ECLI:NL:TGZCTG:2020:119 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.111
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2020:119 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-07-2020 |
Datum publicatie: | 31-07-2020 |
Zaaknummer(s): | c2020.111 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep wegens termijnoverschrijding (beroep te laat ingediend, artikel 73 lid 1 Wet BIG juncto artikel 74 lid 1 Wet BIG). Ziekte en ziekenhuisopnamen gedurende een deel van de beroepstermijn leiden niet tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (artikel 73 lid 7 Wet BIG). |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.111 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. D. Benamari te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 30 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
3 maart 2020, onder nummer 192/2019 heeft dat College de klacht ongegrond verklaard.
Klaagster is van die beslissing in beroep gekomen.
2. Beoordeling van het beroep
2.1 In artikel 73 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is de termijn voor het indienen van het beroepschrift gegeven. Die termijn is binnen zes weken na de verzending van het afschrift van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
2.2 Artikel 73 Wet BIG bepaalt verder dat, wanneer het beroepschrift na afloop van die termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de indiener aantoont dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.3 Een afschrift van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 3 maart 2020 is bij brief van dezelfde datum aan klaagster verstuurd. Klaagster had daarom tot uiterlijk 14 april 2020 de gelegenheid om schriftelijk beroep in te stellen.
Klaagster heeft een beroepschrift ingediend, gedateerd 13 april 2020, dat op 15 april 2020 per aangetekende post door het Regionaal Tuchtcollege is ontvangen. Het beroepschrift is dus na afloop van de beroepstermijn en dit is te laat, ingediend.
2.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster bij brief van 8 juni 2020 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat zij het beroep zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, heeft ingesteld. Klaagster heeft daarop gereageerd bij brief van
15 juni 2020 met bijlagen, ingekomen bij het Centraal Tuchtcollege op 16 juni 2020.
2.5 Klaagster voert in die brief aan dat de termijnoverschrijding is te wijten aan ziekte gedurende de beroepstermijn. Zij voert aan dat zij begin maart 2020 getroffen werd door een virus waarvoor zij tweemaal een aantal dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest. In de tussenliggende periode viel zij telkens in slaap en kon zij zich slecht concentreren. Klaagster stelt dat zij in de periode dat zij beroep moest instellen van de beslissing ook nauwelijks in staat was om iets te doen.
2.6 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klaagster niet heeft aangetoond dat zij niet eerder beroep heeft kunnen instellen dan op de laatste dag van de beroepstermijn, waardoor het beroepschrift te laat is ingediend. Weliswaar is gebleken dat klaagster gedurende een deel van de beroepstermijn ziek is geweest en daarvoor ook in het ziekenhuis is opgenomen, maar dit betreft niet de gehele beroepstermijn. Klaagster heeft niet aangetoond dat zij in die zes weken in het geheel niet in staat is geweest om een beroepschrift in te dienen of een ander te vragen dit voor haar te doen. Klaagster had in eerste instantie met een kort briefje kunnen volstaan.
2.7 Omdat geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de conclusie dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar beroep. Het Centraal Tuchtcollege komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Deze beslissing kan, gelet op het bepaalde in artikel 74 lid 1 Wet BIG, in raadkamer worden gegeven.
3. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; R. Prakke-Nieuwenhuizen en
H. de Hek, leden-juristen en J.A.W. Dekker en M.L. van den Kieboom-de Groen, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 31 juli 2020.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.