ECLI:NL:TGDKG:2020:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/674848 / DW RK 19/591

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:39
Datum uitspraak: 17-04-2020
Datum publicatie: 28-04-2020
Zaaknummer(s): C/13/674848 / DW RK 19/591
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de beslagleggingen niet goed ten uitvoer heeft gebracht, hierdoor heeft klaagster diverse goederen, waaronder bepaalde voor haar zeer belangrijke foto’s, niet teruggekregen. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 april 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 5 november 2019 met zaaknummer C/13/661452 / DW RK 19/51 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/674848 / DW RK 19/591 MdV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 februari 2019, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij

verweerschrift, ingekomen op 14 maart 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 5 november 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 5 november 2019. Bij brief, ingekomen op 7 november 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 april 2020.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland te Alkmaar van 3 april 2015 is klaagster verlof verleend tot beslag tot afgifte en gerechtelijke inbewaringneming van de aan de beschikking gehechte lijst met roerende zaken, ten laste van klaagsters ex-partner;

-       op 7 april 2015 heeft de advocaat van klaagster de gerechtsdeurwaarder opgedragen conservatoir beslag tot afgifte te leggen op de roerende zaken;

-       op 8 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd in bijzijn van klaagster zodat zij haar goederen kon aanwijzen. Uit het proces-verbaal van constatering blijkt dat niet alle roerende zaken aanwezig waren althans niet zijn gevonden;

-       bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland te Alkmaar van 13 april 2015 is geoordeeld dat de roerende zaken van klaagster, behoudens de in de beschikking uitgezonderde goederen, door haar ex-partner in gerechtelijke bewaring dienen te worden afgegeven;

-       op 23 april 2015 is de grosse van de beschikking aan de ex-partner van klaagster betekend. Nadien heeft hij nagelaten de goederen vrijwillig af te geven;

-       op 2 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag tot afgifte gelegd. Tijdens de beslaglegging heeft de ex-partner aan klaagster geen toestemming verleend om zijn woning te betreden. De gerechtsdeurwaarder heeft niet alle goederen waarop het beslag rustte kunnen vinden;

-       bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2016 is de ex-partner van klaagster veroordeeld tot afgifte van roerende zaken aan klaagster en tot betaling van de beslagkosten ad € 1232,77. De kosten zijn nadien bij herstelvonnis gewijzigd;

-       op 14 januari 2016 heeft klaagster haar gemachtigde geïnstrueerd om de gerechtsdeurwaarder op te dragen over te gaan tot beslaglegging op de goederen die nog bij de ex-partner aanwezig waren. Daarbij is aangegeven dat de moeder van klaagster de kosten van het beslag zou voldoen;

-       op 13 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het herstelvonnis aan de ex-partner betekend en bevel gedaan tot afgifte van de goederen;

-       op 16 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op een gedeelte van de goederen;

-       op 7 februari 2017 heeft klaagster haar gemachtigde opnieuw geïnstrueerd om de gerechtsdeurwaarder beslag te laten leggen. Naar aanleiding van deze opdracht heeft de gerechtsdeurwaarder op 15 mei 2017 laten weten dat de leges en de kosten van de derden voor rekening zouden komen van klaagster;

-       op 7 maart 2017 zijn het herstelvonnis en het bevel tot afgifte nogmaals betekend aan de ex-partner;

-       op 20 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op een gedeelte van de goederen en is met de ex-partner afgesproken dat hij foto’s op een memorystick zou afgeven. Hiervoor is hij op 6 juni 2017 nogmaals aangeschreven;

-       op 7 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een memorystick met foto’s ontvangen van de ex-partner;

-       op 2 juli 2018 is het dossier bij de gerechtsdeurwaarder gesloten, is de eindafrekening opgemaakt en is deze naar de gemachtigde van klaagster verzonden. De gemaakte kosten ad € 1549,38, onder andere voor de ingeschakelde derden, zijn voor rekening gekomen van klaagster. De eindafrekening is daarom door haar gemachtigde aan klaagster doorbelast. Deze kosten werden niet gedekt door de aan klaagster afgegeven toevoeging.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     bij de beslagleggingen op haar goederen het vonnis niet goed ten uitvoer heeft gelegd en niet naar haar heeft geluisterd maar naar haar ex-partner. Hierdoor heeft klaagster diverse goederen, waaronder bepaalde voor haar zeer belangrijke foto’s, niet teruggekregen;

b)     bepaalde goederen niet in beslag wilde nemen;

c)     haar advocaat een factuur heeft toegestuurd terwijl de foto’s nog niet zijn verkregen.     

