ECLI:NL:TGZCTG:2020:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.281 t/m C2019.285

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:206
Datum uitspraak: 23-11-2020
Datum publicatie: 26-11-2020
Zaaknummer(s): c2019.281 t/m C2019.285
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: .

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzet in de zaken onder nummers C2019.281, C2019.282, C2019.283, C2019.284 en C2019.285 van:

A., wonende te B. (C.), appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. H.A. Staal, advocaat te Laag-Keppel

tegen

D., huisarts,

E. huisarts

F. huisarts

G., destijds kinderarts

H., kinderarts

verweerders in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. S. Slabbers, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 28 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen D., huisarts, E., huisarts, en F., destijds arts in opleiding tot huisarts, een klacht ingediend. Op 2 juli 2019 heeft klager bij dat college tegen G., destijds kinderarts, nu arts, en tegen H., kinderarts, een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 augustus 2019, onder nummers 133/2019, 134/2019, 135/2019, 136/2019 en 137/2019, heeft de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle de klacht niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verschuldigde griffierecht niet (op tijd) van klager is ontvangen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij beslissing van 18 december 2019 de beroepen afgewezen.

Tegen deze beslissing heeft klager verzet aangetekend en een verzetschrift ingediend.

Verweerders hebben een schriftelijke reactie gegeven.

Het verzet is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 september 2020. Partijen zijn niet verschenen maar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden mr. H.A. Staal en mr. drs. S. Slabbers.

2.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet

2.1       In artikel 73b, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) is bepaald dat klager en de beklaagde tegen een beslissing van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege schriftelijk verzet kunnen aantekenen bij dit college. De termijn die daarvoor is gegeven is veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de voorzitter.

2.2       Een afschrift van de beslissing van de voorzitter van 18 december 2019 is bij brief van dezelfde datum aan klager verstuurd. Klager had daarom, mede gelet op artikel 1, eerste lid jo. artikel 3, eerste lid Algemene termijnenwet, tot uiterlijk 3 januari 2020 de gelegenheid om schriftelijk verzet aan te tekenen. Het verzetschrift, gedateerd 31 december 2020, is op 3 januari 2020 per post door het Centraal Tuchtcollege ontvangen. Het verzetschrift is dus na afloop van de verzettermijn en daarmee te laat, ingediend.

2.3        Het Centraal Tuchtcollege ziet zich gesteld voor de vraag of de bepaling van artikel 73, zevende lid, Wet BIG, dat gaat over de beroepsprocedure bij het Centraal Tuchtcollege, analoog op de verzetprocedure kan worden toegepast. In dit artikel is bepaald dat, wanneer het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend, niet‑ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de indiener aantoont dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat deze bepaling zich leent voor analoge toepassing. Hoewel een artikel als artikel 73, zevende lid, Wet BIG voor de verzetprocedure ontbreekt, blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat de wetgever de mogelijkheid van een verschoonbare termijnoverschrijding voor de verzetprocedure uitdrukkelijk heeft willen uitsluiten. Het is dan ook niet aannemelijk dat het ontbreken van een met artikel 73, zevende lid, Wet BIG overeenkomende bepaling voor de verzetprocedure berust op een bewuste keuze van de wetgever. Zo'n keuze zou ook niet voor de hand liggen gezien de korte duur van de verzettermijn.  Het Centraal Tuchtcollege zal daarom nagaan of klager het verzet heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden.

2.4       Klager voert aan dat de termijnoverschrijding is te wijten aan het feit dat de beslissing van de voorzitter van 18 december 2019 door zijn gemachtigde is ontvangen in de periode dat deze met vakantie was. Hierdoor heeft de gemachtigde pas op 30 december 2019 kennisgenomen van deze beslissing. Hij heeft vervolgens meteen het verzetschrift opgesteld en dit de volgende dag, op 31 december 2019, aangetekend verstuurd.

2.5        Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. De beslissing van de voorzitter is op 18 december 2019 verstuurd. Van een professionele gemachtigde in een tuchtprocedure mag worden verwacht dat hij bij afwezigheid toereikende maatregelen treft om ervoor te zorgen dat in die periode zijn zaken worden waargenomen. Dat heeft de gemachtigde kennelijk niet gedaan omdat hij pas op 30 december 2019 van de beslissing van de voorzitter heeft kennisgenomen en toen het verzetschrift heeft opgesteld, dat hij de volgende dag, 31 december 2019, aangetekend heeft verstuurd.

2.6        Daar komt bij dat, wie een poststuk op oudejaarsdag 2019 bij PostNL aanbiedt er, anders dan klager betoogt, niet op mag vertrouwen dat dit poststuk op de eerstvolgende werkdag, te weten 2 januari 2020, wordt bezorgd. De gemachtigde had daarom zekerheidshalve, om een eventuele vertraging bij de postbezorging te ondervangen, het verzetschrift ook per fax kunnen versturen of per koerier kunnen laten bezorgen. Ook dat heeft hij niet gedaan.

2.7        Omdat het handelen van de, professionele, gemachtigde voor risico van klager komt, acht het Centraal Tuchtcollege niet aangetoond dat klager het verzet heeft aangetekend zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden.

2.8        Omdat geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de conclusie dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzet omdat dit te laat is aangetekend. Het Centraal Tuchtcollege komt dus niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het verzet. Dit betekent dat de beslissing van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege van 18 december 2019 in stand blijft.

2.9        Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

3.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; H. de Hek en

Y.A.J.M. van Kuijck, leden‑juristen en F.M.M. van Exter en M.G.M. Smid‑Oostendorp, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.