ECLI:NL:TGZCTG:2020:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.102

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:166
Datum uitspraak: 18-09-2020
Datum publicatie: 18-09-2020
Zaaknummer(s): c2020.102
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts. Klaagster is gediagnosticeerd met hyperacusis (overgevoeligheid voor normaal harde geluiden). Dit kan bij klaagster tot verlammingsverschijnselen leiden. De gemeente heeft aan klaagster een woning toegewezen. Klaagster verzoekt om woningaanpassingen i.v.m. haar aandoening. De arts is werkzaam als WMO-adviesarts en heeft op verzoek van de gemeente een sociaal medisch advies opgesteld t.b.v. de bezwaarprocedure tussen klaagster en de gemeente. De arts heeft negatief geadviseerd over het aanpassen van de woning. De klacht houdt in dat de arts: a. een onkundig en niet-onderbouwd advies heeft gegeven in zijn hoedanigheid als arts, op een gebied waarin hij niet gespecialiseerd is (wat betreft gehoorbescherming en woonaanpassing aan de hand van geluiddichte boxen alsmede maatvoering leefruimte). De arts zou volgens klaagster geweigerd hebben contact op te nemen met door klaagster aangedragen behandelaren en medisch deskundigen. Ook heeft de arts volgens klaagster ten onrechte geen bronvermelding toegevoegd van zijn research; b. ten onrechte conclusies heeft getrokken die niet overeenkomen met de bevindingen van de betrokken specialisten. Zo heeft hij volgens klaagster ten onrechte geconcludeerd tot een noodzaak van een niet nader aangegeven behandeling, zonder het doel daarvan aan te geven en in tegenstelling tot de bevindingen van de betrokken specialisten; c. gedeeltelijk niet heeft voldaan aan de onderzoeksvraag door geen programma van eisen op te stellen. Hierdoor is volgens klaagster ook voor de volgende hulpverleners en instanties niet in te vullen naar welk soort passende woning gezocht dient te worden en vreest klaagster eindeloos niet passende woningaanbiedingen te zullen krijgen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigd, de klacht (deels) gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.102 van:

A., wonende/ingeschreven te B., appellante, klaagster in eerste aanleg, gemachtigde: mr. J.M.G. Hulsman, advocaat te Delft,

tegen

C., arts, wonende te D., werkzaam te E., verweerder in beide instanties.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 14 oktober 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

4 maart 2020, onder nummer 19/388, heeft dat College de klacht van klaagster in al

haar onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.    

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 juli 2020, waar mr. J.M.G. Hulsman namens klaagster en de arts in persoon zijn verschenen. Klaagster is vanwege ziekte niet verschenen

Beide partijen hebben hun respectieve standpunten ter terechtzitting nader toegelicht. Mr. J.M.G. Hulsman heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnotitie die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2.       De feiten

2.1.      Klaagster is gediagnosticeerd met hyperacusis (overgevoeligheid voor normaal harde geluiden). Deze overgevoeligheid kan bij klaagster tot verlammingsverschijnselen leiden.

2.2.      In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is op

17 december 2018 door de Gemeente F. (verder: de Gemeente) een sociaal-medisch advies gevraagd aan het adviesbureau van verweerder. Het advies is gevraagd met betrekking tot de beoogde woonsituatie, de noodzaak tot woningaanpassingen in verband met de geluidsovergevoeligheid en het verzoek tot het opstellen van een programma van eisen waaraan de woning moet voldoen. Gekeken is naar de mogelijkheid van een sociale huurwoning, met twee ingebouwde geluiddichte boxen. De vraagstelling van de Gemeente aan verweerder luidde als volgt:

“(…) In het kader van de Wmo verzoeken wij u een advies uit te brengen (…)

(Klaagster, RTG) geeft aan bekend te zijn met hyperacusis en geluidsverlamming en heeft hierover een aantal onderzoeken en rapportages van G. overgelegd (…). Zij stelt dat zij als gevolg hiervan woningaanpassingen nodig heeft. Mevrouw ziet zelf als een oplossing voor haar belemmeringen één of meerdere geluidsdichte inbouwboxen in de woning, afhankelijk van de maatvoering van de woning en de minimale vereisten voor leefruimte.

