ECLI:NL:TGZCTG:2020:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.108

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:167
Datum uitspraak: 18-09-2020
Datum publicatie: 18-09-2020
Zaaknummer(s): c2020.108
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: .

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.108 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog en psychotherapeut, (destijds) werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde:

mr. M.J. Hulshof, advocaat te Nijmegen.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft een klacht ingediend die op 4 april 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam is ingekomen en die, na doorzending, door het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle is ontvangen op 22 mei 2019 tegen C. – hierna de gz-psycholoog. Bij beslissing van 17 februari 2020, onder nummer 107/2019, heeft dat college de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing in beroep gekomen. Op 28 augustus 2020 heeft het Centraal Tuchtcollege de zaak buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1       Artikel 73 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat beroep moet worden ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van de bestreden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. De bestreden beslissing is bij brief van 17 februari 2020 aan klaagster verzonden. Het beroepschrift had daarom uiterlijk op 30 maart 2020 ontvangen moeten zijn. Het beroepschrift is echter pas op 9 april 2020 door het Centraal Tuchtcollege ontvangen.

2.2       Het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster bij brief van 8 juni 2020 in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 7 juli 2020 door middel van door haar aan te voeren feiten en omstandigheden aan te tonen dat zij haar beroep heeft ingesteld zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd. In de wet is dit geregeld in artikel 73 lid 7 van de Wet BIG. Klaagster heeft hierop gereageerd bij brief van 25 juni 2020, bij het Centraal Tuchtcollege ingekomen op 29 juni 2020. Het Centraal Tuchtcollege heeft hierop van de gz-psycholoog een reactie ontvangen.

2.3       In haar brief van 25 juni 2020 stelt klaagster dat het haar niet is gelukt haar beroep op tijd te versturen doordat zij ziek is geweest en er vanwege de coronamaatregelen geen begeleiding langs kon komen, terwijl zij ervoor gekozen heeft zelf niet naar buiten te gaan om een mogelijke besmetting van anderen te voorkomen. Klaagster stelt dat zij haar beroepschrift op 29 maart 2020, dus voor het verstrijken van de termijn, heeft laten versturen.

2.4       Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster met het voorgaande geen feiten of omstandigheden aangetoond die het oordeel kunnen dragen dat zij beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van haar kon worden verlangd. Klaagster heeft, door haar beroepschrift één dag voor het verstrijken van de termijn te versturen, het risico genomen dat het beroepschrift niet op tijd door het (Regionaal of het) Centraal Tuchtcollege zou worden ontvangen. Overigens heeft zij ook geen maatregelen getroffen om haar beroepschrift ook op een andere wijze, bijvoorbeeld per e-mail, te versturen.

2.5       Het Centraal Tuchtcollege is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat voormelde termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Dat klaagster ziek is geweest en niet naar buiten wilde, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet de conclusie dragen dat zij gedurende de hele beroepsperiode niet in staat is geweest een beknopt beroepschrift op te stellen, waarin zij, eventueel per

e-mail, aankondigt in beroep te gaan.

2.6       Het voorgaande betekent dat het beroepschrift niet voldoet aan het in artikel 73 lid 1 Wet BIG gestelde vereiste, zodat klaagster op grond van het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet BIG niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.

3.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick voorzitter; E.F. Lagerwerf-Vergunst en

A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en E.D. Berkvens en B. van Giessen, leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2020.

            Voorzitter   w.g.                                                         Secretaris  w.g.