ECLI:NL:TGZCTG:2020:122 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.256

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:122
Datum uitspraak: 07-08-2020
Datum publicatie: 07-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.256
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. Klager ontvangt een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand. Verweerster heeft klager in juli 2012 gezien en gerapporteerd dat zij, indien er met een aantal beperkingen rekeningen wordt gehouden, klager fulltime belastbaar acht voor (een traject naar) werk. Klager verwijt de verzekeringsarts dat zij klager in haar rapportage arbeidsgeschikt heeft verklaard zonder dat zij beschikte over medische informatie van de behandelaar van klager. Als verweerster dat wel had gedaan, zou duidelijk zijn geweest dat klager nog ziek en onder behandeling was. De rechtbank heeft een beroep van klager ongegrond verklaard, omdat verweerster in 2012 hem arbeidsgeschikt heeft geacht. Als gevolg hiervan heeft klager zijn recht op een permanente ontheffing van de sollicitatieplicht verloren. Ook is hij daardoor langer ziek gebleven, aldus klager. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht van klager als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.256 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verzekeringsarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigden: mr. drs. G.P. van Delft en

mr. I. Veldhuizen.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 28 maart 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de verzekeringsarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 augustus 2019, onder nummer 19/142 heeft dat College de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.    

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verzekeringsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 juli 2020, waar zijn verschenen de gemachtigden van de verzekeringsarts,

mr. drs. G.P. van Delft en mr. I. Veldhuizen. De verzekeringsarts is door ziekte verhinderd om ter terechtzitting te verschijnen. Klager is zonder bericht van verhindering niet ter terechtzitting verschenen.

De gemachtigden van de verzekeringsarts hebben het standpunt van de verzekeringsarts nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager, 49 jaar, is afkomstig uit D. en is in 1996 als vluchteling naar Nederland gekomen. Hij lijdt aan chronische fysieke klachten. Ook is sprake van psychische klachten (PTTS). Sinds 26 augustus 2003 ontvangt hij van E. een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) om in zijn levensonderhoud te voorzien.

2.2.      Het F. heeft tot 1 januari 2019 aan E. advies gegeven over integratie-mogelijkheden van klanten van E.. In dat kader is ook klager verschillende keren onderzocht.

2.3.      Het eerste advies over klager is van 23 december 2011. Daarin is – kort weergegeven – geconcludeerd dat klager volledig arbeidsongeschikt is te achten vanwege psychische problematiek en dat een medisch heronderzoek over zes maanden dient plaats te vinden.

2.4.      Verweerster is verzekeringsarts bij het F.. Zij heeft klager in juli 2012 gezien. Tijdens dat onderzoek heeft zij klager machtigingen laten tekenen voor het uitwisselen van medische gegevens. Verweerster heeft bij de huisarts en de behandelend psychiater van klager medische informatie opgevraagd. Die informatie heeft zij echter niet gekregen.

2.5.      Verweerster heeft vervolgens een rapportage richtinggevend re-integratieadvies opgesteld. In die rapportage van 4 juli 2012 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

            "(...)

Cliënt is bekend met psychische klachten die samen hangen met een belaste voorgeschiedenis en zaken die zijn voorgevallen tussen cliënt en E..

            (...)

            Daarnaast zijn er ook nog lichamelijke klachten van o.a. de rug, wijs vinger rechter hand, knie             spierpijnen .

Veel lichamelijke klachten hebben mogelijk een psychische achtergrond. Hij gebruikt voor zijn z.n. pijnstillers, fysiotherapie is gestopt.

Ondanks de aanwezige lichamelijke en psychische klachten blijkt er uit huidig onderzoek dat erbij cliënt geen sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren. Cliënt is goed instaat om voor zich zelf te zorgen, heeft een normaal goed gevuld dagverhaal waarin hij naast de ADL activiteiten ook sociale contacten kan onderhouden.

            Passende activering in de zin van (een traject naar) werk kan juist een therapeutisch effect             hebben in combinatie met de professionele ondersteuning die cliënt krijgt voor de psychische             klachten.

De psychische en lichamelijke klachten leiden tot beperkingen t.a.v. zwaar lichamelijke belasting in de zin van zwaar tillen en dragen (...), lang staan en lopen (...), frequent trappen lopen, frequent bukken, fijn motorische handelingen. Cliënt is rechtshandig.

            Stresserende omstandigheden in de zin van continue hoge werkdruk en tijdsdruk, frequent             voorkomende conflicten zijn eveneens beperkt.

