ECLI:NL:TGZCTG:2020:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.332

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:125
Datum uitspraak: 07-08-2020
Datum publicatie: 07-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.332
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de psychiater een onnodige behandeling en het verstrekken van onnodige medicijnen. Het college begrijpt dat de psychiater in de kern wordt verweten de voorgeschreven lithium door een andere stof te hebben vervangen waardoor klaagster allerlei vervelende bijwerkingen heeft gekregen. Volgens klaagster heeft de psychiater aan de apotheek andere recepten doorgestuurd dan voor lithium. Klaagster weet dit zeker omdat zij nu weer lithium gebruikt en geen bijwerkingen ervaart. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.332 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te B., verweerster in beide instanties.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 11 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen psychiater C. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 november 2019, onder nummer 19/236, heeft dat College de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld waarbij partijen uitdrukkelijk hebben afgezien van hun aanwezigheid ter zitting. Aan partijen is de mogelijkheid geboden om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen. Geen van beide partijen heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is als psychiater werkzaam bij een instelling. Klaagster was bij haar in behandeling van augustus 2016 tot januari 2019 vanwege psychische klachten.

2.2. Bij de start van de behandeling gebruikte klaagster al Risperidon en Lithium en lag er een behandelplan om de Lithium af te bouwen vanwege een verslechterde nierfunctie. Klaagster voelde zich lusteloos. Klaagster en verweerster hebben daarom met elkaar besproken het antipsychoticum Risperidon te verlagen van 6 naar 5 mg per dag, de dosis Lithium gefaseerd af te bouwen, de Dekapine gefaseerd op te bouwen en de Lithium uiteindelijk te vervangen door Dekapine. In mei 2017 was Lithium helemaal afgebouwd. In juli 2017 heeft klaagster aan verweerster gezegd dat zij last had van forse pijnklachten in de bovenbenen en van een gedaalde stemming. Verweerster heeft toen besloten de Risperidon te verlagen eerst van 5 naar 4 mg en daarna verder te verlagen naar 3 mg. Toen bleek dat de klachten daarmee niet verminderden, is eind 2017 de Dekapine weer omgezet naar Lithium.

2.3 In mei 2018 heeft klaagster last gekregen van een verdere geestelijke vervlakking waarop de Risperidon is vervangen door Zuclopentixol (6mg). Klaagster heeft in de maanden daarna last gekregen van ernstige incontinentie en moeilijkheden met lopen vanwege een krampend gevoel in de beide bovenbenen. Klaagster heeft daardoor een flinke terugval in mobiliteit ervaren. Verweerster en klaagster hebben in augustus 2018 besloten de Zuclopentixol te verlagen van 6 naar 4 mg. De incontinentieklachten kwamen onder controle.

2.4 Op 26 oktober 2018 heeft klaagster aan verweerster gemeld al enkele maanden last te hebben van een druk op het hoofd, prikkende ogen, obstipatie, duizeligheid en overgevoeligheid voor geluid en een toename van de incontinentieklachten. Verweerster heeft klaagster geadviseerd naar de huisarts of uroloog te gaan. Na interventie van verweerster is klaagster eind december 2018 onder behandeling van haar huisarts gekomen. De lichamelijke klachten waren verdwenen.”

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3.       De klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt verweerster een onnodige behandeling en het verstrekken van onnodige medicijnen. Het college begrijpt uit het proces verbaal van het mondeling vooronderzoek dat verweerster in de kern wordt verweten de voorgeschreven Lithium eind 2017 door een andere stof te hebben vervangen waardoor klaagster bijwerkingen heeft gekregen. Klaagster heeft last gekregen van onder andere ontsluiting van seksualiteit, somberheid, ernstige incontinentie en moeilijkheden met lopen vanwege een krampend gevoel in de beide bovenbenen. Volgens klaagster heeft verweerster aan de apotheek andere recepten doorgestuurd dan voor Lithium. Klaagster weet dit zeker omdat zij nu weer Lithium gebruikt en geen bijwerkingen ervaart.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.       De beoordeling

5.1. De vraag die beantwoord moet worden is of verweerster ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven. Kort gezegd: of zij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld.

5.2. Het college is van oordeel dat verweerster gedurende de hele behandelperiode zorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. Uit de stukken blijkt dat verweerster bij elk consult goed naar klaagster heeft geluisterd en haar klachten en de gemelde bijwerkingen steeds adequaat heeft beoordeeld. Telkens heeft ze in overleg met klaagster op zorgvuldige wijze aanpassingen gedaan in de soort medicatie en de dosering daarvan, alles met het doel het welbevinden van klaagster te verbeteren. Ze heeft zelfs contact opgenomen met de apotheek om een en ander voor klaagster na te vragen. Dat zij aan de apotheek een ander medicijn heeft doorgegeven dan met klaagster besproken, blijkt uit niets. De apotheek heeft de medicijnen verstrekt. Verweerster heeft de capsules Lithium nooit in haar handen gehad en heeft dus aan de inhoud niets kunnen veranderen. Dat klaagster ondanks alle zorg bijwerkingen heeft ervaren, valt verweerster niet te verwijten.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging “2. De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Klaagster concludeert (impliciet) tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van haar beroep.

4.2 De psychiater heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt - zakelijk weergegeven - het beroep van klaagster te verwerpen en de bestreden beslissing te bevestigen.

Beoordeling

4.3 In beroep is de klacht in al zijn onderdelen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen.

4.4 Het overleg in raadkamer over het beroep heeft het Centraal Tuchtcollege wat betreft de klacht geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5.1 en 5.2 heeft overwogen hier over en maakt deze overwegingen tot de zijne. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan het navolgende toe te voegen. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater gedurende de gehele behandelperiode zorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. Van manipulatie van de gezondheid van klaagster door de psychiater - zoals klaagster in beroep stelt - is het Centraal Tuchtcollege niets gebleken. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat de psychiater onnodig en zonder overleg met klaagster de voorgeschreven Lithium eerder door een ander medicijn heeft vervangen. Voor het (herhaald) verzoek van klaagster om in het kader van de waarheidsvinding contact op te nemen met apotheek D. ziet het Centraal Tuchtcollege dan ook geen aanleiding.

4.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en

J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen; I.A. de Boer en M.C. ten Doesschate, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2020.

Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris  w.g.