ECLI:NL:TGZCTG:2020:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.320

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:133
Datum uitspraak: 14-08-2020
Datum publicatie: 14-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.320
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen klinisch psycholoog. Klager is lange tijd onder behandeling geweest bij een expertisecentrum voor autisme en heeft tegen een groot aantal behandelaren een klacht ingediend. Op enig moment is klager in het kader van een advies voor behandeling doorverwezen naar het centrum waar verweerster werkzaam is. Klager verwijt verweerster dat zij in strijd met zijn belang heeft gehandeld door in plaats van traumabehandeling een second opinion uit te voeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. In beroep spreekt het Centraal Tuchtcollege zich ook uit over de in eerste aanleg door klager ingetrokken klacht dat verweerster kosten dubbel gedeclareerd heeft en oordeelt dat deze klacht, wanneer die, zoals klager stelt, niet als ingetrokken had moeten worden beschouwd, als ongegrond wordt afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.320 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

S., klinisch psycholoog, werkzaam te D. , verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te

Den Haag.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 2 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te

Den Haag tegen S. – hierna de psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van

1 oktober 2019, onder nummer 2018-209, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep met instemming van partijen in raadkamer behandeld. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de aan hen geboden mogelijkheid om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1 Klager, geboren op 1 oktober 1974, stond ten tijde van zijn contact met

beklaagde onder behandeling bij SARR, expertisecentrum voor autisme van E.. Beklaagde was ten tijde van dat contact werkzaam als klinisch psycholoog bij het Centrum Intensieve Behandeling (hierna: CIB) van R. in D..

2.2 In het kader van zijn behandeling bij E. is klager door zijn

behandelend psychiater, P. op 18 november 2015 verwezen naar het CIB. Naar aanleiding daarvan heeft beklaagde op 12 januari 2016 samen met haar collega gz-psycholoog Q., een gesprek met klager gevoerd in het kader van een advies voor behandeling. Voorts heeft meermaals overleg plaatsgevonden tussen beklaagde en haar collega Q., alsook met klagers psychiater P. bij E..

3. De klacht

Klager verwijt beklaagde dat zij de onderzoekskosten van een enkel onderzoek twee keer heeft gedeclareerd. Tijdens het mondeling vooronderzoek van 12 februari 2019 heeft klager dit (enige) klachtonderdeel betreffende dubbele facturatie ingetrokken.

Klager heeft voorts tijdens het mondeling vooronderzoek een nieuw klachtonderdeel toegevoegd. Klager stelt zich op het standpunt dat de verwijzing door zijn psychiater naar het CIB zag op traumabehandeling en niet op een diagnose of second opinion. Klager verwijt beklaagde dat zij, door een second opinion uit te voeren in plaats van traumabehandeling, heeft gehandeld in strijd met zijn belang en de met hem gemaakte afspraken.

4. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Tijdens het mondeling vooronderzoek van 12 februari 2019 heeft klager het klachtonderdeel betreffende dubbele facturatie ingetrokken. Ingevolge het bepaalde in artikel 65d lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) wordt de behandeling van een klacht gestaakt, tenzij de beklaagde schriftelijk verklaart voortzetting van de behandeling te verlangen of het College beslist dat de behandeling in het algemeen belang moet worden voortgezet. Van beide situaties is geen sprake, zodat de behandeling van dit klachtonderdeel wordt gestaakt.

5.2 Voor wat betreft het aanvullende klachtonderdeel heeft beklaagde gesteld dat het Reglement van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg niet voorziet in de indiening van een mondelinge klacht, zoals in dit geval bij gelegenheid van het verhoor in het vooronderzoek. Het College wijst erop dat artikel 65c van de Wet BIG bepaalt dat de klager zijn klacht tot uiterlijk twee weken voor behandeling van de zaak ter zitting schriftelijk kan wijzigen of aanvullen. Klager heeft zijn klacht aangevuld tijdens het mondelinge vooronderzoek. Alhoewel dit mondeling is gebeurd, is deze aanvulling schriftelijk in het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek opgenomen. Voorts is beklaagde in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Klager wordt daarom in zijn klacht ontvangen.

5.3 Voor wat betreft dit aanvullende klachtonderdeel overweegt het College als volgt.

Uit het aanmeldformulier (zie onder ‘REDEN VAN AANMELDING’ en ‘HULPVRAAG’) blijkt dat de behandelaar van klager bij SARR heeft verzocht om overname van de (ambulante) behandeling, met als doel (intensieve) behandeling van niet eerder behandelde traumata en zicht leren krijgen op emotieregulatie, waardoor de zelfredzaamheid van klager zal worden vergroot en hij op den duur weer kan participeren. Klager zelf heeft ook gevraagd om traumabehandeling en zicht krijgen op beperkingen, zodat hij het leven dat hij voor ogen had invulling kan geven (zie onder ‘Wat is de hulpvraag/doelstelling van de patiënt?’).

