ECLI:NL:TGZCTG:2020:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.295

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:101
Datum uitspraak: 03-03-2020
Datum publicatie: 31-03-2020
Zaaknummer(s): c2019.295
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Beklaagde was de huisarts van klaagster en heeft haar geadviseerd om tot een goede instelling van de schildklier te komen. Klaagster verwijt beklaagde ondeskundigheid, onverschilligheid, onprofessioneel handelen en onheuse bejegening tijdens een huisbezoek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.295 van:

A., wonende te B.,

appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D.,

beklaagde in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 4 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

10 oktober 2019, onder nummer 1926, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 maart 2020. De huisarts is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen.  

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 3 maart 2020 na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.    De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 19 december 2017 is klaagster, na een eerder kennismakingsgesprek op

14 december 2017, als nieuwe patiënt bij verweerster in de huisartsenpraktijk gekomen. Klaagster had allerlei klachten, zoals overmatige vermoeidheid, flauwtes en hartkloppingen.

Verweerster heeft klaagster geadviseerd om tot een goede instelling van haar schildklier te komen door de opvolgende zes weken tot de juiste dosering van de bestaande schildkliermedicatie Euthyrox te komen.

Op 16 februari 2018 is klaagster flauwgevallen. Verweerster was die dag afwezig.

Op 20 februari 2018 is verweerster bij klaagster op huisbezoek geweest.

Op 13 maart 2018 heeft het laatste contact tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden: hierna is klaagster van huisarts gewisseld.

In de periode dat klaagster bij verweerster patiënt was, zijn er ten minste 17 contactmomenten tussen verweerster, dan wel een collega van de huisartsenpraktijk, en klaagster in het huisartsinformatiesysteem (hierna: HIS) genoteerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster ondeskundigheid, onverschilligheid en onprofessioneel handelen. Verweerster heeft in strijd met alle medische richtlijnen het betreffende medicatiegebruik van klaagster niet geleidelijk afgebouwd, maar acuut gestopt. Verweerster heeft de behandeling voorgeschreven gebaseerd op een gevoel/vermoeden. Verweerster heeft klaagster namelijk geadviseerd om zes weken lang te stoppen met het medicijn Euthyrox. Na twee weken zijn de hartkloppingen die klaagster al eerder had gehad teruggekomen, zijn haar bloedwaardes ontregeld en is klaagster flauwgevallen. Vijf dagen later is verweerster bij klaagster op huisbezoek geweest. Daarbij heeft verweerster klaagster onheus bejegend door zonder enige vorm van empathie een luidkeelse tirade af te steken. De dag erna wilde verweerster klaagster laten opnemen in een psychiatrische instelling.

4. Het standpunt van verweerster

Klaagster had tijdens het kennismakingsgesprek aangegeven dat zij voor haar klachten behandeld wilde worden met Strumazol en een eigen dosering schildklierhormoon. Echter, geen enkele specialist waar klaagster voorheen was geweest, had voornoemde medicatie in die combinatie aan klaagster voorgeschreven. Aan klaagster is meerdere malen uitgelegd dat deze combinatie niet voorgeschreven wordt bij een te traag werkende schildklier, maar uitsluitend bij een te hard werkende schildklier. Verweerster kon medisch inhoudelijk niet anders handelen dan collegae dat in het verleden hadden gedaan en heeft direct aangegeven dat zij haar patiënten behandelt op basis van de NHG-standaarden. Klaagster kreeg van verweerster niet de gewenste medicatie, maar verweerster heeft aangeboden om gezamenlijk te proberen om tot de juiste dosering van Euthyrox te komen. Klaagster was echter voortdurend therapie-ontrouw en nam de voorgeschreven medicatie niet of niet in de voorgeschreven hoeveelheden in. Klaagster is meerdere malen hierop gewezen.

Klaagster is voortdurend en intensief door de huisartsenpraktijk begeleid en gemonitord. Verweerster heeft vaker visite bij klaagster gereden dan noodzakelijk was en daarbij telkens geprobeerd rekening met haar slaaptijden te houden. Ook is vaker aanvullend onderzoek aangevraagd dan gebruikelijk was. Klaagster was echter niet tevreden over de medewerkers van verweerster en nadat zij verweersters assistente opnieuw had beledigd, heeft verweerster klaagster daar tijdens het huisbezoek van

20 februari 2018 op aangesproken. Hierbij heeft verweerster geen stem verheven of onbehoorlijke taal gebezigd.