Gezien mijn bevindingen bij lichamelijk en psychisch onderzoek in combinatie met het verhaal van cliënt acht ik hem fulltime belastbaar voor (een traject naar) werk indien er met bovenstaande beperkingen rekening wordt gehouden.

            (...)

            Informatie van derden

            Er wordt zorgvuldigheidshalve medische informatie ingewonnen bij de behandelaar. Indien er             enige aanleiding bestaat het advies te herzien, wat ik niet verwacht zal dit alsnog aan de klant             manager worden doorgegeven.

            (...)".

2.5.      In december 2013 heeft verweerster klager wederom gezien. In haar rapportage van 3 december 2013 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

                        "(...)

Gezien de combinatie psychische en fysieke klachten en gezien de claim van cliënt dat hij zich arbeidsongeschikt acht met de huidige klachten, het feit dat er voor de fysieke klachten een behandel traject wordt gestart waarvan nog niet bekend is hoe die eruit zal zien en om zorgvuldigheidshalve meer duidelijkheid te krijgen omtrent cliënt zijn psychische belastbaarheid zal ik zowel voor zijn fysieke als psychische klachten informatie opvragen bij beide behandelaars.

Gezien cliënt zijn prestatie en waarnemingen tijdens het spreekuur is het zinvol om cliënt nu niet belastbaar te achten voor een traject of werk in afwachting van de informatie.

            (...)"

2.6.      Klager is in april 2014 opnieuw onderzocht, ditmaal door een collega van verweerster. Deze collega heeft klager tijdelijk niet belastbaar geacht voor een periode van twaalf maanden. Tijdens dit onderzoek is informatie ingewonnen bij de behandelend psychiater van klager. Bij brief van 10 juni 2014 heeft de psychiater, voor zover van belang, het volgende geschreven:

"(...) (Huidige) bevindingen:

Jarenlange rugklachten en "hartpijn" bij een 42 jarige uit D. afkomstige alleenstaande man met nauwelijks een steunsysteem in Nederland. (...) Door enige taalbarrière en terughoudendheid van patiënt blijft een duidelijke verklaring voor de klachten uit. Hypothese is dat er in D. dingen zijn gebeurd waar hij niet over kan praten en hem belemmeren goed te functioneren in Nederland waarbij hij ook aanloopt tegen de bureaucratie waar hij door zijn gebrekkig begrip van de Nederlandse taal niet goed mee overweg kan.  

Behandeling

(...)

Binnen de genoemde behandeling vertelt patiënt steeds meer over zijn gedwongen vertrek uit D., wat langzaam duidelijk wordt is dat zijn gedwongen vertrek, zijn komst naar Nederland als zeer traumatisch wordt ervaren door hem. Het is moeilijk voor hem om hierover te praten en hij heeft veel heimwee.(...)".

2.7.      In juli 2015 heeft opnieuw een heronderzoek van klager plaatsgevonden. In de rapportage van 3 juli 2015 is – kort samengevat – geconcludeerd dat klager niet belastbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid op basis van ernstige beperkingen ten aanzien van de mobiliteit en sociaal functioneren als gevolg van fysieke klachten en een psychiatrische aandoening. Verder is geconcludeerd dat over twee tot drie jaar heronderzoek dient plaats te vinden.

2.8.      Bij besluit van 9 juli 2015 is klager ontheven van zijn sollicitatieplicht tot en met 1 juli 2016. Daartegen heeft verweer bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is bij besluit van 17 augustus 215 ongegrond verklaard. Klager heeft vervolgens tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 31 maart 2016 van de rechtbank B. is dit beroep ongegrond verklaard. In deze uitspraak staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

"(...) De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder [het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente B., het college] op goede gronden heeft besloten eiser [klager, het college] voor de duur van één jaar te ontheffen van de sollicitatieplicht.

De rechtbank stelt vast dat eiser in december 2011, naar aanleiding van een keuring, zes maanden volledig arbeidsongeschikt/onbelastbaar is bevonden wegens psychische klachten. In juni 2012 wordt eiser naar aanleiding van een herkeuring veertig uur per week belastbaar bevonden, met beperkingen. Bij beschikking van 10 december 2013 wordt eiser, volgens het dossier voor de eerste maal ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 3 april 2014. Bij beschikking van 29 april 2014 wordt eiser wederom ontheven van de sollicitatieplicht, nu tot en met 7 april 2015. Op 3 juli 2015 is een verzekeringsgeneeskundige rapportage van het F. ontvangen. Hieruit komt naar voren dat eiser niet belastbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid op basis van ernstige fysieke en psychische beperkingen en dat over twee tot drie jaar een heronderzoek dient plaats te vinden. Bij beschikking van 9 juli 2015 wordt eiser ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 1 juli 2016.(...)".

