ECLI:NL:TGDKG:2020:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687220 / DW RK 20/369 C/13/687222 / DW RK 20/370

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:55
Datum uitspraak: 27-07-2020
Datum publicatie: 15-09-2020
Zaaknummer(s):
  • C/13/687220 / DW RK 20/369
  • C/13/687222 / DW RK 20/370
Onderwerp: BFT
Beslissingen: Schorsing ex artikel 38 Gdw
Inhoudsindicatie: Schorsingsverzoek op grond van artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Faillissement gerechtsdeurwaarderskantoor. Gerechtsdeurwaarder [a] heeft geen toegang tot de dossieradministratie. Koppeling financiële administratie met de dossiers is niet mogelijk. Schorsingsverzoek wordt ten aanzien van [a] toegewezen. Een gedeelte van de dossiers van [a] zijn overgedragen aan gerechtsdeurwaarder [b]. Die heeft ook enige tijd geen koppeling kunnen maken tussen de dossier- en financiële administratie. Omdat die situatie op kort termijn is opgelost en ten aanzien van [b] geen ernstig vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is gerezen wordt het schorsingsverzoek ten aanzien van [b] afgewezen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 juli 2020 zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer C/13/687220 / DW RK 20/369 van:

HET BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te Rotterdam,

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

en in de zaak met nummer C/13/687222 / DW RK 20/370 van:

HET BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te Lisse,

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Beklaagden zullen hierna respectievelijk [a] en [b], en gezamenlijk de gerechtsdeurwaarders worden genoemd.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen per e-mail op 16 juli 2020, heeft het BFT verzocht om de gerechtsdeurwaarders te schorsen conform artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet. Bij brief, ingekomen per e-mail op 22 juli 2020 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Op 23 juli 2020 heeft een mondelinge behandeling van de schorsingsverzoeken plaatsgevonden. Daarbij zijn de gerechtsdeurwaarders – vergezeld van hun gemachtigde – en het BFT gehoord.

Na de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald op 27 juli 2020.

2. De feiten

2.1       [a] heeft haar gerechtsdeurwaardersonderneming ondergebracht in de vennootschap [ ]. (hierna: [het gerechtsdeurwaarderskantoor]), waarvan zij 50% van de aandelen bezit. De andere helft van de aandelen behoort toe aan [ ], voormalig gerechtsdeurwaarder.

2.2       Op 16 juni 2020 heeft opdrachtgever Webcasso de samenwerking met [het gerechtsdeurwaarderskantoor] opgezegd en haar verzocht de lopende dossiers over te dragen aan [b].

2.3       Volgens de gerechtsdeurwaarders had [het gerechtsdeurwaarderskantoor] op 1 juli 2020 ongeveer 5.000 zaken in behandeling voor opdrachtgever CJIB en ongeveer 60.000 zaken voor Webcasso.

2.4       In een e-mail van 1 juli 2020 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders aan de KBvG en het BFT geschreven dat [a] en [ ] samen het eigen faillissement van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] B.V. hadden aangevraagd. In de e-mail staat verder onder meer het volgende:

          “ Cliënte heeft de volgende maatregelen genomen om te voorkomen dat justitiabelen daardoor schade zullen lijden:

-           Cliënte heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met [b] Gerechtsdeurwaarder en Incasso B.V. te Lisse (…)

-           Cliënte heeft haar bewaarpositie zorgvuldig bewaakt zodat geen sprake is van een bewaringstekort.

-           De kwaliteitsrekeningen zijn inmiddels op naam gesteld van deurwaarderskantoor [b].

-           De dossiers van de vertrokken opdrachtgever zullen verder worden afgewikkeld door deurwaarderskantoor [b].

2.5       Op 7 juli 2020 is het faillissement van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] uitgesproken, met benoeming van mr. [ ] en mr. [ ] als curatoren.

2.6       In een e-mail van 15 juli 2020 aan onder meer het BFT, schrijft curator [ ] dat de dossiers die [het gerechtsdeurwaarderskantoor] behandelde niet mee over zijn gegaan naar [b] en dat er circa 55.000 dossiers van DirectPay (= Webcasso, kvg) en 5.000 dossiers van het CJIB bij [het gerechtsdeurwaarderskantoor] liggen. [ ] schrijft verder onder meer het volgende.

