ECLI:NL:TGZCTG:2020:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.366

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:153
Datum uitspraak: 11-09-2020
Datum publicatie: 11-09-2020
Zaaknummer(s): c2019.366
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager heeft een klacht ingediend tegen de psychiater en de psychiater in opleiding die bij klager een second opinion hebben uitgevoerd over de vraag of de eerder bij klager gestelde diagnose schizofrenie onjuist was. Klager verwijt de psychiater in opleiding dat er geen volledige second opinion is uitgevoerd, dat hij heeft geweigerd een dossiercontrole uit te voeren en dat hij de eerdere diagnose heeft bevestigd, omdat klager de psychiater en de psychiater in opleiding beschuldigt en hen een gebrek aan empathie verwijt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.366 van:

A.wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C. psychiater, destijds psychiater in opleiding,

werkzaam te D., destijds werkzaam te E.,

beklaagde in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.J. Verbout verbonden aan UMC Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 29 juli 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de psychiater in opleiding - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 november 2019, onder nummer 160/2019, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De psychiater in opleiding heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Partijen zijn akkoord met een schriftelijke behandeling van de zaak in beroep.

De zaak is in beroep in een schriftelijke procedure behandeld.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “ 2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd was beklaagde onder supervisie werkzaam als psychiater in opleiding bij het F. Op 12 december 2018 is klager door beklaagde en de supervisor van beklaagde, tegen wie eveneens een klacht is ingediend door klager met nummer 161/2019 en waarin gelijktijdig uitspraak wordt gedaan, gezien in het kader van een second opinion. Deze second opinion werd op verzoek van klager uitgevoerd ten aanzien van de eerder gestelde diagnose schizofrenie. Beklaagde en zijn supervisor hebben klager op 12 december 2018 circa anderhalf tot twee uur gesproken. Tijdens het gesprek liet klager een map zien met daarin zijn volledige medische dossier. Beklaagde en klager hebben samen door het dossier gebladerd. Gezien de grote omvang van het dossier zijn uit dit dossier gericht samenvattende documenten en brieven geselecteerd en gescand voor opname in het medisch dossier van klager bij het F. Beklaagde en zijn supervisor hebben in het kader van de second opinion een rapport opgemaakt waarin zij onder meer concluderen dat zij geen redenen hebben om te twijfelen aan de eerder gestelde diagnose schizofrenie.

Klager heeft nadien een klacht ingediend bij de oordeelcommissie van het F. Deze klacht is ongegrond verklaard.

3.      HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager stelt dat er geen volledige second opinion is uitgevoerd door beklaagde, maar enkel een kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden. Hij verwijt beklaagde verder dat deze heeft geweigerd een dossiercontrole uit te voeren en de eerder gestelde diagnose heeft bevestigd mede op basis van het feit dat klager beklaagde en zijn supervisor beschuldigt en hen een gebrek aan empathie verwijt.

4.      HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat er niet enkel een kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden. Er is uitvoerig gesproken met klager. Daarnaast is uitgebreide dossierinformatie betrokken in het onderzoek, evenals de inhoud van de van klager ontvangen e-mails en het telefonisch overleg met de huisarts.

Wat betreft de dossiercontrole voert beklaagde aan dat het niet het doel van een second opinion is om een volledige dossiercontrole uit te voeren. Verder is het onjuist dat beklaagde en zijn supervisor de diagnose hebben bevestigd; op basis van de verkregen informatie zagen zij geen aanleiding de eerder gestelde diagnose te verwerpen.

Beklaagde stelt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en vraagt om verwerping van de klacht.

5.      DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt voorop dat, blijkens de uitspraak van de oordeelcommissie naar aanleiding van de klachtenprocedure en het rapport van beklaagde en zijn supervisor, de second opinion gericht was op de vraag of beklaagde en zijn supervisor konden onderschrijven dat de diagnose schizofrenie onjuist was. Klager had geen volledig hernieuwd psychiatrisch onderzoek op het oog; de daarvoor benodigde hetero-anamnese wees hij af. Klager wilde af van de diagnose schizofrenie. Gelet op de vraagstelling acht het college het door beklaagde en de supervisor uitgevoerde onderzoek, inhoudende een uitvoerig gesprek en het betrekken van uitgebreide documentatie uit het medisch dossier van klager en telefonisch overleg met zijn huisarts, afdoende. Uit het rapport van beklaagde en de supervisor van beklaagde blijkt dat zij geen aanwijzingen vonden om de gestelde diagnose te verwerpen en daarmee hebben zij de aan hen voorgelegde vraag onderbouwd beantwoord.

Het college is daarnaast van oordeel dat er, gelet op de reikwijdte van de second opinion, geen aanleiding was om een volledige dossiercontrole uit te voeren. Het volstond om gericht relevante documentatie te betrekken uit het door klager meegenomen dossier. Gelet hierop is het college van oordeel dat de klachten als kennelijk ongegrond moeten worden afgewezen .

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging “2. De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet bestreden.

4.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De psychiater in opleiding heeft in beroep aangevoerd dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat - kort gezegd - het beroepschrift geen gronden van beroep bevat. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in zijn (aanvullend) beroepschrift voldoende duidelijk gemaakt dat en op welke gronden hij het niet eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn beroep.

5.         Beoordeling van het beroep

5.1       Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.

5.2       De psychiater in opleiding heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege (impliciet) om het beroep van klager te verwerpen.

5.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het schriftelijke debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

5.4       In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven overwegingen en beslissingen.

5.5       Het overleg over het beroep in raadkamer heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere overwegingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de juiste beoordelingsmaatstaf gebruikt om het handelen van de psychiater in opleiding tuchtrechtelijk te toetsen. Dit is ook de maatstaf die het Centraal Tuchtcollege heeft aangelegd. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dat wat het Regionaal Tuchtcollege onder “5. De overwegingen van het college” heeft overwogen en neemt dat over.

5.6       In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het gaat om een second opinion gevraagd op eigen verzoek van klager. Alles overziend is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de psychiater in opleiding een onafhankelijk oordeel heeft gegeven over de psychische gezondheid van klager en ook verder volgens de professionele standaard heeft gehandeld. Dat de second opinion voor klager niet de gewenste uitkomst heeft gehad - klager wilde af van de diagnose schizofrenie die eerder bij herhaling bij hem is gesteld - betekent niet dat de beoordeling onvolledig of vooringenomen is geweest of dat de uitkomst vooropgezet was.

5.7       Het verzoek van klager om bij de beoordeling van het beroep de hulp van het G. in te schakelen, wijst het Centraal Tuchtcollege af. Met de deskundigheid die al in het College aanwezig is, is nadere of andere expertise niet nodig.

5.8       Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is en verwerpt het beroep.

6.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter;

S.M. Evers en Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en I.A. de Boer en G.T. Blok, leden- beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.