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3.       De klacht en het standpunt van klager

3.1.      De klacht houdt – kort weergegeven – in dat verweerster klager in haar rapportage van 4 juli 2012 arbeidsgeschikt heeft verklaard zonder dat zij beschikte over medische informatie van de behandelaar van klager. Als verweerster dat wel had gedaan, zou duidelijk zijn geweest dat klager nog ziek was en onder behandeling was. De rechtbank heeft het beroep van klager ongegrond verklaard, omdat verweerster in 2012 hem arbeidsgeschikt heeft geacht. Als gevolg hiervan heeft klager zijn recht op een permanente ontheffing van de sollicitatieplicht verloren. Ook is hij daardoor langer ziek gebleven, aldus steeds klager.

4.         Het standpunt van verweerster

4.1. Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

              “5.      De beoordeling

5.1. Het college stelt voorop dat zij de vraag of klager als gevolg van het advies van verweerster zijn recht op permanente ontheffing van de sollicitatieplicht heeft verloren, niet zal beantwoorden. Dit geldt eveneens voor de vraag of klager daardoor langer ziek is gebleven. De beoordeling of sprake is van dit gestelde causale verband is immers – in voorkomende gevallen – voorbehouden aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter (het college). Het gaat in deze zaak om een tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen/nalaten van verweerster en niet om het mogelijke gevolg daarvan. Bij die tuchtrechtelijke beoordeling wordt niet getoetst of het professioneel handelen beter had gekund, maar wordt de vraag beantwoord of de beroepsbeoefenaar bij beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2. In deze zaak gaat het in de kern om de vraag of verweerster in haar rapportage van 4 juli 2012 kon adviseren dat klager fulltime belastbaar is voor (een traject naar) werk. Het college is van oordeel dat dit advies over de mogelijkheden en beperkingen van klager niet onredelijk voorkomt. Verweerster heeft immers de geëigende onderzoeksmethode gebruikt en is daarbij zorgvuldig geweest. Zij heeft een gedegen onderzoek uitgevoerd waarbij zij uitgebreid is ingegaan op de lichamelijk en psychische klachten van klager. In haar rapportage heeft zij de vragen over de gezondheid van klager op een deugdelijke wijze beantwoord. Vervolgens heeft verweerster op basis van haar onderzoek afgewogen dat (een traject naar) werk juist een therapeutisch effect kan hebben en dat klager, mits met zijn beperkingen rekening zou worden gehouden, arbeidsgeschikt is. De omstandigheid dat zij daarbij geen medische informatie van de behandelende artsen van klager heeft meegenomen, terwijl zij deze wel had opgevraagd, maakt dit niet anders.  Verweerster mag immers – zoals zij terecht heeft gesteld – op basis van haar opleiding en ervaring als verzekeringsarts zelfstandig beoordelen wat de belastbaarheid van klager is. Deze aanvullende medische informatie was dan ook niet noodzakelijk maar zorgvuldigheidshalve, zoals zij ook zelf in haar rapport stelt. Bovendien is verweerster extra zorgvuldig geweest door in haar rapportage op te nemen dat zij medische informatie bij de behandelaar van klager heeft ingewonnen en dat indien aanleiding bestaat het advies te herzien, zij dat alsnog aan de klachtmanager zal doorgeven.

5.3. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht de klacht kennelijk ongegrond is.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klager beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert impliciet tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klachten.

4.2 De verzekeringsarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt - impliciet - het beroep van klager te verwerpen.  

Beoordeling van het beroep.

4.3 In beroep is de klacht in al zijn onderdelen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juli 2020 is dat debat eenzijdig voortgezet.

4.4 De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geleid tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5 heeft overwogen hier over en maakt dat tot het zijne. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan het navolgende toe te voegen. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de verzekeringsarts in redelijkheid in haar rapportage van 4 juli 2012 kon adviseren dat klager - met inachtneming van klagers beperkingen - fulltime belastbaar was voor (een traject naar) werk. De verzekeringsarts beoordeelt daarbij zelfstandig wat de belastbaarheid van klager op dat moment is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de verzekeringsarts is dan ook geen sprake.  

Wat betreft het verzoek van klager om schadevergoeding merkt het Centraal Tuchtcollege tenslotte nog op dat de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) geen mogelijkheid biedt tot het toekennen van een schadevergoeding als door klager bedoeld.

4.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; Y.A.J.M. van Kuijck en

A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen; J.H.M. de Brouwer en W.A. Faas, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2020.

Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris  w.g.