandarts F. Dit staat patiënt vrij. Vervolgens heeft tandarts F., naar het College begrijpt, in samenspraak met patiënt een second opinion gevraagd aan beklaagde en heeft beklaagde hieraan meegewerkt. Hier is niets mis mee. Klachtonderdeel 1 is dus ongegrond.

Beoordeling van klachtonderdeel 2 

5.9       Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klager heeft tegenover de betwisting van beklaagde zijn stellingen niet deugdelijk onderbouwd. De tandheelkundig adviseur van het letselschadebedrijf heeft beklaagde louter verzocht om informatie te verstrekken aan welk verzoek beklaagde, zoals te doen gebruikelijk, heeft voldaan. 

Beoordeling van klachtonderdeel 3

5.10     Het derde klachtonderdeel is eveneens ongegrond, nu klager zijn klacht niet nader heeft onderbouwd en de beklaagde de verwijten heeft ontkend.  

Slotsom

5.11     De conclusie is dat beklaagde met betrekking tot de klacht geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, en/of onder b van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG).

5.9       De klacht zal ongegrond worden verklaard.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager is in beroep gekomen omdat hij het niet eens is met de ongegrondverklaring door het Regionaal Tuchtcollege van (alleen) klachtonderdeel 1. Klager betoogt dat in de verhouding tussen hem en tandarts F. sprake was van een second-opinion-situatie. Vervolgens heeft tandarts F. op zijn beurt patiënt voor een second-opinion verwezen naar de tandarts. Daarmee is volgens klager ook in de verhouding tussen hem (klager) en de tandarts sprake van een second-opinion situatie. Dit betekent dat de tandarts bij patiënt geen behandelingen mocht uitvoeren en dat hij patiënt ten onrechte niet naar klager heeft terugverwezen. Hiermee heeft de tandarts volgens klager de NMT praktijkrichtlijn Second Opinion (2004) (hierna: de praktijkrichtlijn) geschonden. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege klachtonderdeel 1 alsnog gegrond te verklaren. 

4.2       De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep te verwerpen.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager een collega is van de tandarts over wie hij klaagt. De klacht gaat over het handelen van de tandarts die een patiënt met wie klager een individuele behandelovereenkomst had, in strijd met de praktijkrichtlijn heeft overgenomen. Door dit handelen wordt klager rechtstreeks in zijn belang geraakt. Hij heeft er als tandarts een eigen belang bij dat een collega- tandarts zich ten aanzien van een patiënt van klager aan de praktijkrichtlijn houdt. Klager is dus rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65 lid 1 onder a van de wet op de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Het handelen waarover wordt geklaagd valt voorts onder de werkingssfeer van de tweede tuchtnorm, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet BIG. Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege klager terecht in zijn klacht heeft ontvangen.

4.4       Klachtonderdeel 1 berust op de premisse dat patiënt zich tot tandarts F. heeft gewend voor een second-opinion. Zoals blijkt uit de beslissing van het Centraal Tuchtcollege in de zaak tegen tandarts F. (zaak no. C2019.272), is deze premisse onjuist. Niet is gebleken dat klager patiënt heeft voorgesteld een second opinion in te winnen of dat patiënt zijn wens om een second opinion met klager heeft besproken, laat staan van een daartoe strekkend verzoek van klager en/of patiënt aan tandarts F. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier dat tandarts F. door patiënt is benaderd met het oog op besluitvorming over een vervolgens door klager uit te voeren behandeling. Aannemelijk is dat patiënt die kennelijk niet tevreden was over de door klager uitgevoerde behandelingen naar de praktijk van tandarts F. is overgestapt. Dit staat patiënt vrij.

4.5       Dit betekent dat de praktijkrichtlijn in de verhouding tussen klager en tandarts F. niet van toepassing is, en evenmin in de verhouding tussen klager en de tandarts. Gelet hierop, kan de tandarts niet worden verweten dat hij (jegens klager) in strijd met de praktijkrichtlijn heeft gehandeld. De conclusie is dat de tandarts ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.6       Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege klachtonderdeel 1 terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep dient dus te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J. Legemaate en R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden‑juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.