ECLI:NL:TGZCTG:2020:123 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.259

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:123
Datum uitspraak: 07-08-2020
Datum publicatie: 07-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.259
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts. Klager heeft zich na ziekmelding bij zijn werkgever bij verweerder, werkzaam bij een arbodienst, op het spreekuur gemeld. Verweerder heeft geconstateerd dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en een advies opgesteld. Klager verwijt verweerder dat hij de werkzaamheden van een bedrijfsarts heeft uitgevoerd terwijl hij geen bedrijfsarts is, dat hij zich niet aan de relevante richtlijnen heeft gehouden en dat hij heeft verzuimd klager op de mogelijkheid van een second opinion te wijzen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen en publicatie van de beslissing gelast. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager en gelast publicatie.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.259 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C. te D.,

tegen

E., arts, werkzaam te F., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. P. Willems, advocaat te Loenen.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 13 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen E. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 juli 2019, onder nummer 030/2019, heeft dat College de klacht ongegrond verklaard en geanonimiseerde publicatie van de beslissing gelast. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep met instemming van partijen in raadkamer behandeld. Aan partijen is de mogelijkheid geboden om voorafgaand aan de behandeling een korte pleitnotitie in te dienen. De arts heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het bedrijfsgeneeskundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1988, was aan het werk bij G.. Klager en werkgever zijn in conflict geraakt. Op 13 maart 2018 heeft klager zich ziek gemeld bij zijn werkgever.

Verweerder is als arts werkzaam bij H..

Klager kwam op 14 maart 2018 bij verweerder op verzoek van de werkgever.

De spreekuurrapportage van verweerder hield, voor zover thans van belang, in:

“Dit advies is opgesteld door: [naam verweerder, RTC], arts.

Als arts werk ik onder supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts. Als u als werknemer hierover nadere informatie (zoals de naam van mijn supervisor) of een consult bij de supervisor wenst, verneem ik dat graag.

Eerste spreekuur

Aanleiding

Eerste spreekuur d.d. 14-03-2018 op verzoek van werkgever.

Advies voor werkmogelijkheden

Verstoorde arbeidsverhoudingen

Werknemer ervaart klachten die samenhangen met verstoorde arbeidsverhoudingen.

Ik heb naar aanleiding van de ziekmelding ook informatie van de werkgever gekregen.

Ik kan de klachten van de werknemer niet aanmerken als medische beperkingen. Wel is er sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen. Belangrijk is dat er hiervoor een oplossing komt.

Conclusie:

- Er is sprake van verstoorde arbeidsverhoudingen.

- Er is geen sprake van ziekte waardoor de werknemer niet kan werken.

- Graag ontvangen wij per ommegaande de 100% arbeidsgeschikt melding, aangezien er geen sprake is van ziekte

- Ik heb van partijen begrepen dat er een gesprek is/gesprekken zijn geweest over het oplossen van het arbeidsconflict, maar dat er nog geen oplossing is bereikt. Het kan verstandig zijn met een externe derde erbij nogmaals in gesprek te gaan.

Advies over de te ondernemen acties

Advies voor actie door werkgever en/of werknemer

Werkgever: administratieve meldingen:

- graag ontvangen wij uw 100% arbeidsgeschikt melding

Werkgever of werknemer: Mochten u en/of uw werknemer van mening verschillen over de mogelijkheden tot inzet in werk (eigen of ander werk), dan kunt u bij het UWV terecht voor een deskundigenoordeel.

De aanvraagformulieren kunt u downloaden van www.uwv.nl.

Planning vervolgactie arbodienst/(bedrijfs)arts

Een vervolgafspraak is niet nodig vanwege de afwezigheid van arbeidsongeschiktheid door ziekte.

Verzending van het advies

Het advies is verzonden aan: werknemer en werkgever.”

Klager heeft nadien een e-mailbericht gestuurd met onder meer het verzoek tot wijziging van het bovenvermelde advies, waarna op 19 maart 2018 een uitgebreid telefonisch contact heeft plaatsgevonden en een vervolgafspraak werd gepland voor 21 maart 2018. Klager wenste hiervan geen gebruik te maken.

Op 14 april 2018 heeft verweerder klager een e-mailbericht gestuurd.

