ECLI:NL:TGZCTG:2020:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.333

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:164
Datum uitspraak: 18-09-2020
Datum publicatie: 18-09-2020
Zaaknummer(s): c2019.333
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft een klacht ingediend tegen een tandarts, die een advies heeft uitgebracht met betrekking tot de behandeling van klagers gebit. Klager verwijt de tandarts zonder zijn toestemming zijn bevindingen en het tandheelkundig dossier van klager aan de klachtenfunctionaris van de tandarts van klager te hebben verstrekt. De tandarts voert aan dat hij hier wel degelijk (veronderstelde) toestemming voor had. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet‑ontvankelijk in het beroep, voor zover hij in beroep een nieuwe klacht heeft ingediend, en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.333 van:

A., wonende te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. L. Greebe.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 28 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven heeft het klaagschrift doorgezonden naar het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam. Het klaagschrift is daar op 28 juni 2019 ontvangen. Bij beslissing van

15 oktober 2019, onder nummer 2019/262, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld op de openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 augustus 2020, waar zijn verschenen klager, in persoon, en

de tandarts, in persoon en bijgestaan door mr. Geerts, advocaat en kantoorgenoot van mr. Greebe, voornoemd.

Partijen hebben ter terechtzitting hun standpunten nader toegelicht. Mr. Geerts heeft daarbij gebruik gemaakt van notities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.

“2.      De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder heeft een BIG-registratie als tandarts en is werkzaam als klinisch adviseur. Klager is als patiënt ingeschreven bij de praktijk van E. te B. (hierna: de ‘tandartspraktijk’).

2.2.      Klager heeft zijn behandelend tandarts aansprakelijk gesteld voor een (volgens klager) jarenlange slechte behandeling van zijn gebit. Op 28 augustus 2018 heeft klager de tandartspraktijk laten weten geen inmenging van een verzekeraar te willen, maar een onafhankelijke beoordeling te wensen. Daaropvolgend heeft de tandartspraktijk klager toestemming gevraagd het tandheelkundig dossier van klager aan verweerder te mogen overleggen voor een beoordeling.

2.3.      Per e-mail van 25 september 2018 heeft klager toestemming onder voorwaarden en bedingen aan de tandartspraktijk gegeven voor het verstrekken van zijn tandheelkundig dossier. In die e-mail is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“(…)

Na overleg met mijn jurist:

De toestemming is er hierdoor onder de navolgende voorwaarden en bedingen:

1.      Deze brief behoort bij het te bestuderen dossier

2.      Ik wordt onafhankelijk van Uw organisatie ook door de onderzoeker ingelicht over zijn onderzoeksbevindingen;

3.      Aan mij wordt helder en in eevoudige bewoordingen:

a.      De onderzoeksopzet uitgelegd;

b.      De gebruikte methoden en tehchnieken van onderzoek

c.       Het onderzoeksuniversum onderbouwd bepaald

d.      Verantwoording over de betrouwbaarheid van het onderzoek

e.       Het is U expliciet verboden de onderzoeksresultaten met wie ook te delen behoudens mijn expliciete toestemming;

(…)

Hoogachtend,

[naam klager]

(…)”.

2.4.      Per e-mail van 8 oktober 2018 is de klachtenfunctionaris van de tandartspraktijk bij klager op zijn e-mail van 25 september 2018 teruggekomen. In die e-mail van 8 oktober 2018 staat (onder andere) vermeld:

“Geachte heer [naam klager],

Hierbij komen wij terug op uw e-mail van 25 september.

De klinisch adviseur zal op basis van het beschikbare dossier beoordelen of er sprake is van verwijtbaar handelen.

In navolging van uw voorwaarden en bedingen:

(…)

2. De onderzoeker zal de bevindingen tegelijkertijd aan u en aan de klachtenfunctionaris doen toekomen.

(…)

Voor alle duidelijkheid vernemen wij graag of u in navolging van onze toelichting akkoord bent met het doorsturen van uw dossier naar onze klinisch adviseur [naam verweerder].

(…)”.

2.5.  Per e-mail van 24 oktober 2018 heeft klager de e-mail van de klachtenfunctionaris beantwoord door te laten weten dat er snel een uitspraak diende te komen.

2.6.  Na ontvangst van het tandheelkundig dossier van klager heeft verweerder het dossier beoordeeld. Op 12 november 2018 heeft de klachtenfunctionaris van de tandartsenpraktijk de bevindingen van verweerder per post aan klager toegestuurd en op 13 november 2018 per e-mail.

2.7. Per e-mail van 21 november 2018 heeft klager de tandartsenpraktijk laten weten het niet eens te zijn met de bevindingen van klager.

2.8.      Op 13 april 2019 heeft klager verweerder een e-mail gestuurd met een aantal vragen. Op 8 juli 2019 heeft verweerder klager per e-mail geantwoord dat hij (zojuist) had ontdekt dat de e-mail van klager in zijn spambox terecht was gekomen en de vragen van klager zo spoedig mogelijk zou beantwoorden.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.      maling heeft aan voor hem geldende beroepsethiek;

2.      niet schroomt een fundamenteel recht te schenden;

3.      de AVG aan zijn laars zou lappen;

4.      zonder toestemming van klager zijn bevindingen gedeeld heeft met de klachtenfunctionaris.

