ECLI:NL:TGZCTG:2020:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.323

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:136
Datum uitspraak: 14-08-2020
Datum publicatie: 14-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.323
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is lange tijd onder behandeling geweest bij een expertisecentrum voor autisme waar verweerster werkzaam is en heeft tegen een groot aantal behandelaren een klacht ingediend. Klager verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij onjuiste aantekeningen in zijn dossier heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.323 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

W., gz-psycholoog, werkzaam te D. , verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te

Den Haag.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 2 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen W. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van

1 oktober 2019, onder nummer 2018-214, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep met instemming van partijen in raadkamer behandeld. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1 Klager, geboren op 1 oktober 1974, stond ten tijde van zijn contact met

beklaagde al enige tijd onder behandeling bij SARR, expertisecentrum voor autisme, van E.. Beklaagde is aldaar werkzaam als gz-psycholoog.

Een telefonische annulering van een afspraak door zijn toenmalige behandelend psychiater was voor klager aanleiding om op 7 november 2016 telefonisch contact op te nemen met de balie van de instelling. De baliemedewerkster die de telefoon aannam heeft op een bepaald moment de telefoonverbinding verbroken. Vervolgens is klager naar de instelling gegaan, alwaar een woordenwisseling met de baliemedewerkster heeft plaatsgevonden en een beveiliger tussenbeide is gekomen.

2.2 Beklaagde was op dat moment in de instelling aan het werk. Zij heeft klager

niet gezien of gesproken. Op basis van hetgeen zij vernomen heeft van de beveiliger en de baliemedewerkster heeft zij een e-mail verzonden aan de betrokken behandelaren en in klagers dossier dit e-mailbericht opgenomen. Voor zover relevant is vermeld:

“(…) Dhr. A. is uit zn dak gegaan bij de balie tegen X.. Dit nadat Y. zijn afspraak had afgezegd ivm een begrafenis afgelopen vrijdag. (…) Hier heeft hij aan de balie staan tieren en schelden naar X.. Vanuit gesprek met Z. (College: de beveiliger) blijkt dat hij veel frustratie ervaart. Hij voelt zich bij het SARR niet goed geholpen en wil eigenlijk ergens anders zorg. De wisselingen in behandelaren helpen ook niet in de stabiliteit (…). Z. heeft hem gezegd dat hij in ieder geval nu geen geweld heeft gebruikt, maar dat het zo schreeuwen voor de balie niet de manier is en dat X. dit niet verdient. Hij beaamt dit en heeft via Z. excuses aangeboden, maar zal dit wellicht ook de volgende keer zelf doen naar X.. (…) Soms kan vanuit die stress echte onredelijke boosheid ontstaan. Het is mooi dat dat ook weer kan zakken en dat hij open staat om weer redelijk te zijn.”

De klacht

Klager verwijt beklaagde dat zij ten onrechte in het dossier heeft aangetekend dat klager op 7 november 2015 tegenover de baliemedewerkster over geweld zou hebben gesproken. Beklaagde heeft zodoende de waarheid verdraaid en klager als een monster neergezet. Klager heeft nooit de intentie gehad of aanstalten gemaakt geweld te gaan gebruiken. Klager voelt zich in zijn integriteit aangetast en gediscrimineerd, omdat beklaagde er geen oog voor heeft gehad dat klager zijn emoties en frustraties als man anders uit dan een vrouw. Ook wordt ten onrechte vermeld dat de afspraak zou zijn afgezegd vanwege een begrafenis. Dit is klager nooit meegedeeld.

3. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

4. De beoordeling

5.1 Het College overweegt dat de passage in de e-mail een weergave vormt van wat beklaagde over het voorval van de beveiliger heeft vernomen. Klager moet worden toegegeven dat met de betreffende passage de indruk kan worden gewekt dat hij op andere momenten wel geweld zou hebben gebruikt of voornemens zou zijn dat te doen. Daarvoor bestaan inderdaad geen concrete aanwijzingen. Nu de beveiliger bij het incident bij de balie aanwezig is geweest, kan echter niet worden uitgesloten dat de manier waarop klager zijn frustratie heeft geuit op de beveiliger en ook op de baliemedewerkster en eventuele andere aanwezigen bedreigend en intimiderend is overgekomen, dat wil zeggen dat bij hen wel angst voor de toepassing van geweld door klager kan zijn ontstaan, ook al had klager die intentie helemaal niet. Dat zou de uitspraak van de beveiliger tegen klager (en later tegen beklaagde) kunnen verklaren, te meer omdat in zijn algemeenheid het gebruik van geweld tegen hulpverleners helaas geen grote uitzondering meer is.

5.2 Het komt het College voor dat beklaagde op voldoende zorgvuldige wijze heeft vermeld dat de betreffende passage gebaseerd is op informatie die zij van de beveiliger heeft vernomen, inclusief de reden voor het afzeggen van de afspraak. Beklaagde heeft dus niet zelf het woord ‘geweld’ opgebracht. Verder heeft zij de e-mail niet alleen vanuit het perspectief van de baliemedewerkster en de beveiliger geschreven, maar ook vanuit dat van klager. Zij heeft uitdrukkelijk vermeld dat klager ervoor open heeft gestaan om weer redelijk te worden. Naar het oordeel van het College kan beklaagde dan ook niet worden verweten dat zij klager als een monster zou hebben neergezet. Van discriminatie is evenmin gebleken. Dat klager zijn emoties en frustratie anders uit dan een vrouw is geen geldige reden om te schelden tegen een baliemedewerkster.

5.3 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Met zijn beroep maakt klager bezwaar tegen (een deel van) de feiten zoals die door het Regionaal Tuchtcollege zijn vastgesteld en verder wil hij de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen. Klager vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – zijn beroep gegrond te verklaren.

3.2 De gz-psycholoog voert hiertegen verweer en vraagt het Centraal

Tuchtcollege in de eerste plaats klager in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat – kort gezegd – uit het beroepschrift en de aanvulling daarop onvoldoende blijkt wat de gronden van het beroep van klager zijn. In de tweede plaats verzoekt de gz-psycholoog het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager af te wijzen. Tenslotte stelt de gz-psycholoog dat klager zijn klacht in beroep heeft uitgebreid, hetgeen niet is toegestaan.

Ontvankelijkheid

3.3 Wat betreft de door de gz-psycholoog gestelde uitbreiding van de klacht in beroep geldt dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij in die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift en de aanvulling daarop nieuwe klachten bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.

3.4 Voor het overige zal klager wel in zijn beroep worden ontvangen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege blijkt uit het beroepschrift en de aanvulling daarop voldoende tegen welke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege het beroep van klager zich richt en kan daaruit worden afgeleid dat klager het geschil in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege wenst voor te leggen.

Feiten

3.5 Wat betreft het bezwaar dat klager maakt tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de feiten oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat overweging 2. “De feiten” van de beslissing in eerste aanleg een correcte weergave geeft van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Het Centraal Tuchtcollege zal voor de beoordeling van het beroep van die feiten uitgaan.

Beoordeling

3.6 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en E.D. Berkvens en M.A.J. Hagenaars, leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.