ECLI:NL:TGZCTG:2020:135 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.322

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:135
Datum uitspraak: 14-08-2020
Datum publicatie: 14-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.322
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager is lange tijd onder behandeling geweest bij een expertisecentrum voor autisme en heeft tegen een groot aantal behandelaren een klacht ingediend. Verweerder is enige tijd vanwege uitval van een collega als psychiater bij de behandeling van klager betrokken geweest. Klager verwijt verweerder dat hij – kort gezegd – onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.322 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

j. J., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 2 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen J. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van

1 oktober 2019, onder nummer 2018-213, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep met instemming van partijen in raadkamer behandeld. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1 Klager, geboren op 1 oktober 1974, stond ten tijde van zijn contact met

beklaagde al enige tijd onder behandeling bij het SARR, expertisecentrum voor autisme, van E.. Beklaagde was aldaar werkzaam als psychiater.

2.2 Beklaagde is betrokken geweest bij klagers behandeling van 11 oktober 2016

tot 11 april 2017 als interim psychiater vanwege uitval van een collega.

3. De klacht

Klager verwijt beklaagde dat hij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Meer in detail verwijt klager beklaagde dat hij:

a) op 17 februari 2017 medische gegevens onbeveiligd heeft gemaild aan klager;

b) heeft geweigerd antidepressiva te verstrekken;

c) een disproportioneel aantal afspraken heeft gemaakt om tot een behandelplan en diagnose te komen en aan klager geen afschrift van het volledige medische dossier heeft verstrekt;

d) klager aan zijn lot heeft overgelaten toen het UWV hem opriep voor een keuring terwijl toegezegd was dat beklaagde het UWV zou bellen om uitstel te vragen voor klager vanwege ziekte.

4. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College oordeelt dat van onvoldoende onzorgvuldig handelen niet is gebleken.

Klachtonderdeel 3 a).

5.1 Beklaagde heeft erkend dat hij in februari 2017 op verzoek van klager zijn behandelplan per e-mail heeft toegezonden. Op dat moment was veilig mailen, hetgeen per 19 april 2017 binnen de instelling is ingevoerd, nog niet mogelijk. Onbeveiligd e-mailen was destijds algemene praktijk, zodat het College dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar acht.

Klachtonderdeel 3b).

5.2 Ook het verwijt dat beklaagde heeft geweigerd antidepressiva te verstrekken is ongegrond. Beklaagde heeft zijn beslissing om geen medicatie voor te schrijven in zijn verweerschrift gemotiveerd uiteengezet. Hij heeft gesteld dat bij PTSS psychotherapie behandeling van eerste keuze is. Voorts heeft hij aangevoerd dat bij een medicamenteuze behandeling een trouwe inname van medicatie van belang is. Beklaagde had nog geen vertrouwen daarin gezien het feit dat de behandelrelatie tussen beklaagde en klager nog instabiel was. Het College kan zich hierin vinden.

Klachtonderdeel 3 c).

5.3 Beklaagde heeft naar voren gebracht dat hij samen met klager zich tot doel had gesteld om het eens te worden over de diagnose en het behandelplan en aansluitend over de behandeling. Hij heeft gesteld dat de gebruikelijke afspraken zijn ingepland, waarbij stagnatie is opgetreden op de momenten dat klager boos is uitgevallen. Ook kostte het enige tijd om tot overeenstemming te komen. Het College kan op grond van de stukken niet vaststellen dat sprake zou zijn geweest van een disproportioneel aantal afspraken om tot een behandelplan en diagnose te komen. Het verweer van beklaagde sluit hierbij aan. Klachtonderdeel c wordt daarom eveneens ongegrond geacht.

Klachtonderdeel 3 d).

5.4 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Waar het verwijt van klager niet is onderbouwd, wordt de stelling van beklaagde dat hij op 4 april 2017 het UWV heeft gebeld en in zijn hoedanigheid van behandelaar van klager heeft meegedeeld dat klager niet in staat was om op de afspraak op de donderdag te verschijnen, ondersteund door de aantekening hiervan in het medisch dossier. Het College gaat dan ook uit van de lezing van de beklaagde.

5.5 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Met zijn beroep maakt klager bezwaar tegen (een deel van) de feiten zoals die door het Regionaal Tuchtcollege zijn vastgesteld. Klager wil de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen en stelt daarbij dat het Regionaal Tuchtcollege het klachtonderdeel dat gaat over het opzettelijk proberen te doven van zijn klachten niet heeft behandeld. Klager vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – zich ook over dit klachtonderdeel uit te spreken en zijn beroep gegrond te verklaren.

3.2 De psychiater voert hiertegen verweer en vraagt het Centraal Tuchtcollege in

de eerste plaats klager in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat – kort gezegd – uit het beroepschrift en de aanvulling daarop onvoldoende blijkt wat de gronden van het beroep van klager zijn. In de tweede plaats verzoekt de psychiater het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager af te wijzen. Tenslotte stelt de psychiater dat klager zijn klacht in beroep heeft uitgebreid, hetgeen niet is toegestaan.

Ontvankelijkheid

3.3 Voor wat betreft de door de psychiater gestelde uitbreiding van de klacht in beroep geldt dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij in die klachten niet ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift en de aanvulling daarop nieuwe klachten bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.

3.4 Voor het overige zal klager wel in zijn beroep worden ontvangen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege blijkt uit het beroepschrift en de aanvulling daarop voldoende tegen welke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege het beroep van klager zich richt en maakt klager – anders dan de psychiater meent – voldoende duidelijk welke oorspronkelijke klachtonderdelen hij ten onrechte ongegrond verklaard vindt.

Feiten

3.5 Voor wat betreft het bezwaar dat klager maakt tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de feiten oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat overweging 2. “De feiten” van de beslissing in eerste aanleg een correcte weergave geeft van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Het Centraal Tuchtcollege zal voor de beoordeling van het beroep van die feiten uitgaan.

Formulering van de klacht

3.6 Voor wat betreft het bezwaar van klager dat het Regionaal Tuchtcollege het klachtonderdeel dat gaat over het opzettelijk proberen te doven van zijn klachten niet (expliciet) heeft behandeld, oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat het weliswaar aan klager is om de klacht aan te dragen, maar dat de tuchtrechter de verschillende klachtonderdelen op overzichtelijke en/of samenvattende wijze kan formuleren. Het Centraal Tuchtcollege is niet gebleken dat de klachtenformulering zoals weergegeven in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege geen recht doet aan de door klager in eerste aanleg ingediende klachten. Het Centraal Tuchtcollege zal daarom bij de beoordeling van het beroep uitgaan van de vier klachtonderdelen zoals die door het college in eerste aanleg zijn geformuleerd.

Beoordeling

3.7 Over klachtonderdeel a. (het door de psychiater in februari 2017 onbeveiligd mailen van medische gegevens) stelt klager in zijn beroepschrift dat er al vanaf 2009 een beveiligde omgeving was. Het feit dat klager deze stelling niet nader heeft onderbouwd en dat bovendien onduidelijk is of er vanuit de door klager genoemde beveiligde omgeving ook (beveiligd) mailverkeer mogelijk was, geeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de psychiater dat de mogelijkheid beveiligd te mailen bij E. pas per 19 april 2017 is ingevoerd. Voor zover het beroep van klager zich richt tegen de ongegrondverklaring van dit klachtonderdeel slaagt het daarom niet.

3.8 Ook voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep geen ander

licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; R. Prakke-Nieuwenhuizen, en S.M. Evers, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en E.J. Stevelmans, leden- beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.