ECLI:NL:TGZCTG:2020:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.300

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:157
Datum uitspraak: 11-09-2020
Datum publicatie: 11-09-2020
Zaaknummer(s): c2019.300
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een verpleegkundig specialist. De beklaagde verpleegkundig specialist is gespecialiseerd in acute zorg bij somatische aandoeningen en werkzaam in een gezondheidscentrum waar klager patiënt was. De verpleegkundig specialist heeft klager op het spreekuur gezien vanwege het vermoeden van een schimmelinfectie aan de penis. Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat hij 1. niet bevoegd is een diagnose te stellen, 2. onnodig onderzoek aan de penis van klager heeft verricht, waarbij de betasting een zeer onaangenaam gevoel gaf, 3. geen correcte hulp heeft verleend toen na vier weken de klachten van klager niet weg waren, 4. SOA-testen heeft afgenomen die niet nodig waren toen klager na vier weken terug kwam, 5. medisch relevante informatie incorrect heeft genoteerd en 6. beoordelend heeft opgetreden, waarbij zaken in het dossier zijn genoteerd die niet kloppen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaard de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.300 van:

A., wonende te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundig specialist,

(destijds) werkzaam te B.,

verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 8 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen B. - hierna de verpleegkundig specialist - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 oktober 2019, onder nummer 098/2019 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundig specialist heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

In verband met de overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd als gevolg van de uitbraak van SARS-CoV-2 doet het Centraal Tuchtcollege het onderhavige beroep schriftelijk af. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld een aanvullende pleitnotitie in te dienen. Klager heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De verpleegkundig specialist heeft op 17 juni 2020 een pleitnotitie ingediend.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.      DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het journaal) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is werkzaam als verpleegkundig specialist in het D. van E. te B. Klager is patiënt in die praktijk. Hij is bekend met de diagnose schizofrenie, paranoïde type.

Beklaagde zag klager voor het eerst op 31 augustus 2018. Klager kwam op het spreekuur omdat hij het vermoeden had dat hij een schimmelinfectie aan zijn penis had.

Op de melding van de doktersassistente in verband met de reden van komst van klager had beklaagde abusievelijk ‘enkel’ gelezen in plaats van ‘eikel’. Dit bleek toen beklaagde klager uitnodigde zijn enkel te laten zien. Beklaagde heeft zijn excuus aangeboden voor het misverstand.

Beklaagde noteerde betreffende het consult:

“S: Vermoedt een schimmelinfectie te hebben op de eikel. Deze verdenking heeft de patiënt omdat hij een jeukende sensatie voelt en lichte huidverkleuring ziet. Oorzaak zou kunnen liggen in slechte hygiëne afgelopen maanden veroorzaakt door psychische problemen. 

O: Niet zieke patiënt. Lichte verkleuring aan uiteinde plasbuis en aan de rand van de eikel onder voorhuid. SOA zeer onwaarschijnlijk omdat pat nog geen seks heeft gehad.

P: Pat koopt zelf miconazol te gebruiken tot twee weken na einde klachten. Bij niet afnemende klacht revisie dan uitbreide urinekweek ook op SOA.”

Op 9 oktober 2018 kwam klager in verband met aanhoudende klachten terug op het spreekuur van beklaagde.

Beklaagde noteerde:

“S: 31-08 op SU ivm klachten penis Roodheid rand eikel en witbeslag onder voorhuid en in plasbuis. Destijds te verklaren door een verminderde persoonlijke hygiëne. Ondanks verbeterde persoonlijke hygiëne aanhoudende klachten. Is niet seksueel actief heeft geen partner(s) op dit moment.

O: Lichte verkleuring aan uiteinde plasbuis en aan de rand van de eikel onder de voorhuid

E: Dermatomycose(n)

P: Kreeg een swab mee voor kweek urethra Soa test op dit moment verminderd van beng gezien geruime tijd niet seksueel actief. Afhankelijk van kweek uitslag verder beleid.”

Beklaagde heeft wel een SOA-consult conform de NHG-standaard afgenomen waarbij hij heeft gevraagd naar de risicofactoren om een risico inschatting te kunnen maken. In overleg met klager werd de SOA-test toen niet afgenomen.

Op 10 oktober 2018 kwam klager de swap voor de banale kweek inleveren bij de balie van het Gezondheidscentrum. Tegelijkertijd leverde klager een urine sample in voor een SOA-test. Beide uitslagen waren negatief.

3.         HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven-:

1.      dat hij verpleegkundige is en niet bevoegd is om diagnoses te stellen;

2.      dat hij onnodig onderzoek heeft gedaan aan de penis van klager waarbij de

betasting van de penis een zeer onaangenaam gevoel gaf voor klager;

3.      dat hij -klager- toen na vier weken de klachten niet weg waren geen correcte

hulp heeft gekregen, terwijl voldoende was geweest als beklaagde had gezegd dat hij wat langer moest smeren met Miconazol;

4.      dat hij -toen klager na vier weken terugkwam- testen voor SOA’s is gaan

uitvoeren die niet noodzakelijk waren en waarbij allerlei vragen over klagers privéleven zijn gevraagd die beklaagde niets aangaan;

5.      dat hij medische relevante informatie incorrect heeft genoteerd;

6.      beklaagde veroordelend optreedt waarbij er zaken in het dossier worden

genoteerd die niet kloppen, ook psychiatrisch, zodat klager zich afvraagt of beklaagde niet expres ‘enkel’ heeft gelezen in plaats van ‘eikel’.

