ECLI:NL:TGZCTG:2020:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.289

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:159
Datum uitspraak: 28-08-2020
Datum publicatie: 11-09-2020
Zaaknummer(s): c2019.289
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verloskundige. Klaagster verwijt verweerster dat zij, ondanks herhaalde verzoeken, niet het volledige medisch dossier aan klaagster heeft toegezonden. Daarnaast is volgens klaagster sprake van gebrekkige dossiervoering. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege kan zich in die beslissing vinden en verwerpt daarom het door klaagster ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.289 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C.,

tegen

D., verloskundige, werkzaam te E., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. D.M. Pot.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 25 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen D. - hierna de verloskundige - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 30 augustus 2019, onder nummer 2019/094, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verloskundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Klaagster heeft nadien nog enkele stukken in het geding gebracht.

Naar aanleiding van de maatregelen die zijn genomen rondom het coronavirus, hebben beide partijen ingestemd met een schriftelijke afdoening van deze zaak in beroep. Beide partijen hebben in dat verband gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun standpunt nogmaals kort toe te lichten in een schriftelijke pleitnotitie.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerster is werkzaam als verloskundige en samen met een collega-verloskundige is zij de praktijkhoudster van een verloskundigenmaatschap. Klaagster heeft ook een klacht ingediend tegen de collega-verloskundige van verweerster (hierna: de collega), geregistreerd door het college onder nummer 2019/095. Omwille van het overzicht van de gebeurtenissen wordt in beide zaken het gehele feitencomplex weergegeven.

2.2.      Op 12 juli 2019 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerster. De zwangerschapskaart vermeldt hierover:

“12-07-2018

Aanmelding: triage Rondom zwanger +, zws. vit +, MvM+, intake gepland, vroege echo / termijn gepland.”

2.3.      Op 16 juli 2018 heeft een echoscopiste (niet zijnde verweerster of haar collega) bij klaagster een abdominale echo verricht. De zwangerschapskaart vermeldt hierover:

“16-07-2018  

Amenorroeduur          4+6

Periode                       voor 1e controle

type/echo         intacte zwangerschap

Ligging          

Placenta         

Vruchtwater

Uitvoerder      [naam verweerster]

Kleine vruchtzak in utero vn ong 5 weken , verder nog niets te zien wschlijk te vroeg , test 8-7-2018 pos daarvoor negatief , oac cyclus (gedaan door [initialen echoscopiste]”.

2.4.      Op 8 augustus 2018 heeft verweerster een transvaginale echo verricht. In verband met een verdenking op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heeft de collega van verweerster klaagster doorverwezen naar het ziekenhuis. De zwangerschapskaart vermeldt hierover (onder andere):

“08-08-2018

Op de echo geen intra uterine graviditeit te zien

Mogelijk EUG! Rechter ovarium, (geen pos hartactie gezien)

Vocht in douglas

Graag consult verdenking EUG!”

en

“08-08-2018 telefonisch

Klin vlk  [naam kl. verloskundige] gesproken, blijkt inderdaad een EUG, Mw gaat morgen voor laparascopie.”

2.5.      Op 13 augustus 2018 heeft de praktijk van verweerster het bericht ontvangen dat klaagster is geopereerd (in een ander ziekenhuis dan het ziekenhuis waar verweerster haar naartoe had verwezen).

2.6.      Uit de zwangerschapskaart blijkt dat medewerkers van de praktijk nadien een aantal keer hebben geprobeerd (telefonisch) contact op te nemen met klaagster om te informeren hoe het met haar ging.

2.7.      Op 1 oktober 2018 heeft klaagster, samen met haar partner, een gesprek gehad met verweerster. Klaagster heeft in dit gesprek haar onvrede geuit over de wijze waarop de eerste echo was verricht en benadrukt dat de begeleiding door de verloskundigenpraktijk beëindigd was.

2.8.      Op 26 december 2018 heeft klaagster per e-mail aan verweerster verzocht haar een kopie van haar (volledig) medisch dossier toe te sturen.

