ECLI:NL:TGZCTG:2020:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.294

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:116
Datum uitspraak: 24-07-2020
Datum publicatie: 30-07-2020
Zaaknummer(s): c2019.294
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is onder behandeling geweest van een fysiotherapeut in de praktijk van beklaagde. Beklaagde is praktijkhouder en fysiotherapeut. De behandelend fysiotherapeut heeft zich met een brief van klaagster met ernstige aantijgingen bij beklaagde gemeld. Daarop heeft een gesprek plaatsgevonden door beklaagde met de behandelend fysiotherapeut. Beklaagde heeft contact opgenomen met klaagster en voorstellen gedaan om in gesprek te komen met klaagster. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden in een door klaagster gekozen restaurant. Hierbij waren klaagster en een neef van haar aanwezig, alsmede de behandelend fysiotherapeut en de beklaagde praktijkhouder. Klaagster verwijt beklaagde dat hij geweigerd heeft haar klacht over de behandelend fysiotherapeut te melden bij de beroepsvereniging, dat hij haar klacht niet serieus heeft genomen en dat hij haar onheus heeft bejegend tijdens het gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster hiertegen ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.294 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., fysiotherapeut, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls, advocaat, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 7 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna de fysiotherapeut – een klacht ingediend. Bij beslissing van

3 oktober 2019, onder nummer 095/2019, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De fysiotherapeut heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Het Centraal Tuchtcollege heeft van klaagster nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 juni 2020, waar zijn verschenen klaagster, in persoon, en de fysiotherapeut, in persoon en bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.   DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is onder behandeling geweest van een fysiotherapeut in de praktijk van beklaagde. Beklaagde is praktijkhouder en fysiotherapeut.

De behandelend fysiotherapeut heeft zich in november 2018 met een brief van klaagster bij beklaagde gemeld. Daarop heeft een gesprek plaatsgevonden door beklaagde met de behandelend fysiotherapeut.

Beklaagde heeft contact opgenomen met klaagster en voorstellen gedaan voor data en tijdstippen om in gesprek te kunnen komen met klaagster.

Op 26 november 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden in een door klaagster gekozen restaurant in de buurt van haar woonplaats. Bij dit gesprek waren klaagster en een neef van haar aanwezig, alsmede de behandelend fysiotherapeut en de beklaagde praktijkhouder.

3.   HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven-:

-          dat hij geweigerd heeft klaagsters klacht over de behandelend fysiotherapeut te melden bij de beroepsvereniging;

-          dat hij klaagsters klacht niet serieus heeft genomen;

-          en klaagster onheus heeft bejegend tijdens het gesprek.  

4.   HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij zorgvuldig heeft gehandeld. Zo nodig zal hieronder nader ingegaan worden op het verweer.

5.   DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

In de aan de klacht onderliggende situatie heeft de behandelend fysiotherapeut een brief met ernstige aantijgingen ontvangen van klaagster. De behandelend fysiotherapeut heeft op eigen initiatief de brief aan beklaagde getoond en de inhoud besproken. De brief is niet aan beklaagde verstuurd door klaagster. In de brief staat wat van de behandelend fysiotherapeut wordt gevergd en wat klaagsters volgende stappen zullen zijn. Er is geen enkel verzoek in de richting van beklaagde geformuleerd.

Beklaagde heeft als praktijkhouder gemeend de klacht te onderzoeken en heeft daartoe een gesprek gevoerd met de behandelend fysiotherapeut. Vervolgens heeft hij contact opgenomen met klaagster om te komen tot een persoonlijk gesprek. Dat heeft even geduurd gelet op de eisen en voorwaarden die klaagster stelde bij een dergelijke ontmoeting. Het gesprek heeft vervolgens plaatsgevonden zoals klaagster dat wenste in een openbare ruimte van een restaurant.

Het college is dan ook van oordeel dat er, zeker in de gegeven situatie, geen verplichting was voor beklaagde om de klacht van klaagster voor te leggen bij de beroepsvereniging. Beklaagde heeft de klacht van klaagster naar het oordeel van het college wel degelijk serieus genomen en uitgebreid getracht om te komen tot een ontmoeting waarin hij klaagsters verhaal kon horen.

Welke bewoordingen exact zijn gebezigd tijdens het gesprek is het college niet bekend geworden. Er is weliswaar een verslag gemaakt, maar het college is niet bij de ontmoeting aanwezig geweest. Uit het verslag is niet aannemelijk geworden dat beklaagde klaagster onheus heeft bejegend. Voor zover klaagster daarmee bedoeld heeft dat geen excuses zijn gemaakt door beklaagde of de behandelend fysiotherapeut kan dat niet leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De fysiotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2020 is dat debat voortgezet.

4.4       De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.

4.5       Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter,

B.J.M. Frederiks en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en J.A.M.M. Gloudemans en F.P.A.J. Klomp, leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2020.

Voorzitter w.g.           Secretaris  w.g.