          “ [het gerechtsdeurwaarderskantoor] beschikt sinds 1 juli jl. niet meer over een deurwaarder. (…)

Sommige debiteuren van het CJIB en Direct Pay zijn in de war omdat zij nu

betalen op een bank rekening die niet meer op naam van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] staat (…)

Ook bereiken ons verschillende berichten van debiteuren die stellen dat er van alles en nog wat mis gaat, bijvoorbeeld omdat er ten onrechte wordt geïncasseerd middels een loonbeslag, er ten onrechte beslag is gelegd of teveel wordt afgedragen (…).

Oud deurwaarder [ ] claimt dat “de dossiers” en de ICT /

software zijn eigendom zijn en dat hij de dossiers verpand heeft aan een derde. (…) [ ] heeft aangekondigd de dossiers onder zich te zullen nemen en onder te brengen bij een andere deurwaarder. (…)

Concluderend wijst ons eerste onderzoek uit dat [het gerechtsdeurwaarderskantoor] op grote schaal werkzaamheden heeft uitgevoerd zonder onderliggende duidelijke contractuele afspraken, zij al geruime tijd substantiële bedragen niet heeft ui gefactureerd, er grote onduidelijkheid bestaat omtrent de kwalificatie van het “derdengeld” (is het nog wel derdengeld, te meer omdat de afrekening van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] met het CJIB uitsluitend via [ ] verliep!) en het derdengeld en de dossiers “gescheiden” zijn.

2.7       In een e-mail van 16 juli 2020 aan het BFT schrijft [ ] dat de functionaliteit van Praclox (de software waarin de dossieradministratie is opgenomen) sinds die ochtend niet meer benaderbaar is in de systemen van [het gerechtsdeurwaarderskantoor].

3. De gronden van het schorsingsverzoek

3.1       Het BFT heeft -samengevat- aan de schorsingsverzoeken ten grondslag gelegd dat de gerechtsdeurwaarders thans niet (kunnen) voldoen aan hun verplichtingen uit de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw).

3.2       Het BFT stelt daartoe dat er op dit moment geen koppeling kan worden gemaakt tussen de financiële- en dossieradministratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] en de kwaliteitsrekening waarop betalingen binnenkomen met betrekking tot die dossiers. [a] kan geen ambtshandelingen verrichten nu die administratie niet toegankelijk is en zij kan daarom niet voldoen aan de eisen van artikel 19 Gdw. Ook [b] kan niet aan die eisen voldoen nu de financiële- en dossieradministratie van [a] ook voor hem niet toegankelijk is. De eisen van artikel 19 Gdw gelden ook voor hem nu de derdengelden van [a] op zijn naam zijn gesteld.

3.3       Verder handelen de gerechtsdeurwaarders volgens het BFT in strijd met artikel 17 Gdw nu zij ten aanzien van hun werkzaamheden en kantoorvermogen geen toereikende administratie voeren waaruit te allen tijde op eenvoudige wijze hun rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

3.4       [a] handelt voorts in strijd met artikel 9 en artikel 15 van de Verordening KBvG Normen voor Kwaliteit en het bijbehorende Reglement waarin onder meer is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder ten minste vijf dagen per week tijdens reguliere kantoortijden bereikbaar moet zijn. Aldus steeds het BFT.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1       De gerechtsdeurwaarders erkennen dat zij op dit moment geen ambtshandelingen kunnen verrichten voor de opdrachtgevers van [het gerechtsdeurwaarderskantoor]. Met betrekking tot de 60.000 dossiers van Webcasso is dat probleem volgens hen nagenoeg opgelost. Er is afgesproken dat die dossiers worden overgedragen aan [b]; de bijbehorende kwaliteitsrekening staat inmiddels al op diens naam. Met betrekking tot de dossiers van het CJIB wordt in overleg met de CJIB gewerkt aan een oplossing. Enige stagnatie van de ambtsbediening is bij faillissement van een deurwaarderskantoor vrijwel niet te voorkomen. Gelet op artikel 12 Gdw is dat gedurende een korte periode van maximaal 30 dagen aanvaardbaar.