Aan (klaagster, RTG) is een woning toegewezen aan (adres, RTG). Op dit moment heeft zij geen woning en geeft zij aan in haar auto te verblijven/wonen.

Graag ontvangen wij uw advies of er in de nu toegewezen woning woningaanpassingen duurzaam noodzakelijk zijn of dat deze woning zonder woningaanpassingen geschikt zou kunnen zijn voor mevrouw, gelet op o.a. de ligging (locatie afhankelijke (geluids)belemmeringen) in relatie tot de uit uw onderzoek blijkende medische beperkingen van (klaagster, RTG). Indien u deze woning zonder aanpassingen niet geschikt acht, dan ontvangen wij graag antwoord op de vraag of (klaagster, RTG) in een andere reguliere woning met of zonder aanpassingen kan wonen.

Als uit uw onderzoek blijkt dat de toegewezen woning niet geschikt is en een andere reguliere woning op een andere locatie zonder aanpassingen ook niet geschikt is, dan ontvangen wij graag een programma van eisen waaraan een woning voor (klaagster, RTG) dient te voldoen. Onder programma van eisen verstaan wij de eisen waar een woning (maatvoering, ligging e.d.) aan moet voldoen en een beschrijving van de aan te brengen voorzieningen, alsmede de resterende leefruimte en de vereisten daarvoor.

Indien u van mening bent dat de belemmeringen op een andere manier opgelost kunnen worden ontvangen wij graag uw advies hierover (…)”

2.3.      Het keuringsbezoek heeft plaatsgevonden op 21 januari 2019. Verweerder heeft eerst een gesprek met klaagster gehad op het gemeentehuis en vervolgens heeft hij samen met klaagster en de toegewezen woning bezocht samen met klaagster en een medewerkster van de Gemeente.

2.4.      Het advies van verweerder van 5 april 2019 voor het toekennen van het aanbrengen van een geluidsisolerende constructie in een aan klaagster toe te wijzen (specifiek genoemde) woning is negatief. In dit advies staat onder meer: 

“Activiteiten ten behoeve van de advisering

(…)

Dossierstudie arts

(…)

Door mevrouw zijn tijdens het bezoek in het gemeentehuis en aansluitend bezichtiging van de auto en een toe te wijzen appartement gegevens besproken, overeenkomstig de gegevens van het genoemde dossier. Bij een eerder medisch advies d.d. 14-11-2014 heb ik mevrouw reeds leren kennen en destijds het vroegere medisch dossier van mevrouw mogen inzien. (…)

Er is behoudens overleg met de psychiater (…) geen nadere medische informatie opgevraagd, omdat de medische situatie duidelijk is geworden uit de reeds beschikbare medische informatie en door eigen onderzoek (waarneming en bespreking) tijdens het bezoek. Mevrouw gaf ook nog mogelijk contact op met de osteopaat, maar vertelde al dat hij alleen zijn waarneming kon bevestigen. Die waarneming – van een wankel looppatroon bij lawaai – is ook door mijzelf rechtstreeks duidelijk geworden.

Actuele situatie en probleemanalyse

Mevrouw (…) geeft aan al lange tijd in de clinch te liggen met de gemeente, (…) over haar wens een woning toegewezen te krijgen, waarin een geluidsisolerende constructie dient te worden aangebracht, zodat zij min of meer normaal ‘thuis’ kan functioneren.

Eerder is door mevrouw een expert geraadpleegd en zijn in een bepaalde woning daadwerkelijke plannen bezien, die echter tot gevolg hadden dat mevrouw dan niet meer in de woning kon functioneren, omdat de leefruimte in het gedrang kwam.

(…)

Een constructie zou niet alleen leiden tot een kostbare voorziening, maar bovendien de doorgankelijkheid bemoeilijken en/of de leefruimte beperken.

Inmiddels ligt de vraag voor: is een bepaald appartement (…) geschikt voor mevrouw om te wonen, en welke isolerende maatregelen zouden dan objectief medisch noodzakelijk zijn op grond van de Wmo 2015. Of: welke andere woning zou dan moeten worden toegekend.

