ECLI:NL:TGDKG:2020:89 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/669108 / DW RK 19/352

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:89
Datum uitspraak: 27-11-2020
Datum publicatie: 02-01-2025
Zaaknummer(s): C/13/669108 / DW RK 19/352
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft klager beslag roerende zaken aangezegd, middels betreding van de woning van klager samen met politie en een slotenmaker, zonder vervolgens bereikbaar te zijn voor vragen of opmerkingen. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 november 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/669108 / DW RK 19/352 MdV / JD ingesteld door:

[],

wonende te Rotterdam,

klager,

tegen:

[],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te Rotterdam,

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 7 juli 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 september 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2020 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is nader bepaald op heden

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder is belast met een dwangbevel ten laste van klager.

- Op 26 juni 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht executoriaal beslag te leggen op de eigendommen van klager.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat er een ambtelijk stuk op zijn adres is achtergelaten, waaronder alleen een handtekening en geen naam vermeld staat. Een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor heeft vervolgens geweigerd de naam van de betreffende gerechtsdeurwaarder aan klager door te geven nadat klager hierom had verzocht. Klager stelt dat gezegd kan worden dat er valsheid in geschrifte gepleegd wordt, nu er niet wordt aangegeven welke kosten voor beslagpoging in rekening worden gebracht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen: toegevoegd gerechtsdeurwaarders) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar ders wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder op 26 juni 2019 een brief heeft achtergelaten bij klager met een ‘stevige’ inhoud. In de brief staat onder meer: “Als u niet op tijd betaalt, wil CAK dat ik alsnog beslag leg op uw eigendommen. Ik zal mij dan met behulp van de politie (…) en een slotenmaker de toegang tot uw woning verschaffen, zodat de beslaglegging kan worden uitgevoerd. Vervolgens zullen de in beslag genomen zaken in een executieverkoop openbaar worden verkocht. (…)”. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat die brief weliswaar geen ambtelijk stuk betreft, maar dat hij deze bij klager heeft achtergelaten in een envelop waarop vetgedrukt staat: “Ambtelijk stuk Inhoud direct lezen”, omdat hij op dat moment geen andere (blanco) enveloppen voorhanden had. De kamer overweegt dat het een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder betaamt om onder deze omstandigheden de tekst “ambtelijk stuk” op de envelop door te halen alvorens deze te gebruiken, maar acht het feit dat de gerechtsdeurwaarder dit heeft nagelaten op zichzelf niet van voldoende gewicht om te oordelen dat daarmee sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt.

4.3 Dat de gerechtsdeurwaarder bij een eerste beslagpoging een stevige brief bij klager heeft achtergelaten, waarmee druk op klager wordt uitgeoefend, zonder vervolgens bereikbaar te zijn voor vragen of opmerkingen acht de kamer wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij zich door de inhoud van de brief (en de tekst op de envelop) ernstig onder druk gezet voelde. Hij heeft zich echter niet tot de gerechtsdeurwaarder kunnen wenden, nu zijn naam niet op de brief van 26 juni 2019 staat en een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, bij navraag door klager op 5 juli 2019, weigerde de naam van de gerechtsdeurwaarder aan klager te vertellen. De klacht is om die reden in zoverre terecht voorgesteld.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat het ontbreken van zijn naam op de brief te wijten is aan de omstandigheid dat de brief middels een geautomatiseerd proces is aangemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft hij aangevoerd dat naar aanleiding van de klacht van klager nieuw beleid op zijn kantoor is ingesteld waarbij de gerechtsdeurwaarders zelf hun naam onderaan stukken zetten, als die daar niet al staat. De betreffende medewerker is erop aangesproken dat de naam van de gerechtsdeurwaarder had moeten worden doorgegeven. Gelet op het voorgaande acht de kamer geen termen aanwezig voor het opleggen van een maatregel.

4.5 De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde griffierecht (van € 50,00) aan hem dient te vergoeden.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond,
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot het betalen van de kosten in eerste aanleg aan klager, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.