4.2       De dossier- en financiële administratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] is slechts één dag niet toegankelijk geweest. Dit heeft te maken met [ ], die weigerde mee te werken aan de overdracht van de Webcasso-dossiers aan [b]. Hij heeft de toegang op 16 juli 2020 tijdelijk geblokkeerd, maar op 17 juli 2020 was de administratie weer toegankelijk. Hij is partij bij het contract met Praclox (het softwarepakket voor de dossieradministratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor]) en kan als zodanig de toegang tot de administratie blokkeren. [a] zit dus klem tussen de curatoren, [ ] en Praclox. Deze situatie valt haar niet te verwijten. Zij heeft alles gedaan om mogelijke schade voor derden als het gevolg van het faillissement te beperken. [a] betwist dat zij na het faillissement slechts een half uur per dag beschikbaar zou zijn geweest voor de uitvoering van haar werkzaamheden. Met uitzondering van woensdag 15 juli 2020 is [a] iedere dag tijdens kantooruren bereikbaar en aanwezig geweest.

4.3       Ook [b] treft geen tuchtrechtelijk verwijt. Hij heeft weliswaar enige tijd geen optimaal inzicht gehad in de omvang van de rechten van eenieder met betrekking tot de kwaliteitsrekeningen van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] (als gevolg van de conflicten tussen Webcasso, [ ] en de curatoren) maar dat kan hem niet worden verweten. Inmiddels heeft [b] contact opgenomen met de bank om ervoor te zorgen dat de kwaliteitsrekening waarop de gelden van CJIB staan weer op naam van [a] komt. Zij heeft dan toegang tot de dossieradministratie en de derdengelden.

4.4.      Het schorsingsverzoek van BFT dient bovendien niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat er geen sprake is van een tegen de deurwaarders ingediende klacht. Het is niet goed voorstelbaar dat een gerechtsdeurwaarder voorlopig wordt geschorst zonder dat tegen hem een klacht is ingediend. Aldus steeds de gerechtsdeurwaarders.

5. De beoordeling van het verzoek

Bevoegdheid

5.1       De kamer voor gerechtsdeurwaarders is bevoegd, al dan niet op verzoek van Onze Minister, het bestuur van de KBvG of het BFT, een gerechtsdeurwaarder tegen wie een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 34 lid 1

Gdw bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd, in afwachting van een beslissing hierover te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden. Zij kan deze periode eenmaal verlengen voor ten hoogste zes maanden of totdat

een beslissing tot voordracht tot ontslag onherroepelijk is geworden. De kamer voor gerechtsdeurwaarders kan steeds de schorsing opheffen.

5.2       In tegenstelling tot wat de gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd kan het BFT worden ontvangen in haar schorsingsverzoek, ook wanneer zij (nog) geen tuchtklacht heeft ingediend. Een dergelijk ontvankelijkheidsvereiste volgt immers niet uit de wet. Aan de gerechtsdeurwaarders kan worden toegegeven dat een voorlopige schorsing, in afwachting van een beslissing op een ingediende of nog in te dienen tuchtklacht, verstrekkende gevolgen kan hebben. Een schorsing kan – daarom – alleen worden opgelegd als er ernstige vermoedens zijn die zo’n ingrijpende maatregel rechtvaardigen. De schorsing is tijdelijk en kan op verzoek van de gerechtsdeurwaarder te allen tijde worden opgeheven. Bij de beoordeling van een verzoek tot opheffing kan een rol spelen of er inmiddels een tuchtklacht is ingediend en kan de duur en de ingrijpendheid van de (voortzetting van de) schorsing worden meegewogen.

Kwaliteitsrekeningen en administratie

5.3       Uit de verklaringen van partijen ter zitting volgt dat op dit moment een koppeling tussen de kwaliteitsrekeningen en de financiële- en dossieradministratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] ontbreekt omdat de dossieradministratie niet toegankelijk is. De gerechtsdeurwaarders hebben aanvankelijk aangevoerd dat de administratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] slechts één dag niet toegankelijk is geweest, maar ter zitting hebben zij verklaard dat de toegang tot het digitale systeem (Praclox) sinds 22 juli 2020 weer ‘op zwart staat’, waardoor niet kan worden nagegaan bij welk dossier binnenkomende derdengelden horen en ook overigens niet kan worden nagegaan wat de status van een dossier is. Als gevolg daarvan kunnen de rechten en plichten van [a] niet op eenvoudige wijze worden gekend. Dat is in strijd met artikel 17 Gdw. Daarmee hangt samen dat ook de rechten en plichten van debiteuren en opdrachtgevers niet kunnen worden vastgesteld en evenmin de huidige bewaarpositie kan worden berekend en/of gecontroleerd. Evenzeer is onduidelijk of de gerechtsdeurwaarders op dit moment voldoen aan hun ‘bewaarplicht’ op grond van artikel 19 Gdw. Controle door het BFT van de kantoorboekhouding van de gerechtsdeurwaarders en de door hen aangehouden kwaliteitsrekeningen is thans immers feitelijk niet mogelijk.

