ECLI:NL:TGDKG:2020:91 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675237 / DW RK 19/606
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2020:91 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-11-2020 |
Datum publicatie: | 02-01-2025 |
Zaaknummer(s): | C/13/675237 / DW RK 19/606 |
Onderwerp: | Incassotraject |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond: geen nieuwe gezichtspunten. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 27 november 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 november 2019 met zaaknummer C/13/653190 / DW RK 18/464 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/675237 / DW RK 19/606 MdV / JD ingesteld door:
[],
wonende te [],
klager,
gemachtigde: [],
tegen:
[],
voormalig gerechtsdeurwaarder te Rotterdam,
beklaagde,
gemachtigde: [].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 augustus 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 1 november 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum.
Bij e-mail, ingekomen op 14 november 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 22 september 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzetschrift van klager gereageerd. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2020 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 27 november 2020.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
- De gerechtsdeurwaarder is belast met de inning van een vordering ten laste
van klager uit hoofde van onbetaalde pensioenpremies.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:
a: niet verantwoord incasseert;
b: niet direct reageert op e-mails;
c: laat antwoordt op een verzoek van klager om het dossier in te zien.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a en b overweegt de voorzitter dat klager heeft aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder eerst € 900,-- per maand vroeg en later een aanmaning van minimaal € 2.000,-- heeft verstuurd, terwijl klaagster een tegenvoorstel had gedaan van € 250,-- per maand. De gerechtsdeurwaarder reageert niet direct op voorstellen van klager, waardoor het niet lukt een interactie te creëren, aldus klager.
4.4 De voorzitter stelt voorop dat ingevolge artikel 6:29 BW een debiteur zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. De opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder voorzien van werkinstructies, waarin voorwaarden zijn opgenomen waaronder de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling mag treffen. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder de instructies van de opdrachtgever naleeft is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat klager op 28 november 2017 een betalingsvoorstel heeft gedaan van € 250,-- per maand. De gerechtsdeurwaarder heeft per e-mail van 4 januari 2018 geantwoord dat het voorstel aan de opdrachtgever is voorgelegd, die slechts akkoord gaat indien tevens de lopende verplichtingen worden betaald en klager stukken overlegd waaruit diens financiële situatie blijkt. Op 18 januari 2018 heeft klager per e-mail gereageerd met de vraag om een standaard inkomsten/uitgaven formulier. Per e-mail van 22 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld een dergelijk formulier niet voor eenmanszaken te hebben en klager verzocht om een liquiditeitsbegroting, winst –en verliesrekening, een jaarverslag (indien aanwezig) en een print van het huidige banksaldo. Klager heeft op 24 januari 2018 verzocht om uitstel voor het aanleveren van deze gegevens. Uit de overgelegde correspondentie blijkt niet dat klager deze gegevens op enig moment alsnog aan de gerechtsdeurwaarder heeft toegezonden. Uit de correspondentie is voldoende gebleken dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk reageert op e-mails van klager. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder per brief van 28 maart 2018 als tegenvoorstel een betalingsregeling van € 2.000,-- per maand voorstelt terwijl klager een voorstel van € 900,-- per maand heeft gedaan in een e-mail van 23 maart 2018, geeft geen blijk van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat klager per e-mail van 1 augustus 2018 aan de gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld een klacht te hebben ingediend bij de KBvG en in verband daarmee verzoekt om een overzicht van zijn dossier. Op 21 augustus 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie van het dossier aan klager gestuurd. De voorzitter overweegt dat deze reactietermijn, de omstandigheden van onderhavige zaak in acht genomen, geen tuchtrechtelijke maatstaf overschrijdt.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
Klager heeft in verzet -samengevat- het volgende aangevoerd.
6.1 De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat de gerechtsdeurwaarder binnen redelijke termijn op e-mails van klager heeft gereageerd. Op 1 oktober 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een e-mail gestuurd waar hij op 12 november 2019 nog geen reactie op heeft ontvangen. Op 21 oktober 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder via een contactformulier op zijn website een voorstel gedaan met betrekking tot een betalingsregeling. Ook daar heeft klager geen reactie op ontvangen.
6.2 De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat de gerechtsdeurwaarder niet akkoord is gegaan met het invullen van een inkomsten en uitgaven formulier. Daar is de gerechtsdeurwaarder wel degelijk mee akkoord gegaan en hij heeft het betreffende formulier aan klager toegezonden. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder een groter bedrag opgeëist dan klager kan betalen en onnodige kosten gemaakt.
7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
8. De beoordeling van de gronden van het verzet
8.1 De kamer overweegt dat klager niet kan worden ontvangen in verzet, voor zover hij nieuwe klachten aanvoert. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in de verzetsgronden als vermeld onder 6.1 nu hij de e-mail van 1 oktober 2019 en het voorstel van 21 oktober 2019 niet betrokken heeft bij de aanvankelijk door hem ingediende klacht.
8.2 Met betrekking tot verzetsgrond onder 6.2 overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gerechtsdeurwaarder erkent weliswaar dat klager hem op 2 november 2018 stukken heeft verstrekt ter onderbouwing van zijn betalingsvoorstel, maar dit is pas ná de datum van het indienen van de klacht in deze tuchtrechtprocedure. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de gerechtsdeurwaarder ligt het op de weg van klager om aannemelijk te maken dat de gerechtsdeurwaarder eerder beschikte over alle gevraagde stukken. Nu hij dat niet heeft gedaan leveren de gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten op. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
8.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet met betrekking tot verzetgrond 6.1,
- verklaart het verzet met betrekking tot verzetgrond 6.2 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.