ECLI:NL:TGZCTG:2020:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.326
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2020:139 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-08-2020 |
Datum publicatie: | 14-08-2020 |
Zaaknummer(s): | c2019.326 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. Klager is lange tijd onder behandeling geweest bij een expertisecentrum voor autisme en heeft tegen een groot aantal behandelaren een klacht ingediend. Verweerder was als psychiater werkzaam bij het centrum. Klager verwijt verweerder dat hij onvoldoende zorg heeft verleend door – kort gezegd – de noodhulpvraag van klager te negeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2019.326 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
FF., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 2 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen FF. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van
1 oktober 2019, onder nummer 2018-218, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep met instemming van partijen in raadkamer behandeld. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Klager, geboren op 1 oktober 1974, stond ten tijde van zijn contact met beklaagde al enige tijd onder behandeling bij het SARR, expertisecentrum voor autisme, van E.. Beklaagde was aldaar werkzaam als psychiater voor 1 dag per week.
2.2 Op 28 december 2018 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de instelling en de psycholoog-voorwacht, mevrouw GG. gesproken, die baliedienst deed. Klager was gefrustreerd over het verloop van zijn behandeling en wenste een psychiater te spreken. Ter zake van de contacten tussen de psycholoog en klager is het volgende in het dossier vermeld:
28-12-2016 12:34 GG., Psycholoog MSc)
“(…) Pt belt terug en spuit enorme onvrede over de behandeling tot nu toe.
het feit dat zijn frustratie inmiddels ook de relatie met zijn 11 weken oude zoontje beinvloedt is voor hem de limt.
Hij hoort stemmen in zijn hoofd.
verwacht van ons commitment, dat we nu eindelijk eens iets gaan doen.
Wil graag door de psychiater teruggebeld worden.”
28-12-2016 15:46 GG., (Psycholoog MSc)
“(…) Tel contact en het verzoek gebeld te worden door psychiater besproken. FF. geeft aan dat, wanneer er geen sprake is van ene crisis waarbij we iets kunnen doen het niet zinvol is voor hem te bellen.
GG. zal hem terugbellen om aan te geven dat hij deze dingen met zijn CB zou moeten bespreken en sinds hij die heeft afgewezen er geen behandelaar voor hem beschikbaar is. Dat hij een en ander kan bespreken op 3 januari met J..”
28-12-2016 15:50 GG., (Psycholoog MSc)
“(…) Tc om aan te geven dat psychiater geen contact opneemt omdat er geen sprake lijkt van een acute crisis. Pt reageert: de zaak moet dus eerst gierend uit de hand lopen voordat jullie wat doen.
hangt telefoon op.”
3. De klacht
Klager verwijt beklaagde dat hij welbewust klagers noodhulpvraag heeft genegeerd, het niet nodig vond om klager te spreken en heeft miskend dat klager op dat moment in een crisissituatie verkeerde. Daardoor heeft beklaagde onvoldoende zorg verleend.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Beklaagde heeft gesteld dat hij op grond van de door de voorwacht verstrekte informatie en inzage in het dossier van klager heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een acuut psychiatrisch toestandsbeeld. Hij heeft toegelicht dat hij niet betrokken was bij de behandeling van klager en dat de klachten van klager al enige tijd onder de aandacht van de behandelaars waren. Klager had een afspraak met zijn hoofdbehandelaar op 3 januari 2017 met wie klager zijn klachten zou kunnen bespreken. Deze gang van zaken ontmoet bij het College geen bedenkingen. Beklaagde heeft kunnen oordelen dat er geen sprake van een acute situatie was waarin direct ingrijpen nodig was. Hij behoefde dan ook niet te handelen. Dat beklaagde onvoldoende zorg heeft verleend kan niet worden gezegd. De klacht wordt ongegrond geacht.
5.2 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”
3. Beoordeling van het beroep
3.1 Met zijn beroep maakt klager bezwaar tegen (een deel van) de feiten zoals die door het Regionaal Tuchtcollege zijn vastgesteld en verder wil hij de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen. Hij vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – zijn beroep gegrond te verklaren.
3.2 De psychiater voert hiertegen verweer en vraagt het Centraal Tuchtcollege in
de eerste plaats klager in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat – kort gezegd – uit het beroepschrift en de aanvulling daarop onvoldoende blijkt wat de gronden van het beroep van klager zijn. In de tweede plaats verzoekt de psychiater het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager af te wijzen. Tenslotte stelt de psychiater dat klager zijn klacht in beroep heeft uitgebreid, hetgeen niet is toegestaan.
Ontvankelijkheid
3.3 Voor wat betreft de door de psychiater gestelde uitbreiding van de klacht in beroep geldt dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij in die klachten niet ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift en de aanvulling daarop nieuwe klachten bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.
3.4 Voor het overige zal klager wel in zijn beroep worden ontvangen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege blijkt uit het beroepschrift en de aanvulling daarop voldoende tegen welke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege het beroep van klager zich richt en maakt klager – anders dan de psychiater meent – voldoende duidelijk welke oorspronkelijke klachtonderdelen hij ten onrechte ongegrond verklaard vindt.
Feiten
3.5 Voor wat betreft het bezwaar dat klager maakt tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de feiten oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat overweging 2. “De feiten” van de beslissing in eerste aanleg een correcte weergave geeft van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Het Centraal Tuchtcollege zal voor de beoordeling van het beroep van die feiten uitgaan.
Beoordeling
3.6 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak
geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht dat de psychiater onvoldoende zorg heeft verleend niet gegrond is. Het Centraal Tuchtcollege neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; R. Prakke-Nieuwenhuizen en S.M. Evers, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en E.J. Stevelmans, leden- beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2020.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.