[b]

5.4       Het voorgaande brengt nog niet mee dat thans een ernstig vermoeden bestaat dat [b] een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken in de zin van artikel 34 Gdw. Namens de curator van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] is ter zitting bevestigd dat tussen de curatoren en Webcasso een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, waardoor de Webcasso-dossiers van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] zullen worden overgedragen aan [b]. Op korte termijn zullen die dossiers kunnen worden gekoppeld aan de gelden op de kwaliteitsrekening die betrekking hebben op die dossiers. Er is een afzonderlijke kwaliteitsrekening voor alleen de Webcasso-derdengelden en die rekening staat reeds op naam van [b]. [b] heeft ter zitting daarnaast aangevoerd dat de kwaliteitsrekening waarop de gelden met betrekking tot de CJIB dossiers binnenkomen weer op naam van [a] zal worden gesteld. Koppeling van de derdengeldenrekening en de financiële- en dossieradministratie met betrekking tot die dossiers zal dan weer (alleen) onder haar verantwoordelijkheid worden gebracht. Het feit dat die kwaliteitsrekening op naam van [b] heeft gestaan, terwijl hij geen toegang had tot de bijbehorende administratie kan hem worden verweten, maar levert naar het oordeel van de kamer geen zodanig ernstig vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op dat een voorlopige schorsing is gerechtvaardigd.

[a]

5.5       Voor [a] is een oplossing voor het probleem van de geblokkeerde administratie niet in zicht. Dat betekent dat zij vooralsnog niet zal kunnen voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 17 Gdw. Het is voorstelbaar dat, zoals zij heeft aangevoerd, haar handelingsmogelijkheden worden beperkt door de curatoren en andere betrokken partijen. Dit betekent echter niet dat [a] geen verwijt te maken valt. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is aannemelijk geworden dat de financiële- en dossieradministratie op dit moment niet toegankelijk is via Praclox omdat [ ] die toegang blokkeert. Het komt er dus op neer dat [a] de interne organisatie van haar deurwaardersbedrijf, haar toegang tot de administratie (die als gerechtsdeurwaarder onder háár verantwoordelijkheid valt) afhankelijk heeft gemaakt van de medewerking van haar vennoot. Nadat is gebleken dat [ ] die medewerking niet verleent, heeft [a] geen pogingen ondernomen om de blokkade middels rechtsmiddelen of (eigen) financiële middelen ongedaan te maken. De kamer acht dit alles temeer ernstig, nu [a] tijdens de zitting op vragen van de kamer heeft geantwoord dat de administratie zeer waarschijnlijk wél toegankelijk is voor [ ] (die geen gerechtsdeurwaarder is). Een dergelijk afwachtende houding in de situatie waarin [a] de organisatie mede heeft gebracht levert een ernstig vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op.

5.6       De kamer ziet gelet op het voorgaande aanleiding om [a] te schorsen voor een periode van zes maanden. In die periode zal een waarnemer moeten worden aangesteld, die zich toegang tot de administratie van [het gerechtsdeurwaarderskantoor] kan verschaffen om deze te koppelen aan de gegevens van de kwaliteitsrekening en te toetsen aan de wettelijke vereisten. Desgevraagd is ter zitting door de voorzitter van de KBvG meegedeeld dat een beoogd waarnemer bereid is die taak op zich te nemen.

5.7       Partijen hebben tegengestelde standpunten ingenomen met betrekking tot de bereikbaarheid van [a] tijdens reguliere kantoortijden. Gelet op het voorgaande, behoeven deze standpunten in het kader van de beoordeling van het verzoek tot voorlopige schorsing geen verdere behandeling.

5.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- schorst [a], gerechtsdeurwaarder te Rotterdam, met ingang van heden (27 juli 2020) voor de duur van zes maanden, althans – indien die datum eerder wordt bereikt – tot aan de datum van de beslissing op een jegens haar ingediende tuchtklacht, onverminderd de mogelijkheid van verlenging als bedoeld in artikel 38, eerste lid, Gerechtsdeurwaarderswet;

- wijst het schorsingsverzoek tegen [b] af.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en

mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.