ECLI:NL:TGDKG:2020:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/664459 / DW RK 19/164

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:83
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 02-02-2021
Zaaknummer(s): C/13/664459 / DW RK 19/164
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gerechtsdeurwaarders hebben opgetreden als procesgemachtigde van klager. Zij hebben nagelaten klager een vonnis toe te sturen, en hebben, in weerwil van een verzoek van klager, een verweerschrift van klager niet ingediend bij de rechtbank. De gerechtsdeurwaarders hebben geen kosten in rekening gebracht en hebben aangeboden de kosten in hoger beroep te vergoeden. Waarschuwing.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 augustus 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/664459 / DW RK 19/164 MdV / JD ingesteld door:

[ ],

wonende te Velsen-Noord,

klager,

tegen:

1. [ ],

gerechtsdeurwaarder te IJmuiden,

2. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te Den Helder,

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 3 april 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor van beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 mei 2019, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld op de mondelinge behandeling van 10 juli 2020 alwaar klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. Van de mondelinge behandeling zijn aantekeningen gemaakt.

De uitspraak is bepaald op heden.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 23 mei 2017 heeft klager (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders de opdracht verstrekt om een schuldenaar van klager te dagvaarden voor de kantonrechter.

- In die procedure heeft de kantonrechter een verstekvonnis gewezen waartegen de schuldenaar op 15 december 2017 verzet heeft ingesteld.

- De kantonrechter heeft op 11 januari 2018 een tussenvonnis gewezen.

- Per e-mail van 8 februari 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager medegedeeld dat de mondelinge behandeling plaats zou vinden op 4 april 2018.

- Per e-mail van 28 maart 2018 heeft klager een schriftelijk verweer aan de gerechtsdeurwaarder gezonden met het verzoek om dit aan de wederpartij en de rechtbank op te sturen.

- Op  3 april 2018 heeft klager telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders.

- Op 3 mei 2018 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, waarin de oorspronkelijke vordering van klager grotendeels is toegewezen, evenals de tegenvordering van de wederpartij. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.

- Op 14 augustus 2018 is de schuldenaar failliet verklaard.

- Per e-mail van 24 september 2018 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager aangeboden om de zaak af te wikkelen, zonder klager kosten in rekening te brengen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders hebben nagelaten een vonnis toe te sturen, een verweerschrift niet hebben ingediend bij de rechtbank, een collega-gerechtsdeurwaarder van het kantoor te Den Helder ad-hoc met het dossier hebben belast en klager gebrekkig dan wel onjuist hebben geïnformeerd. Daarnaast verzoekt klager de kamer om de gerechtsdeurwaarders aan te spreken om zodoende de zaak op een nette manier af te ronden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: “Gdw”) kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een samenwerkingsverband geldt als leidraad het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Daaruit volgt dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De verweervoerende gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klager in behandeling is op het kantoor en onder verantwoordelijkheid van de in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders. Daarom worden deze gerechtsdeurwaarders als beklaagde aangemerkt.

4.2. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gdw zijn (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van handelen of nalaten in strijd met bepaling van deze wet en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarders, dat het niet aan de kamer voor gerechtsdeurwaarders is om een uitspraak te doen over aansprakelijkheid van een gerechtsdeurwaarder of om een schadevergoeding toe te kennen, is op zichzelf genomen niet onjuist, maar doet niet af aan toetsing binnen de grenzen van voornoemd kader. Het verweer leidt er niet toe dat de klacht niet-ontvankelijk of aanstonds ongegrond zou moeten worden verklaard.

4.3. Niet in geschil is dat de kantonrechter bij tussenvonnis van 11 januari 2018 een mondelinge behandeling heeft bepaald, waarbij klager is gevraagd om schriftelijk verweer (op de tegenvordering) in te dienen en partijen is gevraagd verhinderdata door te geven. Ook staat tussen partijen vast dat de gerechtsdeurwaarders klager geen afschrift van dat tussenvonnis hebben verstuurd. Zij hebben toegelicht dat klager op 17 januari 2018 kenbaar heeft gemaakt dat hij overleg had met zijn advocaat en dat hij de gerechtsdeurwaarders nader zou informeren, waarbij de gerechtsdeurwaarders een afwachtende houding hebben aangenomen.

4.4. De gerechtsdeurwaarders hebben weliswaar klager op de hoogte gesteld van de datum van de zitting, maar zij hebben hem niet het tussenvonnis toegezonden.  Niet valt in te zien waarom zij dat niet hebben gedaan. Het niet doorsturen van het vonnis is naar het oordeel van de kamer niet zorgvuldig.

4.5. Mogelijk mede doordat het tussenvonnis niet aan hem was toegestuurd, heeft klager zijn schriftelijke verweer niet binnen de in dat vonnis vermelde termijn van 7 dagen naar de gerechtsdeurwaarders gestuurd. Vast staat dat de gerechtsdeurwaarders dit verweer niet naar de rechtbank of de wederpartij hebben doorgestuurd, terwijl klager daar wel om had verzocht. Volgens de gerechtsdeurwaarders kon het verweer niet meer binnen de termijn van 7 dagen voor de zitting worden ingediend en zou het dus te laat zijn. De beslissing of het verweer, ondanks de termijnoverschrijding, nog in behandeling zou worden genomen, hadden zij echter aan de kantonrechter kunnen overlaten. Het niet doorsturen van het verweer en de bijbehorende stukken is naar het oordeel evenmin zorgvuldig. De klacht is in zoverre gegrond. 

4.6.  Vast staat dat gerechtsdeurwaarder sub 2 klager tijdens de zitting heeft bijgestaan en daarbij een pleitnota heeft voorgedragen die hij op basis van het door klager opgestelde verweer, met bijbehorende stukken, had voorbereid. Niet gebleken is dat gerechtsdeurwaarder sub 2 dit niet zorgvuldig heeft gedaan. Of het feit dat in het eindvonnis de tegenvordering tegen klager (ook) is toegewezen, terug te voeren is op onzorgvuldigheden van de gerechtsdeurwaarders, kan de kamer niet beoordelen, zeker niet nu zij niet beschikt over dat vonnis.

4.7. Ten aanzien van het verzoek van klager om de gerechtsdeurwaarders aan te spreken om de zaak op een nette manier af te ronden, geldt dat de kamer niet bevoegd is om een gerechtsdeurwaarder een bevel te geven of te veroordelen tot  het betalen van een schadevergoeding.

4.8. De hiervoor gegrond bevonden klachtonderdelen geven de kamer aanleiding om de gerechtsdeurwaarders een maatregel op te leggen. Nu de gerechtsdeurwaarders aan klager geen kosten in rekening hebben gebracht en er ook sprake van is dat zij hebben aangeboden de kosten van het hoger beroep te vergoeden, ziet de kamer aanleiding om aan hen een waarschuwing op te leggen. Omdat een waarschuwing wordt opgelegd, ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarders te veroordelen in de kosten van de tuchtprocedure. Wel zullen zij op grond van artikel 37 lid 7 Gdw aan klager het door hem betaalde griffierecht moeten vergoeden.

4.9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders

- verklaart de klacht gegrond en legt aan de gerechtsdeurwaarders een waarschuwing op;

- bepaalt dat de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 vergoeden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.