2.9.      Nadat de collega van verweerster klaagster per e-mail had geïnformeerd dat verweerster wegens vakantie afwezig was, maar klaagsters e-mail zo snel mogelijk zou beantwoorden zodra zij weer aan het werk was, heeft klaagster per e-mail van

27 december 2018 de collega van verweerster verzocht een kopie van haar medisch dossier toe te zenden. De collega van verweerster heeft de e-mail van klaagster diezelfde dag beantwoord. In de e-mail aan klaagster staat (onder andere) vermeld:

“Geachte mevrouw [naam klaagster]

Ik zal er zorg voor dragen. Met uw toestemming kan ik u uw zwangerschapskaart vandaag per post toesturen.

Ik hoor graag van u

(…)”.

2.11.        Klaagster heeft per e-mail de collega van verweerster beantwoord. In de

e-mail van 27 december 2018 van klaagster aan de collega van verweerster staat (onder ander) het volgende:

(…)

Geachte mevrouw  [naam van de collega van verweerster]

Door mij is u op een ondubbelzinnige wijze verzocht om een kopie van het medisch dossier. Vanzelfspredend dient al hetgeen dat onderdeel uitmaakt van het medisch dossier, behoudens persoonlijke werkaantekeningen die niet voor het medisch dossier bestemd zijn, dan ook door u aan mij te worden verstuurd.

Conform de richtlijn van de KNMG kan dit door het per post aangetekend te versturen.

Met inachtneming van het vorenstaande wordt door mij aan u toestemming gegeven het gevraagde vandaag per (aangetekende) post aan mij toe te sturen.

(….)”.

2.12.    Op 8 januari 2019 heeft klaagster de collega van verweerster nogmaals een e-mail gestuurd. In die e-mail staat (onder andere) vermeld:

“Geachte mevrouw [naam van de collega van verweerster]

Op 28 december 2018 ontving ik uw op 27 december 2018 per aangetekende post aan mij toegezonden stukken, van welke stukken bijgevoegd een gescand exemplaar.

Ondanks alle verzoeken van mij aan uw praktijk, zowel verloskundigen als echo, om toezending van mijn volledig medisch dossier, is door u mijn volledig medisch dossier niet aan mij toegezonden.

1.                  Uit de KNMG-richtlijnen blijkt dat alle onderdelen van een papieren dossier

volledig moeten worden gescand en opgeslagen voordat ze worden vernietigd en mag in ieder geval niet worden volstaan met een samenvatting en/of onvolledige dan wel onjuiste digitale opslag.

2.                  Op 12 juli 2018 heb ik telefonisch een kennismakingsgesprek met uw

praktijkassistente mevrouw [naam praktijkassistente] gehad waarin onder meer de afspraak gemaakt tot het inplannen van een ‘vroege echo’, welke echo inwendig/vaginaal zal plaatsvinden.

(…)”

2.13.        Op 30 januari 2019 heeft klaagster een e-mail ter herinnering gestuurd aan de collega van verweerster. Diezelfde dag is per e-mail aan klaagster bericht dat verweerster en haar collega inmiddels contact hadden gezocht met iemand van de Juridische Bijstand, die de zaken verder af zouden handelen.

2.14.        Per e-mail van 1 februari 2019, geadresseerd aan zowel verweerster en aan haar collega, heeft klaagster nogmaals verzocht om afgifte van haar volledig medisch dossier dan wel haar te berichten waarom daartoe niet werd overgegaan.

2.15.        Per e-mail van 1 februari 2019 aan verweerster heeft klaagster (onder andere) verzocht haar te berichten waarom haar e-mail van 26 december 2018 niet door de collega van verweerster is beantwoord.

2.16.        Op 4 februari 2019 heeft klaagster per-email aan verweerster een bericht gestuurd over het logo en de aftiteling van de e-mails van de verloskundigenpraktijk.

2.17.        Op 14 februari 2019 hebben verweerster en haar collega klaagster per e-mail een brief gestuurd, waarin zij (onder andere) ingaan op het verloop van de verloskundige begeleiding aan klaagster en reageren op het bericht van klaagster over de aftiteling van de e-mails van verloskundigenpraktijk. In deze brief staat verder (onder andere) vermeld:

“(…)

U heeft recht op een kopie van uw dossier en een kopie van uw dossier is dan ook, toen u daarom verzocht, aangetekend naar u verzonden. Indien u van mening bent dat het niet volledig is, dan vernemen we graag van u wat er volgens u ontbreekt.”

2.18.        Op 25 februari 2019 heeft klaagster onderhavige tuchtklacht ingediend.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken niet het volledig medisch dossier aan klaagster heeft toegezonden.

Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft (de gemachtigde van) klaagster toegelicht dat – voor zover zijn klacht ziet op onjuiste dossiervorming – dat niet expliciet hoeft te worden aangegeven, omdat het niet volledig overleggen van het dossier en onjuiste dossiervorming onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn. Er mag verwacht worden dat het dossier op de juiste manier wordt bijgehouden en dat dit ook in zijn volledigheid wordt overgedragen. Volgens klaagster zijn er heel veel zaken niet in terug te vinden in het dossier die er wel in hadden moeten staan, zoals (onder meer) het besprokene en de verkregen toestemming omtrent de vaginale echo, de informatie die klaagster als patiënt heeft gegeven en dient de indicatie voor de specifieke diagnose ‘echo’ te worden aangetekend op de medische kaart. Ook ontbreekt een verwijsbrief naar het ziekenhuis, aldus klaagster.

Volgens klaagster is in haar medisch dossier niet neergelegd waarom afgeweken is van de professionele standaard, nu de (eerste) echo gemaakt werd door een echoscopiste die niet zelfstandig bevoegd was een vaginale echo uit te voeren en onbevoegd en onbekwaam echobeelden zelfstandig te beoordelen. Ook is in het medisch dossier niets neergelegd over de onbekwaamheid van de echoscopiste.

Daarnaast is zij ervan overtuigd dat er nog een schaduwdossier moet zijn, dat niet aan haar is overgelegd, aldus klaagster.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Ter onderbouwing van haar verweer voert verweerster aan dat zij het volledig dossier heeft overlegd en niets heeft achtergehouden. Het verloskundig dossier is er voor de continuïteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg. Daar schrijf je in wanneer je iemand hebt gezien, wat de bevindingen waren en wat het beleid is geweest. De verwijzing naar het ziekenhuis is geschiedt via F.. Een specialistenbrief uit één van de ziekenhuizen waar klaagster is gezien in verband met de buitenbaarmoederlijke zwangerschap, heeft zij niet ontvangen, aldus verweerster.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijk toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Individuele verwijtbaarheid is daarbij het uitgangspunt.

5.3.      De klacht van klaagster dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken niet het volledig medisch dossier heeft overlegd, kan niet slagen. Klaagster heeft op

26 december 2018 verweerster per e-mail verweerster verzocht het medisch dossier te overleggen. Verweerster was op dat moment echter afwezig wegens vakantie. Nadat klaagster haar verzoek haar medisch dossier te overleggen herhaald heeft aan de collega van verweerster, heeft die het verzoek voortvarend en adequaat opgepakt en klaagster het dossier toegestuurd. Verweerster kan dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten het medisch dossier niet te hebben overgelegd. Dat verweerster (kennelijk) de aan haar gerichte e-mail van klaagster van 26 december 2018 (met het allereerste verzoek het dossier te overleggen), maakt dat niet anders. Klaagster had immers al het (volledig) dossier van de collega van verweerster ontvangen, zodat verweerster erop mocht vertrouwen dat de kwestie daarmee was afgedaan. Het college heeft bovendien geen enkele aanleiding te veronderstellen dat er binnen de praktijk van verweerster nog een schaduwdossier zou bestaan - zoals door klaagster ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek naar voren gebracht - dat niet aan klaagster is overlegd.

5.4.      Anders dan klaagster is het college van oordeel dat gebrekkige dossiervorming een wezenlijk andere klacht betreft dan het niet op verzoek van klaagster het medisch dossier overleggen. Voor zover klaagster bedoelt te klagen over gebrekkige dossiervorming, oordeelt het college als volgt. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt. Verweerster is slechts persoonlijk betrokken geweest bij klaagster tijdens de zwangerschapsbegeleiding tijdens het het consult van 8 augustus 2018. Naar het oordeel van het college heeft de verweerster de aantekening op de zwangerschapskaart op 8 augustus 2018 zodanig vormgegeven dat de inhoud van de (be)handeling gewaarborgd is en daar over rekenschap kan worden afgelegd, een en ander op een binnen de beroepsgroep gangbare wijze. Anders dan klaagster, is het college niet van oordeel dat (bijvoorbeeld) klaagsters toestemming voor de verrichting op de zwangerschapskaart aangetekend had moeten worden. Wellicht ten overvloede merkt het college op dat toestemming voor een behandeling niet schriftelijk hoeft te worden gegeven en daaruit voortvloeiend ook niet altijd aangetekend (of toegevoegd) hoeft te worden in (aan) het dossier; slechts wanneer klaagster uitdrukkelijk had verzocht om het vastleggen van haar toestemming ingevolge het bepaalde in artikel 7:451 BW had dit dienen te gebeuren, maar dat heeft het college niet kunnen vaststellen.