Verweerster heeft aan klaagster een opname bij de afdeling ouderenzorg van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg voorgesteld, omdat klaagster zelf had aangegeven dat zij rust wilde en opgenomen wilde worden en er bovendien geen somatische indicatie voor een opname was. In eerste instantie stond klaagster niet negatief maar positief tegenover dit voorstel.

Verweerster vindt het bijzonder vervelend voor klaagster dat zij zich niet goed door haar behandeld en bejegend voelt. Verweerster betreurt het dat het niet gelukt is om een langdurige behandelrelatie met klaagster op te bouwen.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan onzorgvuldig en/of verwijtbaar handelen of nalaten door verweerster jegens klaagster kan worden vastgesteld. Klaagster stelt dat verweerster ondeskundigheid, onverschilligheid en onprofessioneel heeft gehandeld, maar deze stelling vindt naar het oordeel van het college geen steun in het medisch dossier van klaagster. Het college leidt uit het grote aantal contactmomenten, te lezen in de uitdraai van het HIS, af dat verweerster de zorgen van klaagster over haar gezondheid zeer serieus heeft genomen en haar intensief heeft begeleid. Verweerster heeft adequaat gehandeld met inachtneming van de NHG-standaard. Om die redenen heeft het college geen twijfel dat verweerster klaagster met de grootst mogelijke professionele zorg heeft behandeld.

Het college merkt op dat het nakomen van de gemaakte afspraken over de medicatie alsook het innemen van de juiste dosering daarvan de eigen verantwoordelijkheid van klaagster is. Verweerster en haar collegae hebben klaagster meerdere malen terecht gewezen op het feit dat het erg moeilijk was om de juiste medicatie in te stellen als klaagster zelf wisselende medicatie innam.

Het door verweerster gemaakte voorstel tot opname op een afdeling ouderenzorg van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg is onder deze omstandigheden alleszins verdedigbaar. Het is het college niet gebleken dat verweerster hierbij onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld.

Tussen klaagster en verweerster bestaat verschil van mening over de bejegening tijdens het huisbezoek van 20 februari 2018. Het college stelt voorop dat verwijten omtrent inhoud en wijze van (mondelinge) communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen door het college, dat van die communicatie immers geen getuige is geweest. Het is vaak de toon die de muziek maakt, en die toon is aan derden niet (goed) over te brengen. Iets soortgelijks geldt met betrekking tot de context waarin woorden of uitlatingen worden gebruikt: die kan bepalend zijn voor de betekenis ervan, maar is hooguit gebrekkig te reconstrueren. Daarbij komt dat bij communicatie tussen enerzijds leken en anderzijds professionals het misverstaan van elkaar een voortdurend actueel gevaar is, dat nog toeneemt naarmate deelnemers aan die communicatie bij het onderwerp ervan emotioneel betrokken zijn. Een en ander maakt het beoordelen van de gegrondheid van verwijten als bedoeld, voor derden tot een moeilijke opgaaf. Ook op dit punt kan niet worden vastgesteld dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Het door klaagster ingestelde beroep strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de zaak in volle omvang beoordeelt en de klacht alsnog gegrond verklaart.

4.2       De huisarts heeft verweer gevoerd en concludeert (impliciet) tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klaagster geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4       In beroep is het debat door partijen nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen schriftelijk standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2020 heeft de huisarts haar standpunt nogmaals mondeling toegelicht.

4.5       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege acht het voor klaagster verdrietig dat de behandeling klaagster niet heeft gebracht wat zij er vooraf van had gehoopt. Het Centraal Tuchtcollege heeft echter op grond van het medisch dossier en de overige stukken van het dossier geen aanwijzingen dat de huisarts bij de behandeling van klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.6       Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; B.J.M. Frederiks en

M.W. Zandbergen, leden-juristen en M.K. Dees en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.