ECLI:NL:TGDKG:2020:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/653709 / DW RK 18/481 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:71
Datum uitspraak: 04-12-2020
Datum publicatie: 18-12-2020
Zaaknummer(s): C/13/653709 / DW RK 18/481 LV/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft niets van doen gehad met het dossier van klager. Geen onrechtmatigheden ten aanzien van inbeslagname en openbare verkoop van auto van klager. Gerechtsdeurwaarder heeft niet adequaat gereageerd op de klacht van klager van 25 juli 2018. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van waarschuwing opgelegd aan gerechtsdeurwaarder sub 2. Geen veroordeling in de proceskosten.

Beslissing van 4 december 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/653709 / DW RK 18/481 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 september 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 november 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2020,

alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

4 december 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 21 november 2007 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 3 november 2017 is een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.

-           Op 29 november 2017 is executoriaal beslag gelegd op de auto van klager, te weten een Volkswagen type Touran (bij klager in gebruik als taxi).

-           Op 28 juni 2018 is de auto van klager in gerechtelijke bewaring gegeven.

-           Op 25 juli 2018 heeft de executoriale verkoop van de auto van klager plaatsgevonden.

-           Bij e-mail van 25 juli 2018 heeft de gemachtigde van klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend. Bij brief van 10 augustus 2018 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarders naar aanleiding van zijn klacht gerappelleerd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: hij ondanks de toezegging van gerechtsdeurwaarder sub 1 niet is gebeld door de koper van zijn taxi;

b: zijn gemachtigde ondanks de toezegging van gerechtsdeurwaarder sub 1 niet is gebeld door de executerende gerechtsdeurwaarder;

c: gerechtsdeurwaarder sub 2 de executie heeft doorgezet in strijd met artikel 477d van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) (de kamer begrijpt: artikel 447 lid 2 Rv), dan wel  in weerwil van het maatschappelijke debat dat executoriale verkopen als de onderhavige niet langer aan de orde dienen te zijn;

d: gerechtsdeurwaarder sub 2 niet reageert op verzoeken om tot een minnelijke oplossing te komen;

e: gerechtsdeurwaarder sub 2 de protesten tegen de executie niet zelf ter hand neemt, maar aan een medewerker overlaat die daartoe niet kundig is en blijkbaar geen beslissingsbevoegdheid heeft;

f: er niet wordt gereageerd op zijn klacht van 26 juli 2018 (de kamer begrijpt:

25 juli 2018).

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a ontkent de gerechtsdeurwaarder sub 1 uitdrukkelijk dat zij de door haar gedane toezegging niet is nagekomen. Uit het verweerschrift blijkt dat de gerechtsdeurwaarder het telefoonnummer van klager aan de koper heeft doorgegeven, maar dat de koper geen contact met klager wilde opnemen. Dit kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Overigens heeft de koper met gerechtsdeurwaarder sub 2 afgesproken dat hij de spullen van klager bij haar af zou geven, zodat klager zijn spullen op het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 kon afhalen. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b ontkent de gerechtsdeurwaarder sub 1 uitdrukkelijk dat zij heeft toegezegd dat de gemachtigde van klager zou worden gebeld door de executerende gerechtsdeurwaarder. Uit het verweerschrift blijkt dat het gebruikelijk is dat medewerkers van de executieafdeling telefonisch verkeer in executiezaken afhandelen en niet de betreffende gerechtsdeurwaarder. De kamer ziet geen reden om aan het standpunt van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen. In dit geval is de gemachtigde van klager ook gebeld door een medewerker van de executieafdeling. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Artikel 447

Rv luidt voor zover hier van belang, als volgt:

Geen beslag op roerende zaken mag, uit welken hoofde ook, gedaan worden:

(…) op de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende ”.

De strekking van de beslagverboden is te voorkomen dat de schuldenaar ten gevolge van verhaal door de schuldeiser onbeperkt wordt getroffen, ook in zijn materiële en immateriële levensbehoeften, of de middelen om deze te verwerven. Een taxi valt vooralsnog niet onder de ‘gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende’ als bedoeld in artikel 447 Rv. De kamer verwijst hiervoor naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:289). Niet gezegd kan dan ook worden dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder vóór de inbewaringgeving van de auto van klager meermalen heeft getracht om tot een minnelijke oplossing te komen. Klager is echter eerdere betalingsregelingen niet nagekomen en heeft op latere uitnodigingen om een regeling te treffen, niet gereageerd. Op 24 juli 2018 is namens klager een betalingsregeling van € 500,- per maand voorgesteld. Dat de opdrachtgevers niet akkoord hebben willen gaan met dit voorstel kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel geen sprake.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat er geen wettelijke verplichting voor een gerechtsdeurwaarder bestaat om alle communicatie ter zake een executie zelf ter hand te nemen. Niet onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt is dat een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor niet kundig en niet beslissingsbevoegd zou zijn. Dit wordt ook uitdrukkelijk door de gerechtsdeurwaarder ontkend. In het verweerschrift is overigens opgenomen dat de betreffende medewerker volgens instructie van gerechtsdeurwaarder sub 2 handelde. Dat dit niet tot het door klager gewenste resultaat heeft geleid, maakt het niet anders.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat gerechtsdeurwaarder sub 1, dan wel haar kantoor te Rotterdam, niets van doen heeft met het dossier van klager. Haar kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt op dit klachtonderdeel worden gemaakt. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft erkend dat er niet adequaat is gereageerd op de klacht van de gemachtigde van klager van 25 juli 2018. Dit klachtonderdeel is ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 dan ook terecht voorgesteld.

5.8 De kamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en zal gerechtsdeurwaarder sub 2 een maatregel opleggen.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er (bijzondere) omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van gerechtsdeurwaarder sub 2, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat gerechtsdeurwaarder sub 2 de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

6.3 Nu de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat gerechtsdeurwaarder sub 2 op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde griffierecht (van € 50,00) aan hem dient te vergoeden.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 ten aanzien van klachtonderdeel f gegrond;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-        legt gerechtsdeurwaarder sub 2 voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;

-        bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetlink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. W.M. de Vries en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.