5.5.      Naar het oordeel van het college heeft ook de echoscopiste de aantekening op de zwangerschapskaart van 12 juli 2018 zodanig vormgegeven dat de inhoud van de (be)handeling gewaarborg is en dat daarover rekenschap kan worden afgelegd. Aantekeningen met betrekking tot het bepaalde in artikel 35 Wet BIG en artikel 37 Wet BIG dienen niet het doel van een medisch dossier, namelijk het mogelijk maken van goede hulpverlening.

5.6.      Wat betreft de aantekening omtrent de telefonische triage verricht door de praktijkassistente op 12 juli 2018 en al dan niet noteren van aanwezige buikpijn en bloedverlies bij klaagster, kan verweerster daarvan (ook) geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt; de verantwoordelijk voor de juistheid van de triage en de notitie daarvan op de zwangerschapskaart berust bij de praktijkassistente. Dit zou anders zijn als de patiëntveiligheid binnen de verloskundigenpraktijk in het geding zou zijn door de triage. Daarover is echter uitdrukkelijk niet geklaagd.

5.7.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is voor zover de klacht betrekking heeft op het overleggen van het medisch dossier, maar ook voor zover klaagster bedoelt te klagen over gebrekkige dossiervorming is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.” .

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven, met dien verstande dat achter 2.2. de datum van 12 juli 2019 wordt aangepast naar 12 juli 2018.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de verloskundige nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van deze standpunten, en deze betrokken bij onderstaande beoordeling.

4.2              Het beroep van klaagster strekt er kort gezegd toe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.3       De verloskundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij kan zich vinden in de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege en meent dat het beroep van klaagster moet worden verworpen.

Beoordeling

4.4       Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.

4.5       Het beraad in raadkamer heeft het Centraal Tuchtcollege, na bestudering van het dossier, niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in de overwegingen in de beslissing in eerste aanleg zoals weergegeven onder 5.1 tot en met 5.7 en neemt deze over. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de verloskundige is niet gebleken. De collega van de verloskundige heeft op verzoek van klaagster een kopie van het medisch dossier van klaagster aan klaagster toegestuurd. Op geen enkele wijze is gebleken – en klaagster heeft dit evenmin aannemelijk gemaakt in haar beroepschrift en de in beroep ingestuurde pleitnotitie – dat die kopie niet het volledige medisch dossier betrof, of dat bewust gevraagde informatie is achtergehouden. Daarbij merkt het Centraal Tuchtcollege nog op dat klaagster niet heeft verzocht om de - niet tot het standaard verloskundig dossier behorende - echobeelden te verstrekken en dat de verloskundige heeft aangeboden die alsnog aan klaagster te verstrekken. Het eerste onderdeel van de klacht is dus ongegrond. Dat geldt ook voor het tweede onderdeel van de klacht. Dat niet alle door klaagster genoemde informatie, brieven en rapportages zijn opgenomen in het medisch dossier van klaagster, maakt nog niet dat sprake is van een gebrekkige dossiervoering. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verloskundige het dossier volgens de daarvoor geldende richtlijnen heeft onderhouden – voor zover zij bij de behandeling van klaagster persoonlijk betrokken is geweest – en dat haar op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ten slotte is ook het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de verloskundige geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor de handelwijze van de praktijkassistente en de echoscopiste op 12 juli 2018. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

4.6       Voor zover klaagster in het beroepschrift heeft verzocht om een vergoeding voor kosten, in het kader van de onderhavige procedure gemaakt, kan een dergelijk verzoek niet worden toegewezen, omdat daarvoor de wettelijke grond ontbreekt.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover zij in beroep nieuwe klachten heeft ingediend;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter, B.J.M. Frederiks en

M.W. Zandbergen, leden-juristen en J.C.A. van de Coevering-de Graaff en

A.J.E.M. van der Ven-van Dam, leden-beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2020.

            Voorzitter w.g.                                   Secretaris  w.g.