ECLI:NL:TGDKG:2020:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/672444 / DW RK 19/501 LvB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:88
Datum uitspraak: 15-12-2020
Datum publicatie: 28-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/672444 / DW RK 19/501 LvB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder geen rekening met de beslagvrije voet heeft gehouden bij het gelegde bankbeslag, nu reeds ook beslag lag op zijn loon. Indien en voor zover van toepassing klager een aanpassing van de beslagvrije voet wens zal hij daartoe de relevantie gegevens moeten aanleveren. Klager is er ten onrechte van uitgegaan dat de gerechtsdeurwaarder kan beschikken over gegevens die klager reeds eerder naar een andere instantie heeft opgestuurd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 december 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/672444 / DW RK 19/501 LvB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 september 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 24 oktober 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2020 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 december 2020.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        Op 25 juli 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder bankbeslag gelegd ten laste van klager.

-        Bij brief van 23 augustus 2019 heeft klager gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen het gelegde bankbeslag en de gerechtsdeurwaarder verzocht het (onrechtmatige) beslag op te heffen.

-        Bij brief van 7 september 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder opnieuw verzocht het beslag op te heffen en de gerechtsdeurwaarder gewezen op de onrechtmatigheid van het beslag.

-        Bij brief van 10 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd door te stellen dat hij klager reeds meerdere malen op de hoogte heeft gesteld van zijn standpunt en dat hij niet meer inhoudelijk zal ingaan op reeds gestelde, dan wel irrelevante vragen van klager. De gerechtsdeurwaarder adviseert klager een executiegeschil te starten.

-        Bij (separate) brief van 10 september 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op roerende zaken aangekondigd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich – naar de kamer begrijpt – er over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     geen rekening met de beslagvrije voet heeft gehouden bij het gelegde bankbeslag. Er is reeds beslag gelegd op zijn loon. Klager heeft geen andere bronnen van bestaan, waardoor klager zijn vaste lasten niet kan betalen. 

b)     geen menselijk oog heeft voor de situatie waarin klager verkeert. Het door de gerechtsdeurwaarder aangekondigde beslag op roerende zaken gaat opnieuw voor onnodige kosten zorgen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder reeds eerder al verteld dat hij geen waardevolle spullen in bezit heeft. De kosten van het boedelbeslag gaan boven de opbrengsten uitkomen .

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

4.2 Klager heeft zijn klacht ingediend tegen een medewerker van een gerechtsdeurwaarderskantoor, hetgeen op grond van voornoemd artikel niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013, (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450). Op grond van het verweer is de in aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde, nu hij verantwoordelijk gehouden moet worden voor het behandeling van het dossier. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van eerdergenoemd artikel oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van het leggen van het bankbeslag niet heeft geweten dat er ook loonbeslag was gelegd bij klager. Het is dan ook niet de gerechtsdeurwaarder geweest die het loonbeslag heeft gelegd. Anders dan klager heeft gesuggereerd, stelt de gerechtsdeurwaarder terecht dat de verplichting niet bestaat voor de gerechtsdeurwaarder om dit vooraf te controleren. Het is aan klager, indien hij hiermee geconfronteerd wordt, om inzichtelijk te maken hoe zijn financiële situatie er voor staat. Dat klager zijn stukken reeds in een eerder stadium naar het LBIO heeft gestuurd, betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder hier (ook) over beschikt. Pas als de gerechtsdeurwaarder beschikt over deze informatie kan hij rekening houden met het eventueel toepassen van een beslagvrije voet. Klager doet er dus goed aan, zodra hierom wordt verzocht, de relevante stukken (ook) naar de gerechtsdeurwaarder te sturen. Als klager na verzending van de stukken nog steeds van mening is dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet in acht heeft genomen of daar in onvoldoende mate rekening mee heeft gehouden, kan klager zich wenden tot de gewone rechter. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Het aankondigen van een (boedel)beslag is op zichzelf niet tuchtrechtelijk laakbaar. De kamer kan zich wel voorstellen dat een dergelijke aankondiging vervelend is, zeker wanneer een persoon hard op weg is diens financiële situatie te verbeteren, maar dat betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder dit niet mag doen. Zijn taak is om die executiemiddelen in te zetten die er aan bijdragen om betaling voor zijn opdrachtgever te verkrijgen. Een aankondiging is daarin een middel om schuldenaren daarvan (op voorhand) in kennis te stellen. 

4.5 Ten overvloede overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel deels ook (voor)ziet op een situatie die nog geen plaats heeft gevonden, namelijk het feitelijke beslag op roerende zaken (met alle eventuele bijkomende kosten). Omdat de kamer slechts kan oordelen op concrete feiten en omstandigheden, zal zij aan een bespreking van dit gedeelte van het klachtonderdeel voorbijgaan.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.L.S. Kalff en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.