Op 11 mei 2018 heeft klager een e-mailbericht gestuurd aan H. met betrekking tot klachten over verweerder.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:

1. dat verweerder geen bedrijfsarts is maar wel volledig die werkzaamheden uitgevoerd heeft, inclusief het ondertekenen van een spreekuurrapportage;

2. dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de aanwijzingen en richtlijnen voor bedrijfsartsen, in het bijzondere geval van een arbeidsconflict;

3. dat verweerder heeft verzuimd klager te wijzen op de mogelijkheid een second opinion en hem te attenderen op de klachtenprocedure.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij heeft gehandeld zoals van een professioneel en bekwaam beroepsbeoefenaar mag worden verwacht en bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van

professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Verweerder heeft als arts, onder supervisie van een bedrijfsarts, handelingen verricht op het vlak van de bedrijfsgeneeskunde. Van een tuchtrechtelijke maatregel ten gevolge waarvan verweerder zijn registratie als bedrijfsarts is doorgehaald is geen sprake. Verweerder had de supervisie met respectievelijk de heer I. en de heer J. concreet vormgegeven. Er vond regelmatig overleg plaats, zowel gepland (6 keer per jaar) als in voorkomende gevallen. Daarbij zagen verweerder en zijn supervisor elkaar wekelijks. Het ondertekenen van een spreekuurrapportage door verweerder acht het college zorgvuldig.

5.3 Toen klager zich ziekmeldde en verweerder hem sprak heeft verweerder de klachten van klager uitgevraagd en informatie van de werkgever ontvangen. Er was sprake van geringe spanningsklachten en spierspanningsklachten. Tevens was bekend dat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding tussen klager en zijn werkgever. Daarvoor waren klager en zijn werkgever een proces ingegaan om te komen tot een vaststellingsovereenkomst, waarbij de wegen van klager en de werkgever van elkaar zouden scheiden. Toen dat proces werd ontbonden heeft klager zich ziek gemeld.

Verweerder heeft geconcludeerd dat de klachten van klager niet dermate waren dat sprake was van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek. Daar was klager het overigens mee eens.

Klager verwijt verweerder in de kern dat hij klager toch naar zijn werkgever heeft laten gaan en hem niet ten gevolge van een verstoorde arbeidsverhouding arbeidsongeschikt heeft verklaard of een time-out heeft voorgesteld.

Hoewel een time-out passend zou kunnen zijn geweest heeft verweerder door, het niet aldus voor te stellen, niet de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overschreden. Een time-out kan passend zijn op het moment dat partijen, na een korte periode van rust, willen kijken naar de mogelijkheden van mediation bijvoorbeeld. Conform de STECR-richtlijn heeft verweerder in zijn rapportage opgenomen dat het verstandig kon zijn met een externe derde erbij nogmaals in gesprek te gaan.

Verweerder was op de hoogte van de stand van zaken in de verstoorde arbeidsverhouding. Partijen wilden afscheid van elkaar nemen maar hadden geen overeenstemming bereikt over de daarbij horende financiële afspraken.

Klagers standpunt dat de Hoge Raad in een niet nader door hem overgelegde uitspraak heeft bepaald dat in een situatie van een verstoorde arbeidsverhouding de werknemer arbeidsongeschikt kan worden verklaard, kan niet leiden tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich conform de STECR-richtlijn terughoudend opgesteld in de onderhavige situatie waarbij geen sprake was van de situatie dat klager niet kon werken wegens ziekte of gebrek. Het college kan het standpunt van verweerder volgen dat een antwoord op de vraag of klager al dan niet weg mocht blijven van het werk, terwijl geen sprake van ziekte of gebrek was, door klager en werkgever diende te worden beantwoord.

Het college is dan ook van oordeel dat verweerder met zijn handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

5.4 Het klachtonderdeel over een second opinion of een klachtenregeling is ongegrond. Verweerder en klager waren ten tijde van het spreekuur het gezamenlijk eens dat klager geen beperkingen had ten gevolge van ziekte of gebrek.

Verweerder heeft in zijn rapportage gewezen op de mogelijkheid van een deskundigenoordeel. Daarnaast heeft verweerder, toen klager zich enkele dagen daarna meldde via de e-mail, contact met hem opgenomen en een vervolgafspraak aangeboden. In dit telefoongesprek is ook de mogelijkheid van een second opinion besproken. Klager heeft vervolgens van de hem aangeboden vervolgafspraak geen gebruik willen maken.

Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat verweerder daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

Gelet op de redenen aan het algemeen belang ontleend zal de publicatie van deze uitspraak worden gelast in de Staatscourant en ter publicatie worden aangeboden aan in de beslissing genoemde tijdschriften.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 In het beroepschrift herhaalt klager de negen door hem in zijn klaagschrift

opgestelde klachten, welke klachten door het Regionaal Tuchtcollege zijn samengevat in de drie onder 3. van de beslissing in eerste aanleg weergegeven klachtonderdelen. Vervolgens formuleert klager vier bezwaren tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Met de eerste twee bezwaren richt klager zich tegen de vaststelling van de feiten door het Regionaal Tuchtcollege en met de andere twee bezwaren stelt klager dat de door hem ingediende klachten niet volledig zijn weergegeven en door het Regionaal Tuchtcollege niet allemaal zijn behandeld. Klager wil met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen en hij vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – het beroep gegrond te verklaren.