            4.         HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5.         DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

In de gezondheidszorg is sinds een aantal jaren sprake van taakherschikking. Dat betekent dat taken van artsen kunnen worden uitgevoerd door andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Ook in de huisartsenzorg is sinds een aantal jaren sprake van taakherschikking. Dat wil zeggen dat huisartsentaken ook kunnen worden uitgevoerd door praktijkondersteuners zoals bijvoorbeeld physician assistants en verpleegkundig specialisten mits deze daartoe bekwaam zijn. De huisarts heeft de verantwoordelijkheid om de praktijkvoering zodanig in te richten dat van verantwoorde taakherschikking sprake is en de praktijkondersteuner heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid om handelingen alleen uit te voeren als deze daartoe de benodigde bekwaamheid bezit. Met betrekking tot de zogenaamde ‘voorbehouden handelingen’, dat zijn specifieke in de wet genoemde handelingen, gelden extra zorgvuldigheidseisen.

Het stellen van een diagnose is niet een dergelijke ‘voorbehouden handeling’. Beklaagde was bevoegd een diagnose te stellen mits hij daartoe bekwaam was. Niet gebleken is dat beklaagde niet bekwaam was om deze diagnose te stellen. Integendeel, uit het dossier blijkt dat hij dat op zorgvuldige wijze heeft gedaan. Hij heeft de anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek gedaan om tot zijn diagnose te komen. Het eerste klachtonderdeel slaagt daarom niet.

5.3

Gegeven de klachten van klager was onderzoek van zijn penis in het kader van zorgvuldige diagnostiek noodzakelijk. Niet gebleken is, en beklaagde ontkent dat, dat beklaagde dit onderzoek op onjuiste of onzorgvuldige wijze heeft uitgevoerd. Dit klachtonderdeel kan daarom evenmin slagen. 

5.4

Het derde en vierde klachtonderdeel bespreekt het college vanwege de samenhang gezamenlijk. Op 9 oktober 2018 heeft klager het spreekuur van beklaagde weer bezocht in verband met aanhoudende klachten. Terecht heeft beklaagde weer lichamelijk onderzoek gedaan en vervolgonderzoek (een kweek van de urethra) ingezet. Beklaagde heeft op grond van de anamnestische gegevens en rekening houdend met de wens van klager om geen SOA-test te doen, terecht afgezien van het op dat moment laten doen van deze test. Klager heeft echter op eigen initiatief toch materiaal voor een SOA-test ingeleverd. Ook deze klachtonderdelen slagen daarom niet.

5.5

De registratie van beklaagde bestaat uit een S-regel, een O-regel, een E-regel en een P-regel. Deze letters staan voor Subjectief, Objectief, Evaluatie en Plan. Bij de S-regel staat dus in essentie genoteerd wat klager tegen beklaagde heeft gezegd en bij de O-regel zijn de bevindingen van beklaagde genoteerd. Niet gebleken is dat beklaagde dat op onjuiste wijze heeft gedaan. Ook dit onderdeel faalt daarmee.

5.6

Het laatste verwijt betreft het misverstand over de reden van de komst van klager. Aanwijzingen dat er wat anders aan de orde was dan een eenvoudig misverstand ontbreken waarmee ook het laatste klachtonderdeel niet kan slagen. 

5.7

Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

1.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

2.                  Beoordeling van het beroep

4.1              In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2              De verpleegkundig specialist heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Voor zover klager in beroep nieuwe klachtonderdelen formuleert, overweegt het Centraal Tuchtcollege allereerst dat nieuwe klachtonderdelen buiten het bestek van dit beroep vallen, zodat klager in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.4       In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de verpleegkundig specialist en is het door de verpleegkundig specialist gevoerde verweer tegen naar aanleiding van zijn professioneel handelen geformuleerde klachten nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen.

De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege voegt hier nog wel aan toe dat het bij een lichamelijk onderzoek gebruikelijk is dat dit plaatsvindt op een onderzoekstafel. Dat tijdens dit lichamelijk onderzoek sprake is geweest van aanranding door de verpleegkundig specialist, zoals door klager is aangevoerd, is geenszins gebleken.

4.5       Het voorgaande betekent dat het beroep zal worden verworpen.

3.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep zoals hiervoor in overweging 4.3 weergegeven;

                                                verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter;

L.F. Gerretsen-Visser en E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en P. Nieuwenhuizen-Berkovits en D.A. Polhuis, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2020.

Voorzitter   w.g.         Secretaris  w.g.