ECLI:NL:TGZCTG:2020:231 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.084

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:231
Datum uitspraak: 18-12-2020
Datum publicatie: 18-12-2020
Zaaknummer(s): c2020.084
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater die op verzoek van het UWV bij klager een psychiatrische expertise heeft uitgevoerd. Klager verwijt de psychiater dat zij een rapport heeft opgesteld met daarin leugens, verdraaiingen en aanpassingen en aldus valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Volgens klager heeft de psychiater ten onrechte gerapporteerd dat hij geen woedeaanvallen zou hebben, behalve betreffende het UWV, en heeft zij ten onrechte de diagnose ‘matige depressie’ gesteld. Deze diagnose is niet juist, want hij heeft een burn-out, aldus klager. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.084 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. H.D. Wind, advocaat te Amsterdam,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 2 september 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 januari 2020, onder nummer 2019/331, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld op de openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 november 2020, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. Wind, en de psychiater, bijgestaan door mr. Slabbers, kantoorgenoot van de gemachtigde van de psychiater. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Op 4 juni 2019 heeft verweerster op verzoek van het E. bij klager een psychiatrische expertise uitgevoerd. Klager heeft hiervoor onder vermelding “onder protest en tegen wil in!” een instemmingsformulier getekend op de onderdelen “Instemming onderzoek”, “Rapportage” en “Verzending rapportage”. Het onderdeel “Opvragen medisch dossier” is niet door klager ondertekend.

De concept-rapportage is klager op 4 juli 2019 in verband met het inzage- en correctierecht toegezonden.

Klager heeft op 17 juli 2019 gereageerd. Deze reactie komt op het volgende neer:

-          gerapporteerd is onder protest en tegen de wil van klager;

-          verweerster is aangewezen door het E. en daarmee niet neutraal;

-           klager had moeten worden onderzocht door een bedrijfsgeneeskundige, niet door een psychiater;

-          het rapport bevat 2 leugens, 23 verdraaiingen en 10 aanpassingen;

-          er is een valse diagnose gesteld, met een uitslag die duidt op depressiviteit;

-          klager lijdt aan een zware burn-out die is ontstaan tijdens het werk;

-           vanwege de door klager geconstateerde feitelijke onjuistheden kan het rapport niet aan de opdrachtgever worden verzonden.

Het centrum waar verweerster werkzaam is, heeft klager op 25 juli 2019 geantwoord met de navolgende strekking:

-          de deskundigen van het centrum stellen conform richtlijnen een onafhankelijk

                        rapport op;

-          in dit geval (sociale verzekering) geldt geen blokkeringsrecht;

-           inzage- en correctierecht gelden altijd, correctierecht is beperkt tot het corrigeren van fouten in feitelijke gegevens;

-           het bepalen van inzetbaarheid in arbeid is het domein van de verzekeringsarts, die dat doet op basis van het onderzoeksrapport van verweerster;

-           de opmerkingen van klager kunnen als bijlage aan het rapport toegevoegd worden.

Klager heeft het centrum op 5 augustus 2019 bericht met onder meer de mededeling: “Denk aan uw integriteit, u gaat 2 leugens, 23 verdraaiingen en 10 aanpassingen versturen!”

Het rapport is op 6 augustus 2019 verzonden aan het E.. De met klager gevoerde correspondentie is daaraan gehecht.

Klager heeft van hetgeen besproken is bij het onderzoek van 4 juni 2019 – buiten medeweten van verweerster – een geluidsopname gemaakt.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerster dat zij een rapport heeft opgesteld met daarin leugens, verdraaiingen en aanpassingen. Zij heeft daarmee valsheid in geschrifte gepleegd.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat er ook sprake is van smaad en wel doordat verweerster heeft gerapporteerd dat klager geen woedeaanvallen zou hebben, behalve betreffende het E.. Iets wat hierop zou kunnen duiden heeft klager nooit gezegd. Wat verweerster heeft opgeschreven is valsheid in geschrifte en smaad.

Klager wilde het E. geen inzage geven in zijn medisch dossier, omdat het niets met zijn ziekmelding te maken heeft, nu klager ziek geworden is door het werk. De expertise bij verweerster was het enige alternatief om te voorkomen dat klagers uitkering werd opgeschort of gekort. Daarom heeft klager onder protest en tegen zijn wil in meegewerkt aan die expertise.

Verweerster kan naar klagers overtuiging niet neutraal zijn, omdat zij door het E. wordt ingehuurd.

In het rapport staan vele slordigheden en onjuistheden, en door de totale opsomming van alle kleine aanpassingen is het geheel van het rapport niet juist. Klager heeft het hele rapport gelezen en vergeleken met de geluidsopname van het gesprek. Een voorbeeld is dat in de anamnese “vrijdag” staat, terwijl het “donderdagmiddag” was. Het begon al met de fout gespelde naam van klager.

De diagnose “matige depressie” is niet juist, want klager heeft een burn-out. De huisarts zei dat het op een burn-out lijkt. Klager is erover gaan lezen en zelf is hij ook tot de conclusie gekomen dat hij een zware burn-out had.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Zij heeft in dat kader onder meer verwezen naar vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie op verschillende onderwerpen. Buiten de criteria die door het Centraal Tuchtcollege worden gehanteerd bij de tuchtrechtelijke beoordeling van een rapport, geldt voor verweerster nog de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband van april 2016 van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische rapportage (NVMSR). Verweerster is van mening dat haar rapportage aan alle criteria voldoet en dat zij conform de geldende richtlijn heeft gehandeld.