Ter onderbouwing van zijn klacht stelt klager dat hij zich door de handelingen van verweerder ernstig bezwaard voelt.

Op 25 september 2018 heeft klager per e-mail toestemming – onder een aantal voorwaarden en bedingen – gegeven voor het verzenden van het patiëntendossier aan verweerder. Klager heeft die e-mail voor het grootste deel zelf opgesteld en geschreven, maar hij heeft daarover wel overleg gehad met een jurist. Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft klager toegelicht dat hij met de tweede voorwaarde [van de e-mail van 25 september 2018, secretaris college] bedoeld heeft te zeggen dat hij los van de klachtencommissie de bevindingen van verweerder toegestuurd zou krijgen. Met het woord ‘ook’ bedoelt klager dat de gegevens aan een eventuele derde kunnen worden verstrekt, na zijn akkoord. Met voorwaarde 3, sub e bedoelt klager dat verweerder de onderzoeksresultaten niet mag delen met derden.

Voorts heeft klager ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek aangegeven dat het eerste en het tweede klachtonderdeel eveneens zien op de (vereiste) toestemming voor het verstrekken van zijn bevindingen door verweerder.

Voor zover nodig wordt hieronder nader ingegaan op het standpunt van klager

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Ter onderbouwing van zijn verweer voert verweerder aan dat hij op 8 juli 2019 heeft ontdekt dat de e-mail van klager van 13 april 2019 in zijn spambox terecht is gekomen, maar na ontdekking direct met de vragen van klager aan de slag is gegaan en die op 8 juli 2019 heeft beantwoord (klachtonderdeel d).

Verder betwist verweerder dat hij zonder toestemming van klager zijn bevindingen en medische gegevens aan derden heeft vertrekt. Volgens verweerder volgt uit klagers e-mail van 25 september 2018 dat ook klager ervan uitging dat de onderzoeksresultaten c.q. bevindingen door hem met (de klachtenfunctionaris van) de tandartspraktijk zouden worden gedeeld, de tandartspraktijk over de onderzoeksresultaten c.q. bevindingen zou komen te beschikken en dat klager daarmee instemde. De voorwaarde “Het is U expliciet verboden de onderzoeksresultaten met wie ook te delen behoudens mijn expliciete toestemming” impliceert dat over de onderzoeksresultaten wordt beschikt en dus dat verweerder die (uitsluitend) met (de klachtenfunctionaris) van de tandartspraktijk zou delen.

Bovendien heeft klager geen bezwaar gemaakt toen per e-mail van 8 oktober 2018 aan klager werd bevestigd hoe de bevindingen van verweerder zouden worden gedeeld en zekerheidshalve nogmaals akkoord werd gevraagd voor het doorsturen van zijn gegevens aan verweerder.

Voor zover nodig wordt hieronder nader op het verweer van verweerder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college zal het eerste, het tweede en het vierde klachtonderdeel, die alle drie zien op de toestemming van klager om de onderzoeksresultaten te delen, gezamenlijk behandelen.

5.2.      Het college onderschrijft het standpunt van verweerder dat hij mocht uitgaan van toestemming van klager om de onderzoeksbevindingen dan wel zijn patiëntendossier door verweerder met (de klachtenfunctionaris) van de tandartspraktijk te delen. Naar het oordeel van het college blijkt niet alleen uit de door verweerder aangehaalde voorwaarde 3 sub e, verwoord in de e-mail van klager van 25 september 2018, dat verweerder mocht vertrouwen op de (impliciete) toestemming van klager zijn onderzoeksbevindingen en het dossier te delen, maar ook uit de tweede voorwaarde van die e-mail van 25 september 2018. Naar het oordeel van het college volgt ook uit de tweede voorwaarde, inhoudende “Ik wordt onafhankelijk van Uw organisatie ook door de onderzoeker ingelicht over zijn onderzoeksbevindingen” dat verweerder ook de tandartspraktijk zou inlichten over zijn onderzoeksbevindingen. Het college deelt niet het standpunt van klager dat het woord ‘ook’ in deze voorwaarde ziet op het (pas) verstrekken van de onderzoeksbevindingen na akkoord van verweerder, maar ziet op klager zelf, die naast de tandartspraktijk ook [cursivering secretaris college] wordt ingelicht.

Daar komt bij dat het binnen de beroepsgroep van verweerder – nu klager is verwezen door de tandartspraktijk naar verweerder – gebruikelijk is dat een eerste meninggever op de hoogte wordt gebracht over de bevindingen door de second opiniongever, één en ander overeenkomstig de praktijkrichtlijn van KNMT ‘Second Opinion’ uit 2004. Dat is slechts anders in de situatie dat een patiënt zich op eigen initiatief tot de second opiniongever heeft gewend. Bovendien heeft klager geen bezwaar gemaakt in reactie op de e-mail van 8 oktober 2018 toen hem werd medegedeeld met wie de bevindingen van verweerder zouden worden gedeeld.