3.2 De arts heeft verweer gevoerd en hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen.

Feiten

3.3 Voor wat betreft het bezwaar dat klager maakt tegen de weergave door het Regionaal Tuchtcollege van de feiten oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat het aan de oordelende rechter is de voor de beslissing relevante feiten vast te stellen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt verder dat overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege een correcte weergave geeft van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het voorliggende geschil. Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het beroep dan ook van die feiten uit.

Omschrijving klacht

3.4 Volgens klager bestrijken de drie klachtonderdelen zoals die door het Regionaal Tuchtcollege zijn geformuleerd niet alle negen door klager ingediende klachten. Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat het weliswaar klager is die de inhoud van de klacht bepaalt, maar dat de tuchtrechter in voorkomende gevallen de ingediende klachten op overzichtelijke en/of samenvattende wijze kan herformuleren.

Hoewel de klachtenformulering zoals weergegeven in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege overeenkomt met de door klager zelf in zijn klaagschrift weergegeven kern van de klachten stelt klager terecht dat de zesde door klager geformuleerde klacht, die betrekking heeft op de kwaliteit van de rapportage, door het Regionaal Tuchtcollege niet is behandeld. Het Centraal Tuchtcollege zal in zijn beslissing ook deze klacht betrekken. Voor het overige zal het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van het beroep uitgaan van de klachtenformulering zoals in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege weergegeven, omdat niet is gebleken dat die formulering geen recht doet aan de overige door klager in eerste aanleg ingediende klachten.

Beoordeling

3.5 Met de zesde door klager in zijn klaagschrift geformuleerde klacht verwijt klager de arts dat hij heeft verzuimd een deugdelijk en compleet rapport te maken, waardoor het onderzoek, de bevindingen en de conclusies van zijn gevoerde onderzoek niet door derden kunnen worden getoetst. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt als volgt.

3.6 Naar de geldende vaste jurisprudentie dient een rapportage als door de arts opgesteld te voldoen aan de volgende criteria:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de rapporteur uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de rapporteur in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de rapportage van de arts deze beide toetsen doorstaat zodat de zesde door klager in eerste aanleg geformuleerde klacht moet worden afgewezen.

3.7 Voor wat betreft het eerste en het derde klachtonderdeel (die, kort gezegd, betrekking hebben op het feit dat de arts geen bedrijfsarts is en dat hij heeft verzuimd klager te wijzen op de mogelijkheid van een second opinion en hem te attenderen op de klachtenregeling) heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt hier over wat het Regionaal Tuchtcollege in zijn beslissing onder 5.2 en 5.4 heeft overwogen. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat de arts klager in zijn e-mailbericht van 14 april 2018 expliciet op de klachtenregeling van Zorg van de Zaak heeft gewezen, door te schrijven:

“Mocht u ondanks bovenstaande reactie toch een klacht willen indienen dan verwijs ik u naar de klachtenregeling van H.. Deze klachtenregeling is via onze internetsite beschikbaar en u kunt een e-mail sturen aan klachten@.....nl.”

3.8 Ook voor wat betreft het tweede klachtonderdeel (dat de arts zich niet heeft gehouden aan de aanwijzingen en richtlijnen voor bedrijfsartsen in het geval van een arbeidsconflict) oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat het college in eerste aanleg dit klachtonderdeel terecht heeft afgewezen. Uit de rapportage van de arts blijkt dat klager en zijn werkgever in gesprek waren maar dat nog geen oplossing was bereikt. De arts heeft volgens de STECR-richtlijn gehandeld door zich in de onderhavige situatie terughoudend op te stellen en door klager en zijn werkgever in zijn rapportage te adviseren met een externe derde erbij nogmaals in gesprek te gaan. Hetgeen klager onder verwijzing naar het in beroep aangehaalde arrest K./L. aanvoert leidt het Centraal Tuchtcollege niet tot een ander oordeel.

3.9 Al het voorgaande samen leidt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht heeft afgewezen en dat het beroep van klager moet worden verworpen.

3.10 Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

H. de Hek en R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en J.A.W. Dekker en

M.L. van den Kieboom-de Groen, leden-beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.