(…) mevrouw (…) vertelde over de noodzaak om een (bouw) ‘geluidsbeschermingskap’ te dragen. Mevrouw combineert dit niet met oordopjes oid. Ook met deze geluidsbeschermer, ervaart mevrouw bij geluid binnen en buiten problemen. Als we naar de auto lopen, ontstaat een wankel looppatroon, vanwege de regulier buitengeluiden. (…)

Bij aankomst blijft mevrouw (…) eerst nog in haar auto zitten, omdat er buiten juist veel geluid is. In de omgeving vinden bouwwerkzaamheden plaats. Ook geeft mevrouw (…) aan dat het appartement in een wijk ligt waar zoveel activiteiten plaatsvinden, dat dit voor haar onmogelijk geschikt is. Tevens kunnen ondergetekende en de woningbouwvereniging haar niet garanderen, dat buren niet tóch veel herrie zullen gaan maken (…)

Het drie-kamer appartement zelf is op de eerste etage, te bereiken via een open buitentrap. Vanwege het geluid kan mevrouw trouwens moeizaam traplopen, ze is wankel. Het appartement bevat een balkon, een hoge nok in de woonkamer en open keuken, met daarnaast een natte cel en twee slaapkamers. Hoe prettig het appartement ook is, mevrouw geeft aan dat de specialisten al hadden aangegeven dat een hoge nok funest is voor geluid, en het veel extra kosten vergt om de geluidsisolerende constructie te maken. Deze extra kosten zouden volgens mevrouw (…) dan wél door de gemeente gedragen moeten worden.

Al met al blijkt ter plekke, dat mevrouw (…) het een prettig appartement vindt, maar op zichzelf al veel te lawaaiig en bovendien wat betreft de omgeving ongeschikt.

(…) ondergetekende – geeft daarop alvast aan, dat in dit appartement zeker een negatief advies zal gelden voor een geluidsdichte constructie (bovengemiddeld kostbaar en opnieuw te weinig leefruimte, te smalle doorgankelijkheid). Echter… bij gebrek aan ‘een woonplek’ (…) adviseren ondergetekende én de medewerker van de woningbouw, om wel met de advocaat te overleggen, of het toch niet verstandig is, in elk geval een ‘woonplek’ te accepteren. (…) dan (…) beschikt mevrouw (…) in elk geval over een dak boven haar hoofd en met name sanitaire voorzieningen, een keuken e.d. Evengoed kan zij dan daarnaast alsnog met haar auto haar heil zoeken op een stille locatie elders. (…)

Ook geeft ondergetekende aan zich nog nader te zullen verdiepen in de problematiek van mevrouw, zich verder extra te verdiepen via internet, en af te stemmen met een jurist en haar psychiater, zodat ze na het advies weet waar ze aan toe is. Een woning elders, in een stille(re) omgeving lijkt onontbeerlijk.

In (gemeente, RTG) is immers overal veel activiteit en geluid. Het is ook objectief medisch gezien begrijpelijk dat een gemeente niet speciaal voor mevrouw (…) een woning in een stilte-gebied zal ontwikkelen. Temeer niet, omdat naast ‘wonen’ ook het deelnemen aan het dagelijkse leven nodig is om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren.

Conclusie en advies

(…)

Medisch gezien hangen de problemen op psychiatrisch gebied en de overgevoeligheid voor geluid zodanig samen, dat voor een en ander voortgezette behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn.

(…)

Voorliggend is verder het (zelf of met hulp) vinden van een woning in een stil/rustig gebied. Te denken valt aan een woning in een krimpgemeente op het platteland, of een rustige wijk, waar in elk geval de kans op geluidsoverlast tot een minimum is beperkt. In (gemeente, RTG) zijn overal voor mevrouw hinderlijke en onoverkomelijke omgevingsgeluiden, nog afgezien van de diverse bouwlokaties.(…)

Objectief medisch adviseer ik eerst een woning te betrekken in een rustig/stil gebied, terwijl mevrouw zich onder behandeling stelt van een daartoe geschikte psychiater. Via de haar reeds bekende psychiater (…) kan dit worden gerealiseerd. Er bestaat volgens informatie van de psychiater een kring van psychiaters (en wellicht psychologen) gespecialiseerd in gehoorproblemen, zo ook voor hyperacusis.