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. Klaagster verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Op grond van de opdrachtovereenkomst rust op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Uit het verweerschrift en de overgelegde producties volgt dat de gerechtsdeurwaarder meermaals heeft getracht de in het verlof, in de beschikking dan wel in het (herstel)vonnis opgenomen goederen van klaagster in beslag te nemen. Het feit dat niet al haar goederen, met name bepaalde naverwante foto’s die op de computer stonden, in de woning van haar ex-partner aanwezig waren althans niet zijn gevonden, kan zij niet aan de gerechtsdeurwaarder verwijten Temeer omdat klaagster zelf aanwezig is geweest bij de beslagleggingen en daarbij aanwijzingen aangaande haar foto’s heeft kunnen geven alsmede zelf heeft mee kunnen zoeken. Hieruit volgt niet dat de gerechtsdeurwaarder niet naar haar aanwijzingen heeft geluisterd. Daarnaast dient de gerechtsdeurwaarder naast de belangen van klaagster ook rekening te houden met de belangen van haar ex-partner. Er is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder het verlof, de beschikking dan wel het (herstel)vonnis onjuist ten uitvoer heeft gelegd dan wel zijn inspanningsverplichting niet naar eer en geweten heeft uitgevoerd. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder geen goederen in beslag kan nemen die niet zijn opgenomen in het verlof, de beschikking of het (herstel)vonnis noch goederen die wegens wet- en regelgeving niet in beslag genomen mogen worden. In dit geval was de gerechtsdeurwaarder niet gerechtigd de computer of de harde schijf hiervan in beslag te nemen zodat op die wijze de foto’s van klaagsters gevonden konden worden. Dat de gerechtsdeurwaarder daarom verzoeken van klaagster daartoe heeft afgewezen, kan zij hem niet verwijten. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter het volgende. De memorystick met foto’s is aan klaagster overhandigd nadat op 7 juni 2017 de ex-partner deze bij de gerechtsdeurwaarder heeft afgegeven. Hiermee is voldaan aan de gegeven opdracht. Blijkens de producties stelt klaagster dat haar ex-partner de foto’s heeft bewerkt maar dit is niet aan de gerechtsdeurwaarder te verwijten. Nadien heeft zij haar gemachtigde niet meer geïnstrueerd om de gerechtsdeurwaarder op te dragen de foto’s te bemachtigen al dan niet met behulp van een IT-deskundige die bestanden of de harde schijf van de computer kon openen

4.5 Aangaande de doorbelaste factuur overweegt de voorzitter dat deze bestaat uit kosten die voor rekening komen van klaagster. Dit betreft met name de gemaakte kosten voor de ingeschakelde derden, zoals het verhuisbedrijf. Gedurende de behandeling van het dossier heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster hierover geïnformeerd. Blijkens de overlegde producties hebben zowel klaagster als haar gemachtigde aangegeven dat zij beide op de hoogte waren van deze kosten. Het verwijt van klaagster treft derhalve geen doel nu zij hierover is geïnformeerd. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster – samengevat – aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder bij het eerste bezoek (beslaglegging) niet alles in werking heeft gesteld om ervoor te zorgen dat klaagster meteen over al haar foto’s op de computer van haar ex-partner kon beschikken. De gerechtsdeurwaarder heeft zich te veel laten leiden door de ex-partner van klaagster, ondanks dat klaagster hem hierop heeft gewezen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. I.M. Nusselder en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.