ECLI:NL:TGZCTG:2020:111 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.490 (1)

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:111
Datum uitspraak: 12-03-2020
Datum publicatie: 22-04-2020
Zaaknummer(s): C2018.490 (1)
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG, in de zaak onder nummer C2018.490 ingediend door:

A. , wonende te B.,

verzoeker.

1.                  Verloop van de procedure

1.1       De heer A. - hierna verzoeker - heeft op 28 januari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend.

Bij beslissing van 4 december 2018, onder nummer 2018-083, hersteld bij beslissing van 6 december 2018, heeft dat College verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het eerste klachtonderdeel en het tweede klachtonderdeel afgewezen. Verzoeker is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 september 2019, waar alleen de gemachtigde van de arts is verschenen.

1.2       Bij tussenbeslissing van 10 oktober 2019 is het onderzoek heropend en onmiddellijk tot een nader vast te stellen datum en tijdstip geschorst, is de oproeping van partijen en hun raadslieden tegen een nader vast te stellen datum en tijdstip bevolen en is iedere verdere beslissing aangehouden.

1.3       Vervolgens heeft het Centraal Tuchtcollege op 23 januari 2020 een

e-mailbericht van verzoeker ontvangen, waarin hij de wraking heeft verzocht van de voorzitter (A.D.R.M. Boumans) en de leden-beroepsgenoten (M. van Bergeijk en M.G.M. Smid-Oostendorp) van het College van voornoemde terechtzitting en tussenbeslissing (het eerste wrakingsverzoek, dat thans ter beoordeling voorligt). Genoemde leden hebben allen aangegeven dat zij niet in de wraking berusten.

1.4             Het Centraal Tuchtcollege heeft voor de behandeling van het eerste wrakingsverzoek een wrakingskamer samengesteld bestaande uit C.H.M. van Altena, voorzitter, en J. Legemaate en mr. A.R.O. Mooy, leden juristen, en de datum van de mondelinge behandeling bepaald op 12 maart 2020 te 12.30 uur. Voorafgaand aan die behandeling heeft verzoeker per e-mailbericht ook de wraking verzocht van de leden van deze wrakingskamer (het tweede wrakingsverzoek). Voor de behandeling van het tweede wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld bestaande uit

E.J. van Sandick, voorzitter, en L.F. Gerretsen-Visser en J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen, en de datum van de mondelinge behandeling bepaald op 12 maart 2020 te 09.30 uur. Direct na afloop van die behandeling is het tweede wrakingsverzoek, bij mondeling uitgesproken beslissing, afgewezen.  

1.5             Het eerste wrakingsverzoek is vervolgens op 12 maart 2020 om 12.30 uur op een niet openbare terechtzitting behandeld. Daarbij is verzoeker verschenen.

1.6              Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek ter terechtzitting van 12 maart 2020 , na beraadslaging in raadkamer, uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.                  Beoordeling van het verzoek tot wraking (het eerste wrakingsverzoek)

2.1       Op grond van artikel 63 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan een lid van een tuchtcollege worden gewraakt indien er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Aan de orde is de vraag of hiervan bij de behandeling van de klacht van klager in beroep sprake is geweest. Daarbij is uitgangspunt dat een lid van het Centraal Tuchtcollege uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat het lid jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.2       De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker als wrakingsgronden aanvoert dat het dossier geen medische informatie bevat, dan wel dat die medische informatie hem wordt onthouden. Hierdoor kan de zaak naar de mening van verzoeker niet op een juiste manier worden behandeld.

2.3       Volgens artikel 4.3 van het wrakingsprotocol tuchtcolleges voor de gezondheids-zorg kunnen leden van de wrakingskamer worden gewraakt wanneer sprake is van feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de betrokken leden ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig zijn. De door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden hebben betrekking op procedurele perikelen waarover het College dat de zaak inhoudelijk behandelt, beslist en houden zodanige feiten en omstandigheden niet in. Dit betekent dat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer als ongegrond moet worden afgewezen.

3.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

wijst het verzoek tot wraking van de leden A.D.R.M. Boumans, M. van Bergeijk en M.G.M. Smid-Oostendorp af;

bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;

beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijlde mededeling doet aan verzoeker, de - vergeefs gewraakte - leden van het College en de arts.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J. Legemaate en A.R.O Mooy,

leden-juristen en mr. N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter zitting van 12 maart 2020.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.