5.3.      Voor zover klager bedoelt te klagen over het door verweerder delen van zijn bevindingen met anderen dan de (klachtenfunctionaris van de) tandartspraktijk, merkt het college op dat het geen enkele aanleiding heeft te veronderstellen dat verweerder zijn bevindingen met ‘derden’ heeft gedeeld. Het eerste, het tweede en het vierde klachtonderdeel zijn ongegrond.

5.4.      Wat betreft het derde klachtonderdeel onderschrijft het college niet het standpunt van klager dat verweerder ‘de AVG aan zijn laars lapt’. Weliswaar is de e-mail van klager van 13 april 2019 ongelukkigerwijs in de spambox van verweerder terechtgekomen, maar na ontvangst van klagers e-mail, heeft verweerder de vragen van klager per omgaande beantwoord. Om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken van een mogelijk te accuraat ingestelde spamfilter gaat te ver. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       Klager wil met zijn beroep de zaak in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege (impliciet) de klacht alsnog gegrond te verklaren.

4.2       De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege primair om klager (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Subsidiair verzoekt hij om het beroep van klager te verwerpen.

Ontvankelijkheid

4.3       Volgens de tandarts blijkt uit het beroepschrift onvoldoende wat de gronden van het beroep van klager zijn. Bovendien heeft de tandarts aangevoerd dat klager, waar deze stelt dat geweigerd werd om zijn medisch dossier aan hem toe te zenden, de klacht in beroep heeft uitgebreid.

4.4       Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen die - voor zover thans van belang – in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. De tandarts betoogt terecht dat de klacht van klager in beroep dat hij zijn medisch dossier niet heeft ontvangen nieuw is en niet in eerste aanleg naar voren is gebracht. Klager kan in zoverre dus niet in zijn beroep worden ontvangen.

4.5       Voor het overige kan klager wel in zijn beroep worden ontvangen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege blijkt uit het beroepschrift voldoende tegen welke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege het beroep van klager zich richt en kan daaruit worden afgeleid dat klager het geschil in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege wenst voor te leggen. Uit het door de tandarts gevoerde verweer blijkt overigens dat ook de tandarts heeft begrepen waartegen het beroep van klager is gericht.

Klachtonderdelen 1 en 2

4.6       Klager verwijt de tandarts met de klachtonderdelen 1 en 2 dat deze maling heeft aan voor hem geldende beroepsethiek en niet schroomt een fundamenteel recht te schenden. Klager heeft deze klachtonderdelen in zeer algemene bewoordingen naar voren gebracht en niet althans onvoldoende onderbouwd. Een en ander is niet aannemelijk geworden uit de stukken en de mondelinge behandeling ter terechtzitting. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

            Klachtonderdeel 3

4.7       Het Centraal Tuchtcollege begrijpt het derde klachtonderdeel aldus dat dit inhoudt dat de tandarts de AVG aan zijn laars lapt door zijn spamfilter te accuraat in te stellen waardoor hij niet meteen heeft gereageerd op de e-mail van klager van

13 april 2019. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5.4 van de aangevallen beslissing hierover heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. Dit klachtonderdeel is door het Regionaal Tuchtcollege terecht ongegrond verklaard.

Klachtonderdeel 4

4.8       In dit klachtonderdeel verwijt klager de tandarts zonder klagers toestemming de onderzoeksbevindingen te hebben gedeeld met de klachtenfunctionaris. Het Centraal Tuchtcollege kan klager hierin niet volgen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de tandarts, gelet op het e-mailbericht van klager van 25 september 2018 aan de klachtenfunctionaris, en de daarin door klager geformuleerde voorwaarden 2 en 3 sub e, mocht uitgaan van de impliciete toestemming van klager de onderzoeksbevindingen aan de klachtenfunctionaris van de tandartsenpraktijk te verstrekken. Deze voorwaarden impliceren immers dat klager ermee akkoord was dat niet alleen hijzelf maar ook de klachtenfunctionaris door de tandarts over de onderzoeksbevindingen zou worden ingelicht.

Daar komt bij dat de klachtenfunctionaris in haar e-mailbericht van 8 oktober 2018 aan klager heeft aangegeven dat de tandarts de bevindingen tegelijkertijd aan klager en de klachtenfunctionaris zou doen toekomen en dat deze niet met anderen zouden worden gedeeld. In zijn reactie van 24 oktober 2018 op die mail heeft klager hiertegen geen bezwaar gemaakt. De conclusie is dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is. Daarbij wordt opgemerkt dat, voor zover de klachtenfunctionaris vervolgens de onderzoeksbevindingen van de tandarts al heeft doorgezonden naar de behandelend tandarts van klager of anderen, de beklaagde tandarts daar geen tuchtrechtelijk verwijt van kan worden gemaakt.

4.9       Het Centraal Tuchtcollege komt, zij het op enigszins andere gronden, met het Regionaal Tuchtcollege tot het oordeel dat de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond is. Dit betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet‑ontvankelijk in het beroep, zoals hiervoor onder 4.4 overwogen;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter;

M.P. den Hollander en A.R.O. Mooy, leden‑juristen, en R. van der Velden en A. Vissink, leden‑beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.