ECLI:NL:TGDKG:2020:70 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/666703 / DW RK 19/249 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:70
Datum uitspraak: 15-12-2020
Datum publicatie: 18-12-2020
Zaaknummer(s): C/13/666703 / DW RK 19/249 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager beklaagt zich over de executie van een vonnis en dat de gerechtsdeurwaarder de inhoud van het vonnis niet juist heeft uitgelegd. Klacht ongegrond.

Beslissing van 15 december 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/666703 / DW RK 19/249 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

in zijn hoedanigheid als directeur van [ ] en tevens als privépersoon,

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 18 mei 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 september 2019, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 november 2020,

alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder telefonisch is gehoord. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 december 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 10 april 2019 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is [ ] veroordeeld  tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij brief van 9 mei 2019 is [ ] verzocht het totaal verschuldigde bedrag binnen vijf dagen aan de gerechtsdeurwaarders te voldoen. Hierop heeft klager bij e-mail van 15 mei 2019 gereageerd. 

-           Bij exploot van 17 mei 2019 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis van 10 april 2019 aan [ ] betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: onzorgvuldig handelen bij de executie van een vonnis van 10 april 2019;

b: diverse regels uit de verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders hebben geschonden;

c: niet hebben gereageerd op zijn e-mails van 16 en 17 mei 2019 en een medewerker van het kantoor op 17 mei 2019 heeft toegezegd dat klager zal worden teruggebeld, maar dat de gerechtsdeurwaarders dit niet hebben gedaan.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 De klacht is gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder. Op grond van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder te worden afgehandeld als zijnde tegen hem gericht. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft zich in het verweerschrift opgeworpen als beklaagde voor zover de klacht is gericht tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt klager zich op het standpunt dat de opdrachtgeefster geen vordering in privé heeft op [ ], maar enkel een vordering als deelgenoot van een nog onverdeelde vordering. Klager stelt dat dit genoegzaam uit het vonnis blijkt. De vordering komt toe aan de gemeenschap. Klager wil als privédeelgenoot van [ ] niet dat de opdrachtgeefster beschikt over de gehele vordering. In het vonnis van 10 april 2019 is in de beslissing opgenomen dat [ ] is veroordeeld om aan de opdrachtgeefster in haar hoedanigheid van deelgenoot en ten behoeve van de gemeenschap met klager een bedrag van € 67.677,67 met rente te betalen. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder, gelet op zijn ministerieplicht en de weergave in de beslissing, niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de titel te betekenen met bevel tot betaling. Tegen de voorgenomen tenuitvoerlegging van het vonnis kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt klager dat gerechtsdeurwaarder sub 1 de inhoud van het vonnis niet juist heeft uitgelegd, onjuiste en innerlijk tegenstrijdige adviezen heeft gegeven in de e-mail van 16 mei 2019 en tevens de ambtelijke partijdigheid heeft geschonden. De kamer overweegt dat hiervan, gelet op de overgelegde producties, echter niet is gebleken. Dit klachtonderdeel stuit hierop af. 

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde  zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 bij e-mail van 21 mei 2019 en dus binnen een redelijke termijn op de correspondentie van klager heeft gereageerd. De stelling van klager dat een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor op 17 mei 2019 heeft toegezegd dat klager op diezelfde dag zou worden teruggebeld, is ter zitting door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders betwist en door klager niet aannemelijk gemaakt. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.