Van leugens, verdraaiingen en aanpassingen is geen sprake. Klager heeft in zijn reacties van 17 juli 2019 en 5 augustus 2019 niet aangegeven welke leugens, verdraaiingen en aanpassingen hij bedoelt. De beide reacties bevatten geen correctieverzoeken.

In het aanvullend klaagschrift heeft klager pas zogenoemde correcties vermeld.

Anders dan klager lijkt te stellen is het niet zo dat het correctierecht van klager inhoudt dat verweerster gehouden is een letterlijke weergave te geven van wat er is besproken tijdens de anamnese op 4 juni 2019. Volstaan kan worden met het weergeven van de strekking van de anamnese; een handzame samenvatting van de naar het oordeel van verweerster relevante informatie. Verweerster is daarin zorgvuldig geweest en niet buiten haar deskundigheid getreden. Het correctierecht omvat niet het recht op correctie van het professionele oordeel en de conclusie van de deskundige.

5.         De beoordeling

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerster binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in haar beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Bij de beoordeling van de vraag of het rapport van verweerster voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door verweerster uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of zij in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen.

Met inachtneming van het voorgaande overweegt het college als volgt.

Verweerster is werkzaam bij een onafhankelijk onderzoeksbureau en niet in dienst bij het E.. Het dossier en in het bijzonder de door haar opgestelde rapportage geven geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster haar onderzoek niet onafhankelijk zou hebben verricht. Dat het E. haar rekening heeft betaald maakt dat niet anders.

Het college is van oordeel dat de rapportage van verweerster voldoet aan de daarvoor geldende criteria, inclusief de door verweerster genoemde richtlijn. De conclusies worden voldoende door het rapport gedragen.

Klager heeft gebruik kunnen maken van het inzage- en correctierecht. Hij heeft dat in die zin gedaan dat hij zijn onvrede over de rapportage heeft geuit zonder concreet aan te geven op welke feitelijkheden hij correcties doorgevoerd zou willen zien. Verweerster heeft correct gehandeld door de correspondentie over het concept rapport aan te hechten. Dat klager het met de inhoud van het rapport niet eens is, brengt niet met zich mee dat hij aanspraak zou kunnen maken op blokkeringsrecht. Het blokkeringsrecht is ingevolge artikel 7:464 BW hier niet van toepassing.

Pas in de aanvulling op de klacht heeft klager concreet onderbouwd wat hij in de rapportage als onjuistheden ziet. Verweerster heeft daar in haar definitieve rapport geen rekening mee kunnen houden, voor zover het zaken betreft die gecorrigeerd hadden kunnen worden. Daarbij komt dat klager is uitgegaan van de letterlijke tekst van het door hem met verweerster gevoerde gesprek, terwijl verweerster in het rapport een interpretatie op hoofdlijnen heeft gegeven van dat gesprek, zoals dat ook gebruikelijk is. Het college is van oordeel dat de interpretatie van verweerster weinig verschil toont met de strekking van hetgeen klager haar heeft verteld. Van leugens, verdraaiingen en/of aanpassingen is het college niet gebleken.

Enkele details, zoals een vrijdag in plaats van een donderdag, hadden gecorrigeerd kunnen worden als klager dat tijdig had aangegeven. Overigens is de naam van klager in de rapportage juist gespeld en alleen in de begeleidende brief bij het concept rapport (die niet door verweerster is geschreven) onjuist. Deze punten ondermijnen overigens de verdere onderbouwing van de diagnostiek niet en doen niet af aan de door verweerster getrokken conclusies. Het is daarbij aan verweerster – en niet aan klager – om de diagnostische conclusies te trekken. 

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

            Procedure

4.1       Het beroep van klager is beperkt tot het verwijt dat de psychiater heeft gerapporteerd dat klager geen last heeft van woedeaanvallen, behalve bij zaken die via het E. lopen. Klager betwist dat hij in het gesprek met de psychiater iets zou hebben gezegd over het krijgen van woedeaanvallen betreffende het E.. In de transcriptie die klager heeft gemaakt van de opname van het gesprek met de psychiater, is volgens hem geen bron te vinden voor de gewraakte passage.  

4.2       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft het Centraal Tuchtcollege primair verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, en subsidiair het beroep van klager te verwerpen.

             Beoordeling

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat op het punt dat in beroep aan de orde is door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissing voor zover voor dat punt van belang. Tijdens de mondelinge behandeling op

13 november 2020 is dat debat voortgezet.

4.4       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege ten aanzien van het in beroep aan de orde zijnde punt geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege . Dat college is terecht tot het oordeel gekomen dat klager gebruik heeft kunnen maken van het inzage- en correctierecht, en dat hij dat in die zin heeft gedaan door zijn onvrede over de rapportage te uiten. Hierbij heeft klager evenwel niet concreet aangegeven op welke feitelijkheden hij correcties doorgevoerd zou willen zien. Pas in zijn aanvulling op de klacht bij het Regionaal Tuchtcollege heeft klager concreet onderbouwd wat hij in de rapportage als onjuistheden ziet, zoals met betrekking tot de woedeaanvallen. Het gaat hier niet om een feitelijkheid die valt onder het correctierecht. Met het bezwaar dat bij klager in verband met de gewraakte passage leefde en pas in de aanvulling op de klacht kenbaar is gemaakt, heeft de psychiater in haar definitieve rapport geen rekening kunnen houden.

4.5       Dit alles betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter, H. de Hek en A.R.O. Mooy, leden-juristen en G.T. Blok en I.A. de Boer, leden-beroepsgenoten en E. van der Linde, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2020.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.