5.4 Beklaagde heeft toegelicht dat het CIB zelfstandig een aanvraag beoordeelt. De gebruikelijke werkwijze hiervoor is dat een diagnostisch gesprek en een kortdurend onderzoekstraject plaatsvindt, waarna een advies voor behandeling wordt verstrekt, gericht op de vraag van de verwijzer. Ook de cliënt kan desgewenst op de hoogte worden gesteld van het advies. Aldus is, zo heeft beklaagde gesteld, ook gehandeld in het geval van klager. Zij heeft toegelicht dat op 12 januari 2016 een diagnostisch gesprek heeft plaatsgevonden van haar en haar collega Q. met klager. Het verslag met daarin de conclusies en een advies is toegezonden aan de verwijzer/behandelaar van klager bij SARR, P.. De conclusie was, voor zover hier van belang, dat er geen indicatie was voor een intensieve behandeling bij het CIB. Beklaagde heeft hieraan toegevoegd dat daarna meermaals overleg en e-mailcontact heeft plaatsgevonden met P.. Voorts heeft op 12 mei 2019 een gesprek plaatsgevonden met klager om de conclusie naar aanleiding van het gesprek en het advies toe te lichten.

5.5 Met het oog op overname van een patiënt is het gebruikelijk en voor de hand liggend dat een instelling waarnaar wordt verwezen zelf toetst of de diagnose en indicatievraag passend zijn bij het behandelaanbod van de instelling. Het College begrijpt dan ook dat het de bedoeling van het CIB was om naar aanleiding van het aanmeldformulier te onderzoeken of een passende (klinische) behandeling voor klager bij het CIB mogelijk was. Beklaagde is verzocht om hiernaar onderzoek te doen en hiertoe samen met haar collega een diagnostisch gesprek met klager aan te gaan. Niet is gebleken dat beklaagde afspraken met klager zou hebben gemaakt die zij niet is nagekomen. Mochten afspraken tussen de behandelaar bij SARR en klager niet zijn nagekomen, hetgeen het College niet is gebleken, dan is dat beklaagde niet toe te rekenen.

5.6 Het is begrijpelijk dat het feit dat beklaagde haar schriftelijke advies de titel ‘Verslag Second Opinion CIB’ heeft gegeven en ook in haar verweer steeds over een second opinion spreekt, bij klager tot verwarring heeft geleid, omdat in de verwijzing deze term niet wordt gebruikt en om overname van de behandeling wordt gevraagd. Beklaagde heeft in haar verweerschrift uitgelegd dat een diagnostisch gesprek bij het CIB benoemd wordt als second opinion. Uit de hiervóór onder 5.4 weergegeven conclusie volgt naar het oordeel van het College voldoende dat (in ieder geval ook) het doel waarvoor klager door P. was verwezen - overname van de behandeling door het CIB - in het onderzoek door beklaagde aan de orde is gekomen en is beantwoord.

5.7 Het (aanvullende) klachtonderdeel is dan ook ongegrond. Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Met zijn beroep maakt klager bezwaar tegen (een deel van) de feiten zoals die door het Regionaal Tuchtcollege zijn vastgesteld en verder wil hij de zaak in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen. Klager stelt daarbij dat hij, anders dan door het Regionaal Tuchtcollege is overwogen, de klacht die betrekking heeft op de dubbele facturatie niet heeft ingetrokken. Klager vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – zijn beroep gegrond te verklaren.

3.2 De psycholoog voert hiertegen verweer en vraagt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager af te wijzen. Verder stelt de psycholoog dat klager zijn klacht in beroep heeft uitgebreid, hetgeen niet is toegestaan.

Ontvankelijkheid

3.3 Voor wat betreft de door de psycholoog gestelde uitbreiding van de klacht in beroep geldt dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij in die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift en de aanvulling daarop nieuwe klachten bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.

Feiten

3.4 Wat betreft het bezwaar dat klager maakt tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de feiten oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat overweging 2. “De feiten” van de beslissing in eerste aanleg een correcte weergave geeft van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Het Centraal Tuchtcollege zal voor de beoordeling van het beroep van die feiten uitgaan.

Beoordeling

3.5 In beroep stelt klager dat hij de klacht die betrekking heeft op de dubbele facturatie niet heeft ingetrokken. Volgens het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek zoals dat in eerste aanleg heeft plaatsgevonden heeft klager bij die gelegenheid verklaard dat er sprake was van een interpretatiefout van zijn kant en dat het klachtonderdeel vervalt. Wat hier verder ook van is, klager heeft tegenover hetgeen door de psycholoog in het verweerschrift in eerste aanleg op dit punt is verklaard, namelijk dat er – kort gezegd – twee gesprekken hebben plaatsgevonden en zijn gedeclareerd, onvoldoende ingebracht om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Het Centraal Tuchtcollege wijst daarom dit klachtonderdeel, wanneer klager niet bedoeld heeft dit in te trekken, af.

3.6 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep geen ander licht op

de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en E.D. Berkvens en M.A.J. Hagenaars, leden- beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen.

Uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.