In het algemeen adviseer ik negatief over het aanbrengen in een woning van een zware geluidsisolerende constructie, zeker bij het ziektebeeld van (mevrouw). Het betrekken van een op zichzelf geschikte woning in een omgeving die (mevrouw) geschikt vindt, in samenhang met psychiatrische behandeling is voorliggend ten opzichte van het construeren van een geschikte woning op grond van de Wmo 2015. Verder zijn individuele gehoor-beschermende middelen voorliggend ( van oordopjes tot speciale geluids-kappen of combinaties). Een specifiek programma van eisen voor een woningaanpassing is dan ook niet van toepassing.

               (…)

               Reactie belanghebbende

Mevrouw kan het niet eens zijn met het advies, maar geeft via haar advocaat wel toestemming het advies aan de gemeente te verzenden. De bezwaren van de advocaat namens mevrouw worden – conform verzoek – door de medisch adviseur meegestuurd aan de gemeente. (…)”

2.5.      Bij brief van 26 april 2019 is klaagster door de Gemeente geïnformeerd dat het advies van verweerder de Gemeente geen aanleiding gaf tot het nemen van vervolgstappen.”

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3.       De klacht en het standpunt van klaagster

3.1.      De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. een onkundig en niet-onderbouwd advies heeft gegeven in zijn hoedanigheid als arts, op een gebied waarin hij niet gespecialiseerd is (zoals wat betreft gehoorbescherming en woonaanpassing aan de hand van geluiddichte boxen alsmede maatvoering leefruimte). Verweerder zou volgens klaagster geweigerd hebben contact op te nemen met door klaagster aangedragen behandelaren en medisch deskundigen. Ook heeft verweerder volgens klager ten onrechte geen bronvermelding toegevoegd van zijn research;

b. ten onrechte conclusies heeft getrokken die niet overeenkomen met de bevindingen van de betrokken specialisten. Zo heeft hij volgens klaagster ten onrechte geconcludeerd tot een noodzaak van een niet nader aangegeven medische behandeling, zonder het doel daarvan aan te geven en in tegenstelling tot de bevindingen van de betrokken specialisten;

c. gedeeltelijk niet heeft voldaan aan de onderzoeksvraag door geen programma van eisen op te stellen. Hierdoor is volgens klaagster ook voor de volgende hulpverleners en instanties niet in te vullen naar welk soort passende woning gezocht dient te worden en vreest klaagster eindeloos niet passende woningaanbiedingen te zullen krijgen.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.       De beoordeling

5.1.      Vooropgesteld wordt dat het bij tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of stand was aanvaard.

5.2.      Centraal in deze procedure staat het rapport dat verweerder op verzoek van de gemeente heeft opgesteld ten behoeve van de bezwaarprocedure tussen haar en klager. Bij beoordeling van een rapportage als de onderhavige dient te worden nagegaan of de uitgebrachte rapportage voldoet aan een aantal criteria:

a)                 Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

b)                 Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

c)                  In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

d)                 Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

e)                  De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Daarbij dient het onderzoek door verweerder uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek te kunnen doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of verweerder in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3.      De door klaagster naar voren gebrachte klachten zullen aan de hand van deze criteria worden beoordeeld. In dit verband stelt het college voorop dat verweerder als arts (gespecialiseerd in het uitbrengen van adviezen in WMO-zaken) bevoegd was om het door de Gemeente gevraagde onderzoek te verrichten. Bij WMO-zaken is sprake van zeer diverse problematiek. Aan een WMO-advies arts kan daarom niet de eis gesteld worden dat deze gespecialiseerd is in de specifieke medische aandoening van een WMO-aanvrager (in dit geval: hyperacusis). Wat betreft het meer specialistische medische gedeelte kan de arts immers gebruik maken van informatie afkomstig van de behandelende sector. Dat heeft verweerder in dit geval ook gedaan door (telefonisch) contact op te nemen met de behandelend psychiater van klaagster en kennis te nemen van de bij klaagster gestelde diagnose. Daarbij wordt opgemerkt dat verweerder (en dit blijkt ook uit de rapportage) de medische klachten van klaagster en de (ernst van de) hinder die zij daarvan ondervindt, niet in twijfel trekt. Deze vormden voor hem het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of woningaanpassing vanuit de WMO noodzakelijk en voorliggend was voor de specifiek toegewezen woning, en zo ja, welke. Verweerder hoefde daarom ook geen informatie in te winnen bij de andere door klaagster aangedragen behandelaren. Er bestaan verder geen speciale richtlijnen voor woningaanpassingen voor mensen met hyperacusis, zodat niet gezegd kan worden dat verweerder noodzakelijke kennis op dit gebied zou ontberen. Verweerder diende de vraag te beantwoorden op basis van de algemene richtlijnen die gelden voor het toekennen van een voorziening vanuit de WMO.

