ECLI:NL:TGDKG:2020:49 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/674980 DW RK 19/594

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:49
Datum uitspraak: 06-03-2020
Datum publicatie: 07-08-2020
Zaaknummer(s): C/13/674980 DW RK 19/594
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. klaagster heeft in verzetfase nieuwe klachten ingediend, daarin kan zij niet worden ontvangen. Voorzitter heeft juiste maatstaf toegepast in de oorspronkelijke beslissing.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 maart 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 5 november 2019 met zaaknummer C/13/661569 / DW RK 19/58 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/674980 / DW RK 19/594 MdV/RH ingesteld door:

[..] ,

wonende te [..],

klaagster,

tegen:

1. [..],

2. [..],

3. [..],

gerechtsdeurwaarders te [..],

beklaagden,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 6 februari 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 maart 2019, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 5 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 11 november 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2020 alwaar klaagster, de gerechtsdeurwaarder sub 1 en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 maart 2020.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een Belgische notariële akte van 10 november 2010, waarvoor op 3 juli 2018 een certificaat “Bewijs van waarmerking als Europese Executoriale Titel” is afgegeven.

-          Bij exploot van 7 januari 2019 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 de notariële akte van 10 november 2010 alsmede het certificaat van 3 juli 2018 en een overzicht van hetgeen op 3 mei 2018 bij de Belgische collega verschuldigd was aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-          Op 21 januari 2019 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal beslag gelegd op het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak van klaagster aan het adres [..]. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot van 22 januari 2019 aan klaagster betekend.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders het volledige dossier niet inzichtelijk maken ondanks haar verzoeken hiertoe;

b: de gerechtsdeurwaarders beslag op haar woning hebben gelegd, welk beslag niet in verhouding staat tot de hoogte van de vordering.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Nu niet duidelijk is welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het handelen dat door klaagster ter discussie wordt gesteld, worden de in de aanhef van deze beschikking vermelde aan het kantoor waartegen de klacht zich richt verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders steeds op de verzoeken van klaagster heeft gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft de vordering voldoende onderbouwd met het overleggen van de door de opdrachtgever uitgereikte notariële akte van

10 november 2010 en het certificaat van 3 juli 2018. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder, in betreffende hoedanigheid, om aan te tonen dat een vordering bestaat. Dat is een discussie die gevoerd moet worden bij de gewone rechter tussen klager en zijn wederpartij. Voor zover klaagster meer onderliggende stukken wil ontvangen ligt het op haar weg om contact op te nemen met de betreffende notaris.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de voorzitter voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Klaagster staat op grond van artikel 3:276 Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster, dus ook op haar onroerende zaak. Tegen de tenuitvoerlegging van de titel kan klaagster slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster het volgende aangevoerd.

a. In verband met de door klaagster ingediende klacht heeft de gerechtsdeurwaarder dreigementen geuit. Hij heeft het volgende gesteld: indien u nogmaals belt of op andere wijze contact opneemt dan vraag ik een contactverbod aan, of ik doe aangifte en laat u oppakken. Daarnaast heeft hij gesteld dat klaagster binnen een week een makelaar in de arm moet nemen, zo niet dan zet hij klaagsters en haar gezin op straat. De gerechtsdeurwaarder wil alles afpakken wat klaagster heeft. Hoewel er onderwaarde is geconstateerd op het pand in [..], wil de gerechtsdeurwaarder het pand verkopen omdat er een heksenjacht op klaagster plaats vindt.

b. Op grond van de verordening van de KBvG dienen gerechtsdeurwaarders zich te houden aan:

- artikel 7 (informatieverstrekking) De gerechtsdeurwaarder wil geen inzage verstrekken in de opbouw van de vordering;

- artikel 8 (integriteit), de gerechtsdeurwaarder wil het huis in [..] met onderwaarde verkopen;

- artikel 13 (klachtenbehandeling) het indienen van de klacht had als gevolg dat klaagster bedreigd werd en er geen communicatie meer mogelijk was.

Klaagster is niet bereid toestemming te verlenen tot verkoop van het huis in [..] aangezien zij geen duidelijkheid heeft voor welk bedrag de onroerende zaak in België is verkocht, of het überhaupt is verkocht. Klaagster heeft recht op volledig inzicht in het dossier en de opbouw van de bedragen.

c. De gerechtsdeurwaarder trekt zich deze zaak persoonlijk aan en handelt daardoor niet professioneel en objectief.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klachten als vermeld onder de gronden van het verzet a. en c.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. S.N. Schipper en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.