ECLI:NL:TGDKG:2020:67 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/670901 / DW RK 19/444 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:67
Datum uitspraak: 15-12-2020
Datum publicatie: 18-12-2020
Zaaknummer(s): C/13/670901 / DW RK 19/444 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager beklaagt zich er over dat niet tijdig op zijn klachten is gereageerd, de gerechtsdeurwaarder beslag onder de verkeerde VvE heeft gelegd en hij bij de betekening van het beslag een bedrag aan de gerechtsdeurwaarder heeft overgemaakt. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 december 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/670901 / DW RK 19/444 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ], als bestuurder van VvE [ ] te [ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 augustus 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor) van beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 september 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

3 november 2020, alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

15 december 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij vonnis van 13 september 2016 van de kantonrechter te Amsterdam is de schuldenaar, de heer [ ] h.o.d.n. [ ] (hierna: [ ]), veroordeeld tot betaling van een geldsom aan de heer [ ], h.o.d.n. [ ].

-           Op 19 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van het vonnis aan de schuldenaar betekend.

-           Op 22 september 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Vereniging van Eigenaars van [ ] ten laste van [ ].

-           Bij e-mail van 31 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager, als bestuurder van diverse VvE’s, benaderd en verzocht om informatie met betrekking tot een mogelijke rechtsverhouding tussen de VvE’s en [ ]. Het dossier is vervolgens, onder andere naar aanleiding van de door klager verstrekte informatie, twee maanden later gesloten.

-           Bij brief van 17 september 2018 heeft klager een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend tegen de vordering uit 2016. Daarbij heeft hij verzocht tot restitutie van een geldbedrag ad € 3.196,93.

-           Bij brief van 3 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de klacht van 17 september 2018.

-           Bij brief van 30 januari 2019 heeft klager aangegeven geen reactie te hebben ontvangen en heeft hij zijn eerder ingediende klacht herhaald.

-           Bij brief van 31 januari 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd en een kopie van de brief van 3 oktober 2018 meegezonden.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: niet heeft gereageerd op de ingediende klachten van 17 september 2018 en

30 januari 2019;

b: onder de verkeerde VvE derdenbeslag heeft gelegd;

c: hem bij de betekening van het exploot heeft geïntimideerd en klager zich daardoor

gedwongen voelde een geldbedrag ad € 3.186,87 te betalen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een samenwerkingsverband geldt als leidraad het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Daaruit volgt dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De verweer voerende gemachtigde heeft aangevoerd dat het dossier in behandeling is geweest op het gerechtsdeurwaarderskantoor te [ ] en dat de klacht als gericht tegen de aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder

[ ] moet worden beschouwd. Daarom wordt deze gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk binnen  redelijke termijn op de klachten van klager heeft gereageerd. De schriftelijke reacties zijn op 3 oktober 2018 en 31 januari 2019 verzonden naar het correspondentieadres van klager. Dit correspondentieadres is door klager zelf opgenomen in zijn klaagschriften. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake. Naar het oordeel van de kamer is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer het volgende. Anders dan klager stelt, volgt niet uit de overgelegde producties dat er door de gerechtsdeurwaarder beslag is gelegd onder de VvE [ ]. Uit het aan de schuldenaar betekende exploot van 22 september 2016 blijkt dat er beslag is gelegd onder de VvE [ ]. Daarnaast volgt uit de brief van 3 oktober 2018 dat klager bij e-mail van 31 januari 2017 is verzocht om informatie met betrekking tot de schuldenaar. Er is destijds gebleken dat de schuldenaar gevolmachtigde is van meerdere VvE’s, waarvan klager bestuurder is. Het verzoek om na te gaan of de schuldenaar gelden te goed heeft van deze VvE’s, is gedaan in overeenstemming met artikel 475g lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tevens is aangegeven dat klager niet persoonlijk is betrokken in het dossier. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c stelt klager dat het exploot van 22 september 2016 later in september 2016 aan hem is betekend, waarbij klager een bedrag van

€ 3.186,87 aan de betreffende gerechtsdeurwaarder heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarder betwist dat het exploot van 22 september 2016 aan klager is betekend en stelt dat het exploot in persoon is betekend aan de heer [ ]. De gerechtsdeurwaarder betwist tevens dat er in 2016 contact is geweest met klager en dat het kantoor een geldbedrag van klager heeft ontvangen. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt ondersteund  door de brief van 3 oktober 2018, waarin is aangegeven dat in september 2016 geen contact met klager is geweest. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder in de financiële administratie van het gerechtsdeurwaarderskantoor geen betaling afkomstig van klager gevonden dan wel van een VvE waaraan klager is gelieerd. Nu klager zijn stellingen niet met stukken heeft onderbouwd, dient dit klachtonderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.