5.4.      Het rapport verder geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek. Verweerder heeft een dossierstudie gedaan, met klaagster zelf gesproken, met haar behandelend psychiater en heeft tevens de toegewezen woning samen met klaagster bezocht. Verweerder heeft zijn bronnen in het advies vermeld. Anders dan klaagster heeft aangevoerd, hoeft verweerder geen zoekresultaten op internet te vermelden die niet tot relevante informatie hebben geleid.

5.5.      Naar aanleiding van dat onderzoek is verweerder tot zijn conclusie gekomen. Zijn conclusie volgt naar het oordeel van het college op inzichtelijke en consistente wijze uit de in het rapport opgenomen bevindingen. Verweerder heeft naar aanleiding van de vraagstelling van de Gemeente overwogen dat de toegewezen woning zonder aanpassingen niet geschikt is, onder meer omdat klaagster zelf al aangaf het geluid buiten de woning als te belastend te ervaren. Verweerder heeft in zijn rapportage beschreven welke gevolgen het geluid rondom de woning op klaagster heeft (bijvoorbeeld het moeizame traplopen bij het betreden van de buitentrap naar de woning toe omdat zij wankel is geworden door het buitengeluid) en daaruit de conclusie getrokken dat de toegewezen woning hoe dan ook niet geschikt (te maken) was voor klaagster. De vervolgvraag van de Gemeente - of klaagster dan in een andere reguliere woning zonder aanpassingen kan wonen - heeft verweerder wél bevestigend beantwoord, nu volgens verweerder klaagster een woning in een rustigere omgeving zou kunnen zoeken, waar zij dan met haar huidige geluidsbeschermende hulpmiddelen zou kunnen wonen. Dit is in lijn met de beginselen van de WMO de hieruit voortvloeiende taak van verweerder om te onderzoeken of de gewenste resultaten eventueel op eigen kracht (zo nodig met gebruikelijke hulp, hulp uit het sociale netwerk, mantelzorg of andere voorzieningen) te bereiken zijn, alsmede dat de voorzieningen die worden verstrekt de goedkoopst passende voorzieningen dienen te zijn. Het college deelt het standpunt van verweerder dat de vraagstelling van de Gemeente zo is ingericht, dat verweerder gezien het bevestigende antwoord op deze vervolgvraag, niet meer gehouden was over te gaan tot een beschrijving van een programma van eisen met noodzakelijke woningaanpassingen. Immers, volgens verweerder zou een andere woning zonder (WMO) aanpassingen voor klaagster geschikt kunnen zijn. Dat de Gemeente in het kader van een mediation-traject een aanbod aan klaagster zou hebben gedaan dat buiten dit kader valt, maakt dat niet anders.

5.6.      Ook de omstandigheid dat de behandelaar van klaagster heeft uiteengezet welke woningaanpassingen in haar belang noodzakelijk zijn, maakt niet dat verweerder gehouden was deze visie te volgen. Het is niet aan de behandelend arts om een WMO-advies over een eigen patiënt te geven, nog daargelaten dat de WMO een heel eigen beoordelingskader heeft voor het al dan niet toekennen van voorzieningen.

