ECLI:NL:TGDKG:2020:61 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/668951 DW RK 19/349 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:61
Datum uitspraak: 10-11-2020
Datum publicatie: 10-12-2020
Zaaknummer(s): C/13/668951 DW RK 19/349 MK/SM
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder had beter moeten opletten bij het overmaken van gelden aan de rechthebbende. Hoewel hij hier steken heeft laten vallen, heeft de gerechtsdeurwaarder – zodra hij op de hoogte was geraakt van zijn omissie – het zo goed mogelijk opgelost.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 november 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/668951 DW RK 19/349 MK/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 juli 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 augustus 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 september 2020 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is – na aanhouding – bepaald op 10 november 2020.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van de gemachtigde van klager sinds mei 2018 een dossier ten laste van de ex-werkgever van klager in behandeling, waarvoor diverse beslagen zijn gelegd.

-           Op een gegeven moment heeft de advocaat van de schuldenaar de hoogte van de vordering betwist.

-           Op 6 december 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal ex artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering opgemaakt en een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter, waarbij de gerechtsdeurwaarder de voorzieningenrechter tevens heeft verzocht de verliezende partij te veroordelen in de kosten die zijn verbonden aan zijn werkzaamheden.

-           Bij vonnis van 21 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het klager niet langer vrijstaat om de tenuitvoerlegging van de beschikkingen van 7 november 2017 en 19 december 2017 voort te zetten. Tevens is klager veroordeeld in de kosten van het geding.

-           Op 20 maart 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier met de opdrachtgever gesloten.

-           Nadat gebleken was dat de gerechtsdeurwaarder de gelden had overgemaakt naar een rekeningnummer die niet meer aan de opdrachtgever toebehoorde, heeft de gerechtsdeurwaarder de gelden op 19 juni 2019 naar het juiste rekeningnummer overgemaakt.

2. Klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a)     de gerechtsdeurwaarder kosten in rekening heeft gebracht zonder dat hierover vooraf overleg is gepleegd;

b)    hij heel lang op zijn geld heeft moeten wachten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, dient de kamer, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013 (ECLI:NL:GHAMS: 2013:2450), te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarders de klachten zich richten. Nu uit het dossier volgt dat de gerechtsdeurwaarder die verweer voert ook feitelijke handelingen heeft verricht (bijvoorbeeld de procedure op grond van artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en daarmee verantwoordelijk mag worden geacht voor de uitvoering van de opdracht waarover wordt geklaagd, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. 

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel ziet op een civiele kwestie hetgeen niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter behoort. Klager dient zich derhalve op dit punt tot de gewone (civiele) rechter te wenden.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat hij de (resterende) gelden, nadat hij het dossier had gesloten, heeft overgemaakt naar een onjuist rekeningnummer. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting toegelicht dat gebruik is gemaakt van een rekeningnummer (van de gemachtigde van klager) dat in het verleden ook al eens is gebruikt. De gerechtsdeurwaarder wist niet van het nieuwe rekeningnummer, maar toen hij daarvan op de hoogte is geraakt heeft hij de gelden direct ‘uit eigen zak’ overgemaakt, terwijl hij nog doende was om de eerder overgemaakt gelden geretourneerd te krijgen.

4.5 Uit hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd is duidelijk geworden dat de klacht eigenlijk ziet op verwachtingen van klager die niet zijn waar gemaakt en dat de (financiële) uitkomst in schril contrast staat tot die verwachting. Dit is niet iets wat de gerechtsdeurwaarder kan worden verweten, te meer omdat de gerechtsdeurwaarder alleen contact heeft gehad met de gemachtigde van klager. Het is aan die gemachtigde om klager voor te bereiden op mogelijke (andere) uitkomsten en de tijd die gemoeid kan zijn met de opdracht. Klager doet er goed aan dit te bespreken met zijn gemachtigde. Dat hoeft niet te betekenen dat het tot een betere of ander uitkomst zal leiden voor klager, maar klager kan daarmee mogelijk antwoorden krijgen op vragen die de gerechtsdeurwaarder bij gebrek aan kennis niet kan beantwoorden.

4.6 Ten overvloede overweegt de kamer dat een financiële aangelegenheid aan het eind van een proces, zoals het overmaken van gelden aan een rechthebbende, zorgvuldig moet worden opgepakt. De ondergrens van die zorgvuldigheid zou moeten zijn, afhankelijk van de frequentie waarmee de gerechtsdeurwaarder en ontvanger (van gelden) met elkaar te maken hebben, controle van de bankgegevens van de ontvanger. De gerechtsdeurwaarder heeft de omissie in dit geval weliswaar adequaat opgelost, maar een relatief eenvoudige controle had niet alleen klager tijd gescheeld, maar ook de gerechtsdeurwaarder extra inspanning.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.