5.7.      Dat het voor klaagster praktisch gezien heel lastig zal zijn om een woning te vinden op een plek die voor haar stil genoeg is om zonder (ingewikkelde) woningaanpassingen te kunnen bewonen, brengt evenmin met zich dat de conclusie van verweerder uit WMO-oogpunt niet navolgbaar zou zijn. De WMO gaat immers in beginsel uit van eventueel noodzakelijke aanpassingen in een reeds door een aanvrager bewoonde woning of eventueel het toekennen van een verhuisvergoeding om te kunnen verhuizen naar een meer geschikte woning, als woningaanpassing in de bestaande woning te duur zou worden. Verweerder dient zich bij zijn advisering te beperken tot het medische gedeelte (waarvan de conclusie was dat deze toegewezen woning niet geschikt was, maar een andere woning zonder aanpassingen misschien wel). Verweerder heeft daarbij ook getracht mee te denken: is er voor klaagster, indien zij zou uitwijken naar een andere, rustigere, gemeente, zo nodig voldoende medische hulp beschikbaar? Verweerder heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Anders dan klaagster stelt is hierbij naar het oordeel van het college geen sprake van een (ongevraagd) behandeladvies door verweerder dat afwijkt van dat van de behandelaar van klaagster. 

5.8.      Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert impliciet tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot het alsnog gegrond verklaren van haar klachten.

4.2 De arts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt - impliciet - het beroep van klaagster te verwerpen.  

Beoordeling van het beroep.

4.3 Klaagster voert tegen de beslissing waarvan beroep in de kern en samengevat aan dat het Regionaal Tuchtcollege eraan voorbij is gegaan dat de arts heeft verzuimd inzichtelijk te maken op basis waarvan hij heeft geconcludeerd dat een nadere psychiatrische behandeling noodzakelijk is. Voorts stelt klaagster dat het advies, anders dan het Regionaal Tuchtcollege onder 5.5. van zijn beslissing lijkt aan te geven, niet passend en onvoldoende onderbouwd is omdat gesteld wordt dat een woning in een rustiger omgeving, zonder nadere aanpassingen, geschikt zou zijn met de huidige geluidsbeschermende middelen. Aldus wordt volgens klaagster voorbijgegaan aan de gevolgen voor haar als er geen plek zou zijn waar zij zou kunnen verblijven, ook niet binnen haar woning, zonder het dragen van een koptelefoon en eventueel aanvullende oordoppen, zowel ’s nachts als overdag.

4.4 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege raken de grieven niet hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5.1 tot en met 5.4 heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij die overwegingen. Het Centraal Tuchtcollege komt echter met betrekking tot de conclusies en het advies van het rapport tot een ander oordeel.

De conclusie “Medisch gezien hangen de problemen op psychiatrisch gebied en de overgevoeligheid voor geluid zodanig samen, dat voor een en ander voortgezette behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn” acht het College onvoldoende onderbouwd. In het rapport wordt niet toegelicht welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen en wordt ook niet vermeld wat het overleg met psychiater H. over dit aspect heeft opgeleverd. Uit hetgeen de arts hierover mondeling ter zitting van het College heeft opgemerkt zou hij met genoemde conclusie klaagster slechts hebben willen verwijzen naar mevrouw H. voor adequate begeleiding en eventuele doorverwijzing. Het College acht dit niet onlogisch, maar wat hiervan ook zij, de conclusie/het advies had dan anders moeten zijn geformuleerd.

Van de noodzaak van een “voortgezette behandeling” is in ieder geval niet gebleken.

Met betrekking tot het negatief adviseren over het aanbrengen van een zware geluidsisolerende constructie in een woning heeft de arts ter zitting in beroep aangevoerd dat hij als adviserend arts in het kader van WMO-voorzieningen rekening heeft te houden met het criterium “de goedkoopste adequate medische voorziening” en dat hij dit criterium ook in zijn advies heeft gehanteerd en daarom op goede gronden tot zijn advies is gekomen.

Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat de arts in zijn schriftelijke verweer en ook ter zitting in beroep herhaaldelijk heeft opgemerkt dat geen enkele gemeente een isolatievoorziening zal vergoeden wegens de daarmee gemoeide kosten, waarbij hij zich baseert op eigen ervaring en navraag bij I., de beleidsorganisatie voor alle Nederlandse gemeenten op het gebied van de WMO. In zijn rapport stelt de arts echter dat hij in het algemeen negatief adviseert over het aanbrengen in een woning van een zware geluidsisolerende constructie, zeker bij het ziektebeeld van klaagster. Het Centraal Tuchtcollege acht dit een onnavolgbare redenering, juist met het ziektebeeld van klaagster, waarvan de arts in zijn verweerschrift in eerste aanleg heeft opgemerkt: “In de 25 jaar dat ik als medisch adviseur optreedt, en dien als landelijk opleider van medisch adviseurs in het sociaal domein, is een dergelijke aanvraag nog niet eerder gezien.” Het College twijfelt er niet aan dat de arts, zoals hij zelf zegt, heeft willen meedenken met klaagster en reële oplossingen heeft willen aandragen, maar het komt het Centraal Tuchtcollege voor dat de arts door op voorhand ervan uit te gaan dat gemeenten een geluidsisolatievoorziening nooit vergoeden, niet is gebleven binnen de grenzen van zijn adviseringstaak als sociaal medisch deskundige“. Hieraan doet niet af dat een dergelijke aanvraag voor een geluidsisolatieconstructie een unicum is. Verder is de visie van de arts in tegenspraak met de adviesaanvraag, mede inhoudend: “Als uit uw onderzoek blijkt dat de toegewezen woning niet geschikt is en een andere reguliere woning op een andere locatie zonder aanpassingen ook niet geschikt is, dan ontvangen wij graag een programma van eisen waaraan een woning voor mevrouw A. dient te voldoen.”, alsook met het feit dat met klaagster woningen zijn beoordeeld met het oog op de feitelijke mogelijkheid of onmogelijkheid van zo’n geluidsisolatieconstructie.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen concludeert het College dat de conclusies en het advies in het rapport van de arts onvoldoende onderbouwd zijn en de klacht van klaagster in zoverre gegrond is.

4.5 Motivering maatregel

De arts is niet eerder geconfronteerd met een gegrond verklaarde tuchtklacht. Het onderzoek is op zichzelf goed uitgevoerd. Er is ook niet gebleken van een gebrek aan professionele betrokkenheid van de arts bij de zorgelijke woonsituatie van klaagster, waarover hij in het kader van de WMO-advies diende uit te brengen. Het College is van oordeel dat de arts slechts in beperkte mate tuchtrechtelijk is tekortgeschoten en dat, alles afwegende, volstaan kan worden met een waarschuwing.

4.6 Slotsom

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw rechtdoende de klacht gegrond verklaren, zoals hierboven weergegeven. De maatregel van waarschuwing wordt hier passend geacht.

4.7 Proceskostenveroordeling

De gemachtigde van klaagster heeft ter zitting in beroep verzocht om de arts bij gegrondverklaring van de klacht te veroordelen in “de kosten van beide procedures”.

Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat in artikel 69lid 5 juncto artikel 74 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg een regeling met betrekking tot de gemaakte proceskosten is opgenomen. Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd, is het verzoek toewijsbaar. Het Centraal Tuchtcollege zal het verzoek, waarin geen bedrag is genoemd en de kosten ook niet nader zijn gespecificeerd, in redelijkheid toewijzen tot een bedrag van

€ 1.792,- ter zake van juridische bijstand, waarbij het Centraal Tuchtcollege aansluiting heeft gezocht bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en opnieuw beslissende:

verklaart de klacht alsnog gegrond zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen;

legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

veroordeelt de arts in de hierboven vastgestelde kosten van klaagster van in totaal € 1.792,- (zegge: zeventienhonderd tweeënnegentig euro) en veroordeelt hem dit bedrag te voldoen op de bankrekening van de gemachtigde van klaagster binnen een maand nadat deze hem schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop dit bedrag kan worden gestort, heeft laten weten;

gelast dat VWS-Financieel Dienstencentrum aan klaagster het betaalde griffierecht ten bedrage van € 100,- (zegge: honderd euro) voor de behandeling van de beroepsprocedure en de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege vergoedt, voor zover dit niet reeds is gebeurd.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; Y.A.J.M. van Kuijck en

A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en J.H.M. de Brouwer en W.A. Faas, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2020.

Voorzitter   w.g.                                                                     Secretaris  w.g.